PS-voorzitter Paul Magnette kondigde dit weekend in de zakenkrant L’Echo aan dat zijn partij een bocht neemt rond het betogingsverbod. Een wetsvoorstel van voormalig Justitieminister Van Quickenborne wilde beperkingen opleggen aan dat betogingsrecht. Dit was zogenaamd gericht tegen relschoppers, maar het zette de deur open voor nog meer repressieve beperkingen van het actierecht. Er waren heel wat juridische opmerkingen bij het voorstel, maar er was vooral ook veel sociaal protest. Een maand geleden waren we nog met ruim 10.000 betogers in Brussel. Dat was een pak meer dan verwacht.
Naar aanleiding van die betoging merkte ABVV-voorzitter Bodson op dat er een “voor en een na” zou zijn in de relaties met de sociaaldemocratie en de groenen indien zij het wetsvoorstel zouden goedkeuren. Eigenlijk hadden ze het al goedgekeurd in de schoot van de regering. Nu komt Magnette daarop terug, gevolgd door Ecolo. Langs Nederlandstalige kant blijven Vooruit en Groen voorlopig zwijgen. MR-stokebrand Georges-Louis Bouchez is uiteraard niet te spreken over de bocht van de PS en dreigt ermee andere akkoorden in de regering op te zeggen.
Het wetsontwerp wilde een “rechterlijk verbod om deel te nemen aan protestbijeenkomsten” invoeren. Dit verbod zou gelden voor ‘relschoppers’, maar de vraag is natuurlijk hoe breed dit zou toegepast worden. Alle politici repten zich om te zeggen dat het niet tegen vreedzame vakbondsacties zou ingezet worden, maar dat werd destijds ook gezegd over andere bepalingen (zoals de ‘kwaadwillige belemmering van het verkeer’ bij een stakerspost, wat de afgelopen jaren meermaals gebruikt is om vakbondsverantwoordelijken te veroordelen).
Protest tegen een betogingsverbod betekent natuurlijk niet het goedpraten van relschoppers. Als vandalisme vervolgd wordt, moet dit gebeuren wegens het vandalisme en niet wegens de context waarin het plaatsvond. Door vandalisme en andere gedragingen te linken aan collectieve acties, worden die laatste verdacht gemaakt en aan banden gelegd.
Verder zijn er heel wat praktische bedenkingen: moet een organisator van een protestactie voortaan controleren wie er allemaal aanwezig is en nagaan of er niemand op een ‘zwarte lijst’ staat? Hoe kan je überhaupt iedereen controleren op een vakbondsbetoging met pakweg 100.000 aanwezigen?
Het wetsvoorstel kwam er tegen de achtergrond van een beleid dat tekorten op alle vlakken organiseert. In deze situatie is het geen toeval dat het recht op protest aan banden wordt gelegd. Van de zorg over het onderwijs en het openbaar vervoer: op alle vlakken rammelt het. Protest is meer dan nodig. Dat lijken de traditionele politici ook te vrezen, vandaar het versterken van het repressieve arsenaal.
Het protest van vakbonden en andere organisaties was breed gedragen. De betoging van 5 oktober toonde dit aan en verhoogde de druk op de politici die eerder met het voorstel hadden ingestemd. Als de PS en Ecolo vandaag een bocht maken, heeft dit ongetwijfeld met het toenemende protest te maken. Dat zou voor de vakbonden een reden moeten zijn om het protest niet te stoppen. Er zijn de kwesties van eenzijdige verzoekschriften tegen stakersposten, de inbreuken op het stakings- en actierecht bij Delhaize, de vervolging van activisten van Greenpeace wegens een protestactie in de haven van Zeebrugge … De afgelopen jaren werd het stakingsrecht bij het openbaar vervoer beperkt. Er zijn strenge regels ingevoerd om bij het spoor een staking te kunnen uitroepen. Bovendien moet elk personeelslid op voorhand aangeven of het al dan niet staakt, waarna de directie een alternatieve dienstregeling opmaakt.
Ook bij De Lijn is het stakingsrecht beperkt. De beperkingen gaan hand in hand met een jarenlange verrottingsstrategie door de regeringen. Zelfs de directie van De Lijn moet dat vandaag openlijk verklaren. Bij het spoor is het niet anders. Het aantal reizigers is fors toegenomen, het aantal personeelsleden is fel gedaald (met uitzondering van het aantal directeurs). Er is een combinatie van aanvallen op dienstverlening en personeel enerzijds en beperkingen van het protest daartegen anderzijds. Wie dat verband niet ziet, vergist zich danig. Dat is wat Stefan Stynen van TreinTramBus in een opiniestuk in De Standaard vandaag doet. Hij stelt terecht dat openbaar vervoer een essentiële dienst is, maar beweert dat “wilde stakingen het recht op mobiliteit van reizigers schenden.” De dienstverlening vandaag is niet bedreigd door het protest tegen de verrottingsstrategie, maar door het gebrek aan middelen voor openbaar vervoer. Actiedagen voor koopkracht en andere algemene eisen zijn ook essentieel in het kader van respect voor het essentieel personeel van het openbaar vervoer. Het gevoerde beleid leidt tot frustraties bij reizigers en personeel. De oorzaak ervan moet niet bij het personeel gezocht worden, maar bij het beleid.
De bocht van de PS en Ecolo rond het betogingsverbod is positief. Het verwijst het betogingsverbod naar de prullenmand. Strijd loont! Maar we zijn er nog niet. Deze eerste stap kan aangegrepen worden voor een breed offensief om het recht op collectieve actie te verdedigen. Dat kan bijvoorbeeld met grote mobilisaties als deurwaarders ingezet worden of nog met solidariteitsacties als er gestaakt wordt in sectoren waar het stakingsrecht aan banden is gelegd, zoals bij het spoor waar er vanaf dinsdagavond een 48-urenstaking is.