Onze mening over een federale kieskring

We kregen een vraag van een lezer naar ons standpunt over een federale kieskring in het kader van een schoolopdracht. De vraag luidde als volgt: “Naar aanleiding van de kwestie rond BHV, zou ik graag weten wat volgens uw partij de voor- en nadelen zijn van een federale kieskring?”Anja Deschoemacker schreef een antwoord op deze vraag.

Door Anja Deschoemacker

Het is een interessante vraag omdat in de media nogal wat zogenaamde voordelen aan de federale kieskring worden verbonden die volgens ons denkbeeldig zijn. Wij zijn de enige partij die zich tegelijk afzet tegen het rechtse Vlaams-nationalisme – dat vandaag de politiek in Vlaanderen domineert bij gebrek aan een linkse arbeiderspartij die een reële tegenpool zou kunnen vormen – en toch geen voorstander is van een federale kieskring.

Hét voordeel dat het meest naar voor geschoven wordt, is dat een federale kieskring opnieuw één politieke ruimte zou creëren, waarbij Vlaamse partijen ook rekening zouden moeten houden met Franstalige kiezers en omgekeerd. Wij denken dat dit een illusie is. Het is correct dat de volledig gescheiden politieke structuren politici in een keurslijf duwen waardoor ze zich als de vertegenwoordigers van hun eigen gemeenschap/gewest opstellen. Zij vechten dan voor meer bevoegdheden voor hun niveau, wat op zijn beurt leidt tot een toename van de druk op lokale politici om zich regionalistisch op te stellen.

Maar je kunt de geschiedenis niet zomaar terugdraaien, hoewel peilingen aangeven dat zij die nostalgisch zijn naar het unitaire België meestal een grotere groep uitmaken dan zij die een splitsing van België willen. In de huidige situatie zou een federale kieskring niet tot gevolg hebben dat je terug meer nationale reflexen krijgt omdat de Vlaamse partijen de federale kieskring zouden gebruiken om hun meerderheid te doen gelden. Al snel, vrezen wij, zou een federale kieskring leiden tot een harde strijd omdat de Franstaligen zich altijd in de minderheid zouden bevinden (de kleine Duitstalige Gemeenschap verdwijnt zelfs totaal in zo’n constructie). Nu reeds zien we in de rand rond Brussel dat de Vlaamse burgemeesters er alles aan doen – ook met de meest ondemocratische maatregelen – om het recht van de meerderheid te doen gelden en de minderheid alle rechten te ontzeggen. In een pak gemeenten in de rand zijn er geen verkiezingsborden beschikbaar, zodoende kunnen Franstalige partijen er niet plakken. Dit soort pesterijen zou enkel toenemen – in feite zou het het geruzie in BHV uitbreiden naar heel België.

In het algemeen denken wij dat er geen puur institutionele “oplossingen” bestaan om de simpele reden dat de problemen niet institutioneel zijn. Laat mij een aantal voorbeelden geven.

Gezondheidszorg

Als Nederlandstalige in Brussel is het helemaal niet evident dat je bij opname in een ziekenhuis in je eigen taal verzorgd wordt. Dat is het ook niet voor die meer dan 100 anderstalige gemeenschappen die in Brussel leven – in Brussel heeft naar schatting iets meer dan de helft van de bevolking noch het Frans noch het Nederlands als moedertaal. Nu moet het personeel het maar oplossen. Het is niet zeldzaam dat bijvoorbeeld de Marokkaanse kuisvrouw gevraagd wordt onbetaald vertaler te spelen voor patiënten en dokters. Meer formele oplossingen dringen zich op. Je kunt het recht van eenieder op een degelijke gezondheidszorg niet overlaten aan de goedwil van wie toevallig aanwezig is. En in Vlaanderen en Wallonië is het hetzelfde liedje. Als je als Franstalige bijvoorbeeld onderweg naar huis in Brussel bent en je krijgt een ongeluk in Vlaanderen, zul je in veel gevallen naar een verzorging in je eigen taal kunnen fluiten. Idem voor de Nederlandstalige die in Wallonië een ongeluk krijgt.

Wij verdedigen het recht op degelijke gezondheidszorg en we eisen dus ook middelen om dat recht te verzekeren, met o.a. taalcursussen voor het personeel (tijdens de werkuren, uiteraard met doorbetaling van het loon en op vrijwillige basis).

Onderwijs

Als niet-Nederlandstalige in Brussel is het recht op degelijk onderwijs allesbehalve verzekerd. Ondanks het feit dat ook het Nederlandstalig onderwijs geconfronteerd wordt met onderfinanciering, is dat nog veel meer het geval voor het Franstalig onderwijs in Brussel. Schoolgebouwen in een belabberde staat, veel te grote klassen waar de zwakste leerlingen bijna automatisch door de mazen van het net vallen, overwerkte leerkrachten,…

Het zijn zaken die in hun huidige vorm kinderen het recht op degelijk onderwijs ontkennen. Veel ouders – Franstaligen of mensen uit de diverse migrantengemeenschappen – kijken dan ook uit naar het Nederlandstalig onderwijs dat een goede reputatie geniet. De druk op de arbeidsmarkt voor meertaligheid speelt daarin ook een rol. Maar nu er plaatstekort blijkt te ontstaan in alle onderwijsstructuren in Brussel en er investeringen in nieuwe scholenbouw moeten komen, geeft de Vlaams gemeenschap niet thuis. “Ja, er komen veel kinderen bij, maar die zijn toch geen onderdeel van de Vlaamse Gemeenschap”, zegt de Vlaamse minister van Onderwijs (P. Smet, SP.A) dan doodleuk. Dit kan volgens ons niet! Wij denken dat alle onderwijs in Brussel tweetalig moet zijn (en verder kansen moet bieden voor een derde en een vierde taal voor jongeren die dat willen) en open moet staan voor alle leerlingen. Alle leerlingen moeten, ongeacht hun nationale achtergrond, thuistaal en/of religie, recht hebben op degelijk openbaar onderwijs. In taalgemengde gebieden moeten de politieke overheden rekening houden met de taalverhoudingen om dat recht te verzekeren – indien dat niet gebeurt, hebben we steeds meer te maken met pure discriminatie op grond van taal. Uiteraard moeten dan veel meer middelen naar het onderwijs gaan.

Om het samenleven te bevorderen en spanningen tussen de verschillende gemeenschappen te vermijden, denken wij dat aan alle minderheden, waar zij ze ook mogen bevinden, fundamentele rechten moeten worden geboden. De wederzijdse pesterijen en spierballengerol moeten stoppen en overheden op alle niveau’s moeten gedwongen worden minderheden te respecteren. We spreken over het recht op wonen, het recht op werk en diensten,… in je eigen taal. Zolang die rechten niet zijn verzekerd, zal er strijd zijn en zullen de spanningen regelmatig hoog oplopen.

Om die rechten te verzekeren, moeten middelen voorzien worden. Maar geen enkele in het parlement vertegenwoordigde politieke partij is bereid de strijd voor die middelen te voeren. Als de banken het moeilijk hebben, staan de traditionele partijen onmiddellijk klaar met het geld van de belastingbetaler om in te springen. Als de nochtans in de grondwet voorziene rechten van de meerderheid van de bevolking in het gedrang komen – zoals recht op een woning, op werk, op gezondheidszorg, onderwijs etc – blijkt er echter nooit geld te zijn. Integendeel zelfs, de schulden die gemaakt zijn voor de bankiers moeten nu opgehoest worden door opnieuw te gaan knippen in al die diensten en opnieuw aan de grote meerderheid van werkenden en uitkeringsgerechtigden te vragen de broeksriem aan te trekken.

Volgens ons kan de ontwikkeling van nationalisme/regionalisme aan beide zijden van de taalgrens enkel tegengegaan worden door een beweging en een partij die in staat is de grote meerderheid van loontrekkende en armen te verenigen voor een strijd tegen het leegzuigen van onze rijkdom door een reeds zeer rijke elite. Als via de notionele intrest 4 miljard euro per jaar aan de bedrijven wordt geschonken, kan het niet gebruikt worden om alle noden te lenigen. Met nog niet een vierde hiervan – 900 miljoen euro – zouden alle pensioenen in België kunnen opgetrokken worden tot boven de armoedegrens. Alle partijen die in het parlement vertegenwoordigd zijn, blijven echter achter de idee staan dat als de rijken het goed doen, die rijkdom dan uiteindelijk ook wel zal neerdruppelen naar de “lagere” delen van de samenleving.

De laatste 20 jaar bewijzen volgens ons echter tenvolle dat dit gewoon niet waar is: de grote massa van loon- en uitkeringstrekkers krijgen allemaal samen een steeds kleiner deel van de koek – 80% van de bevolking krijgt zo niet eens meer de helft van de jaarlijkse inkomens! De Belgische overheidsschuld is enorm, 340 miljard euro, maar daartegenover staat dat de 10% rijksten in België intussen al een totaal vermogen van 843 miljard euro vermogen hebben opgestapeld. Het vermogen van de 1% rijksten is groter dan dat van de armste 60%.

LSP/PSL werkt dan ook mee aan alle initiatieven die een nieuwe arbeiderspartij kunnen doen ontwikkelen. Vandaag bevindt de meerderheid van de bevolking, zowel in Vlaanderen, Wallonië als Brussel en de Duitstalige Gemeenschap, zich in een situatie van politieke dakloosheid. Hun ongenoegen en hun protest tegen de huidige gang van zaken wordt dan ook gewoon niet gehoord. Een partij die de rechten van alle werkenden en uitkeringsgerechtigden verdedigt met hetzelfde vuur als de huidige partijen de belangen van de rijke elite verdedigen, kan Vlaamse, Waalse, Brusselse en Duitstalige arbeiders en armen – van binnen- of buitenlandse oorsprong – verenigen in die strijd en een antwoord bieden op de verdeeldheid die vandaag ten top wordt gedreven door een voortdurende nationalistische propaganda. Ze kan banden creëren met hun collega’s in andere Europese landen en die strijd ook op Europees en op internationaal vlak voeren.

Dit is volgens ons de enige uitweg die op termijn de zaken kan doen keren en de ontwikkeling van de kloof tussen arme en rijk kan terugschroeven. De rijke elite zal haar positie echter met alle mogelijke middelen verdedigen en er alles aan doen om te vermijden dat in haar rijkdom geknipt wordt. Als ze door een sterke beweging gedwongen wordt toegevingen te doen, zal ze dat op een ander moment, als de druk afneemt, terug afnemen. Volgens ons kan een fundamentele verandering dan ook enkel verkregen worden door die rijke elite haar macht te ontnemen, namelijk haar controle over die middelen die nodig zijn om de productie te verzekeren. LSP vecht dan ook voor een socialistische samenleving, waarin de economie democratisch gepland wordt in functie van de behoeften van de meerderheid van de bevolking en niet in functie van de winsten van enkelen, zoals het nu gaat.

Je zult wel denken dat ik een zeer lange omweg heb gemaakt, maar het is volgens ons onmogelijk om die ene maatregel – de federale kieskring – los te koppelen van de omgeving waarin die maatregel wordt voorgesteld. In een periode van economische bloei zou een federale kieskring – naast het verzekeren van de behoeften van de bevolking ongeacht hun taal, sekse, godsdienst, nationale afkomst,… – wel het beoogde doel kunnen bereiken en mensen kunnen samenbrengen voor een debat over hoe we alle regio’s het best kunnen ontwikkelen. In een periode van crisis waarin steeds meer tekorten zich opstapelen, zal echter de strijd voor wie van de aanwezige middelen gebruik kan maken echter steeds opnieuw oplaaien. Voor ons is de oplossing echter niet te vinden in de strijd van Vlamingen vs Walen en Brusselaars, maar in de strijd van de werkende bevolking, die alle rijkdom produceert, tegen zij die steeds meer alle rijkdom opstapelen in handen van een steeds kleiner wordende minderheid.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie