Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd (deel 2): het FLN start de opstand

In het eerste deel van deze reeks (zie onze krant van vorige maand) schetsten we de koloniale verovering van Algerije door Frankrijk en het ontwaken van het streven naar onafhankelijkheid door de Algerijnse nationale beweging. In 1945 zorgde de koloniale onderdrukking voor diepe ellende. In de periode 1950-54 was de levensverwachting bij de geboorte van de Algerijnse moslimbevolking de helft van die van de Europese bevolking.

door Guy Van Sinoy. Lees hier deel 1

De nationalistische beweging (MNA) verkeerde in crisis. MNA-voorman Messali Hadj stond onder huisarrest en was geïsoleerd van de massa van de militanten. Hij wilde voorzitter voor het leven worden, terwijl de leden van het Centraal Comité van de MNA zich daartegen verzetten. 

1 november 1954

In mei 1954 zette de nederlaag van het Franse leger bij Dien Bien Phu (Indochina) de Algerijnse nationalisten aan tot actie. Om uit de impasse te geraken lanceerde een handvol nationalistische kaders op 1 november 1954 een opstand onder de naam FLN (Front de Libération Nationale). Die dag trof een golf van aanvallen het hele Algerijnse grondgebied (kazernes, opslagplaatsen, brandstofdepots). Daarbij vielen enkele doden onder soldaten, politieagenten maar ook burgers. 

De Franse autoriteiten stuurden de politie en het leger op het FLN af. François Mitterrand, minister van Binnenlandse Zaken, verklaarde: “De enige onderhandeling is oorlog.” De Franse Communistische Partij verklaarde dat zij “vrede” wilde, wat neerkwam op een status quo. De Algerijnse Communistische Partij sloot zich bij het PCF-standpunt aan. 

Terwijl het FLN op het terrein de aanvallen opvoerde, was er op het Franse vasteland een bloedige en dodelijke strijd tussen militanten van het FLN en aanhangers van Messali. Ze bekampten elkaar om de controle over de bijdragen van Algerijnse arbeiders bestemd voor de financiering van de onafhankelijkheidsstrijd. 

Barbaarse koloniale oorlog

Het aantal Algerijnse strijders in de berggebieden van Aurès en Kabylië nam toe van 500 tot 15.000. Het Franse leger stuurde 100.000 soldaten naar Aurès, op een totaal van 1,4 miljoen Franse soldaten (waarvan 1,1 miljoen dienstplichtigen). Onder die soldaten zowel parachutisten die getraind waren in guerrilla-oorlogsvoering als duizenden dienstplichtigen die daar tegen hun zin waren.  Er braken spontane protesten uit onder de dienstplichtigen, maar die bleven geïsoleerd omdat er geen steun kwam van de arbeidersbeweging. In 1956 stemden de socialisten en communisten voor volmachten aan de regering. 

Sommige eenheden van het Franse leger – in het bijzonder de parachutisten – gedroegen zich in Algerije als de SS-divisies in Oost-Europa in de jaren veertig: zuiveringen van de burgerbevolking, martelingen, standrechtelijke executies, bombardementen van dorpen met napalm of kanonnen. In 1957, tijdens de slag om Algiers, werd de effectieve macht overgedragen aan de parachutisten onder bevel van generaal Massu.

Kofferdragers

In Europa ontstonden clandestiene netwerken ter ondersteuning van het FLN. Pacifisten, anarchisten en trotskisten organiseerden deze steun. Sommigen werden ‘kofferdragers’ genoemd omdat ze koffers met geld over de grens smokkelden, het resultaat van de steun die onder FLN-militanten in Frankrijk werd ingezameld. 

In België werd dit netwerk geleid door Pierre Legrève, een militant van de Vierde Internationale. Dit netwerk organiseerde activiteiten ter ondersteuning van de Algerijnse strijd, waaronder een meeting in Brussel met Jean-Paul Sartre waaraan 7.000 mensen deelnamen. Daarnaast organiseerde het clandestiene zendingen naar Algerije en werden FLN-militanten ondergebracht op veilige adressen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie