Juni 1953: arbeidersopstand in de DDR

Uit de archieven van de klassenstrijd.

Enkele maanden na de dood van Stalin (5 maart 1953) hield de regerende Oost-Duitse Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) op 13 en 14 mei een vergadering van haar Centraal Comité. De algemeen-secretaris van de partij, Walter Ulbricht, versterkte er zijn positie binnen het partijapparaat. Het Centraal Comité besliste ook om de arbeidsnormen met 10% te verhogen, wat in feite betekende dat de lonen met hetzelfde percentage werden verlaagd.

door Guy Van Sinoy uit maandblad De Linkse Socialist

Eerste protesten

De eerste protesten tegen de verhoging van de arbeidsnormen begonnen op 16 juni. Op initiatief van de bouwvakkers van de Stalinallee (waarvan 75% lid was van de SED) brak er een demonstratie uit in Oost-Berlijn. Ongeveer veertig metselaars marcheerden naar de regeringszetel om een petitie te overhandigen waarin ze een terugkeer naar de oude normen eisten. Tegen de tijd dat ze aankwamen, waren er al 2000 betogers. Minister Selbmann probeerde de betogers te kalmeren met de volgende woorden: “Kameraden, ik ben ook een arbeider, een communist…” De betogers antwoordden: “Dat zijn jullie niet meer! Wij zijn de echte communisten!”

De staking verspreidt zich als een lopend vuurtje

Tijdens de nacht gingen honderdduizenden arbeiders de straat op in de grote steden: Leipzig, Maagdenburg, Dresden. Grote fabrieken gingen in staking: de Neptun scheepswerf in Rostock, de Zeiss fabrieken in Jena, Lowa in Görlitz, Olympia in Erfurt, Buna in Halle en de locomotieffabrieken in Babelsberg. De arbeiders van de Reichsbahn-Bau-Union kwamen vanuit Velten (21 km van Berlijn!) met 30.000 man naar het Walter-Ulbricht- nStadion, waar ze de omverwerping van de regering bespraken en haar vervanging door een “regering van metaalbewerkers,” met andere woorden een regering naar het model van de oorspronkelijke sovjets (raden).

De arbeiders van de Leuna-fabriek in Merseburg (180 km ten zuidwesten van Berlijn) hadden een heroïsche traditie. Het was een bolwerk van de jonge Duitse Communistische Partij in 1921, een centrum van arbeidersverzet onder Hitler. Toen de staking op 17 juni 1953 uitbrak, grepen de arbeiders de microfoon en gaven ze via de radio instructies over organisatie en verzet. Een delegatie van 1500 arbeiders vertrok naar Berlijn om de beweging te steunen.

Isolatie en repressie

In West-Duitsland kwam er echter geen solidariteitsstaking. De Oost-Duitse arbeiders bleven geïsoleerd. Uit wanhoop bestormden 60.000 betogers de kantoren van de politieke politie, de Stasi. De repressie werd gezamenlijk uitgevoerd door de Oost-Duitse politie (Volkspolizei – VOPO) en de Russische bezettingstroepen. De Sovjet-troepen arresteerden 3000 mensen, de DDR-autoriteiten pakten er 13.000 op.

Ondanks de repressie ging 50% van de stakers in Berlijn op 18 juni niet terug aan het werk. Een colonne Sovjettanks greep in, doodde een vijftigtal betogers en verwondde er nog veel meer. De soldaten schoten immers op de ongewapende stakers. Langs de andere kant werden veertig soldaten van het Rode Leger gedood.

Na de repressie probeerden de stalinistische bureaucraten de arbeiders terug aan de slag te krijgen. Ulbricht trok naar Leuna om de stakers op te roepen om het werk te hervatten. De arbeiders besloten de bijeenkomst te saboteren: slechts 1300 van de 22.000 arbeiders daagden op. Op 23 juni werd er in Leuna nog altijd gestaakt.

Veel arbeiders vertrekken naar West-Duitsland

Bij gebrek aan een politieke oplossing die de Oost-Duitse bureaucratie kon verslaan, zochten veel arbeiders, bedienden en kaders een individuele oplossing in West-Duitsland. Van de 19 miljoen inwoners van de DDR vluchtten er 3 miljoen naar West-Duitsland. Om een einde te maken aan deze uittocht van geschoolde arbeiders besloten de DDR-bureaucraten in 1961 de Berlijnse Muur op te trekken.

Delen:
Printen:
Voorpagina van De Linkse Socialist