De academische instanties en studentenorganisaties voeren een heksenjacht op Palestijnse studenten en tegenstanders van de oorlog. Leden van de Socialistische Strijdbeweging (ISA in Israël-Palestina) hebben samen met de organisatie Academici voor Gelijkheid een protestbrief opgesteld tegen de vervolging van studenten en docenten. We roepen op tot georganiseerde strijd tegen deze repressie en voor het stoppen van de oorlog.
Door AV en TK (Socialistische Strijdbeweging, ISA in Israël-Palestina)
De oorlogscrisis – van het gruwelijke bloedbad in het zuiden van het land tot de bombardementen in Gaza en de dreiging van een bredere militaire escalatie in de regio – heeft een schok met verdriet en angst teweeggebracht. De nationale kloof binnen de gebieden van 1948 is enorm verdiept. Dit komt tot uiting op sociale media, waar er een opbod van nationalistische ophitsing is.
In deze context spelen de directies van academische instellingen en de leiders van verschillende studentenverenigingen momenteel een destructieve rol door een nationalistische heksenjacht aan te wakkeren. Vanuit hun politieke steun voor de militaire operaties onder leiding van de regering, rechtvaardigen ze op cynische en demagogische wijze een agressieve vervolging van studenten en docenten op basis van nationaliteit of verzet tegen de oorlog en nationale onderdrukking. Dit wordt voorgesteld als ‘vechten tegen terrorisme’.
Er zijn al honderden studenten en docenten op controlelijsten geplaatst. Dit doet denken aan de methoden van McCarthy in de VS tegen de linkerzijde. De eerste doelwitten zijn mensen van Arabisch-Palestijnse afkomst, maar er wordt meer algemeen geprobeerd om kritiek het zwijgen op te leggen. Kritiek op de realiteit van nationale onderdrukking en een door de regering geleide wraakactie waarbij een recordaantal slachtoffers valt in de Gazastrook, waaronder honderden kinderen en baby’s, wordt op die manier bestreden. De organisatoren van de oorlogszuchtige heksenjacht hebben een politieke agenda: het aanwakker van een nationale ‘verdeel-en-heers’ politiek en uiteindelijk het bestendigen van de onderliggende oorzaken van de oorlog.
Al op de tweede dag van de oorlog en het bloedbad in Zuid-Israël stuurde de rector van de universiteit van Haifa, Gur Alroey, een brief naar vier Palestijnse studenten en nadien nog eens twee anderen waarin hen meegedeeld werd dat ze meteen geschorst waren en uit de studentenhuisvesting van de universiteit weg moesten. Alroey stond nochtans bekend als iemand die om politieke redenen weigerde als reservist te dienen voor een regering “die van Israël een ondemocratisch land maakt.” De rector stelde dat de studenten berichten hadden gepubliceerd die “duidelijk steun betuigen aan het terrorisme van Hamas en de moord op onschuldigen.”
Als reactie hierop kwam er kritiek door 25 docenten die de beslissing willekeurig noemden. Ze vroegen de rector welk feitenonderzoek hij had gedaan om zo snel tot een conclusie te komen met een agressieve schorsing en uitzetting, terwijl de studenten niet eens het recht hadden om hun versie van de feiten te brengen.
Het optreden van de rector goot olie op het vuur en moedigde extreem-nationalistische studenten op verschillende campussen aan. Zij begonnen lijsten aan te leggen van studenten die volgens hen ‘de vijand steunen’ op sociale media. Er kwam druk op studentenverenigingen en directies om de politieke heksenjacht formeel te leiden. Bestuurders van universiteiten gingen daarop in en publiceerden brieven waarin ze studenten oproepen om de sociale media van hun medestudenten in de gaten te houden en elke uiting van ‘steun aan de vijand’ te melden.
Leiding van studentenvakbond steunt de vervolging
De leiding van de studentenvakbond rond de rechtse activist Elhanan Fellheimer speelt een actieve rol in de campagne van politieke vervolging. Eerder liet de studentenvakbond de studenten in de kou tijdens de ernstige economische crisis.
De studentenvakbond publiceerde een bericht om de vervolging aan te moedigen. Dit bericht werd duizenden keren gedeeld. Er stonden vijf voorbeelden bij van berichten op sociale media die worden beschouwd als ‘ondersteuning van terrorisme’. In geen van die berichten werd concreet steun betuigd aan een terreuraanslag of werd steun betuigd aan het kwetsen van burgers. Sommige berichten zijn uitdrukkelijk gericht tegen het kwetsen van baby’s en andere onschuldige burgers. Een ander bericht was toegevoegd omdat er een Palestijnse vlag op te zien was.
De studentenvakbond aan de universiteit van Haifa erkende dit publiekelijk: “De lat ligt lager dan ooit en we veroordelen elk gedrag dat kan worden geïnterpreteerd als een gedrag dat de Palestijnse natie aanmoedigt en terrorisme steunt. De vrijheid van meningsuiting is naar onze mening in deze periode minder belangrijk.” Rechts is bereid om elk excuus te gebruiken voor een nationalistische heksenjacht die elke kritiek op de oorlog het zwijgen oplegt. Zelfs de minste empathie met het lijden van de belegerde massa’s in Gaza terwijl ze gebombardeerd worden door de Israëlische staat, wordt als verdacht bestempeld.
Studentenvakbonden zijn bedoeld om studenten te vertegenwoordigen en hun rechten te beschermen. Het is erg dat ze actief deelnemen aan het leiden van een politieke vervolgingscampagne en studenten aanmoedigen om hun medestudenten te rapporteren. De heksenjacht is in de eerste plaats gericht op Palestijnse studenten. Joodse rechtse activisten promoten de eis om Palestijnse studenten te onderwerpen aan “loyaliteitstest”: als ze de oorlog in Gaza niet actief steunen, worden ze geclassificeerd als ‘aanhangers van terrorisme’.
Racistische ophitsing
Ondertussen hebben sommige Joodse studenten opgeroepen om Gaza, waar meer dan 2 miljoen mensen wonen, ‘plat te gooien’. Dit is in wezen een oproep tot acties van staatsterreur, waaronder collectieve bestraffing en massaslachting. Geen enkele academische instelling of studentenvereniging ondernam stappen tegen deze ophitsende stemmen.
Aan de Ben-Gurion Universiteit wijst het bestuur actief elke verantwoordelijkheid af voor racistische ophitsing op met de universiteit verbonden Facebookgroepen – zoals werd onthuld door Wattan Madi, een politieke activiste van “Hadash/al-Jabha” en gemeenteraadskandidate in Arraba. Ze werd opgehitst door rechtse activisten die beweerden dat ze een aanhanger van terrorisme was – in reactie op een post die ze publiceerde over een verkiezingsbijeenkomst van Hadash, nog voor de oorlog. Vorig jaar werd Madi het doelwit van een disciplinaire procedure onder druk van extreemrechts, alleen omdat ze een gedicht voorlas van de gerespecteerde Palestijnse dichter Mahmoud Darwish tijdens een Nakba herdenking.
De heksenjacht volgt dus op jaren van politieke vervolging van Palestijnse studenten. Madi’s zaak is slechts één voorbeeld van intimidatie en opruiing tegen Nakba herdenkingen aan universiteiten. Zelfs routinematige activiteiten op de campus worden steeds meer betwist. Vorig academische jaar werd een Arabische boekenbeurs geannuleerd door het bestuur van de universiteit van Tel Aviv.
Jarenlang hebben academische instellingen racistische en extreemrechtse elementen vrij spel gegeven op de campus. Dit geeft hen nu een duwtje in de rug om een verregaande politieke vervolgingscampagne te voeren, met als doel paniek en angst aan te wakkeren en een sfeer van toezicht en monddood maken te creëren. Het beleid van schorsing zonder onderzoek houdt een vermoeden van schuld in, tenzij het tegendeel bewezen is, wat rechtse activisten ook aanmoedigt om oude berichten te rapporteren en zelfs valse berichten te gebruiken om een ‘bewijs’ in kaart te zetten.
Academische directies gedragen zich hypocriet en racistisch. Het is ook duidelijk dat de heksenjacht niet stopt bij studenten. De jongerenafdeling van Likoed in Haifa bijvoorbeeld publiceerde een lijst van namen van personeelsleden die kritiek hadden geuit op de rector en riep op tot hun ontslag. Dit fenomeen stopt niet bij de academische wereld. Deze week nog kondigde de Israëlische minister van Communicatie, Shlomo Karhi, aan dat hij een aantal noodverordeningen wil die hem in staat moeten stellen burgers op te sluiten als ze berichten plaatsen die “het nationale moreel schaden.” De minister wil ook een verbod op Al Jazeera.
Organiseren tegen ‘verdeel en heers’ en voor een einde aan de oorlog
De politieke vervolgingen op de campussen zullen leiden tot meer racisme en discriminatie. Ze bedreigen de persoonlijke veiligheid en zekerheid van studenten, die steeds gecontroleerd worden. De vrije meningsuiting die nodig is voor academische activiteiten wordt ondergraven.
Zelfs de ‘Alliantie van Academici voor Israëlische Democratie’, een organisatie van de Israëlische democratische protestbeweging die de afgelopen dagen een scherpe bocht naar rechts maakte, erkende dit en publiceerde een verklaring tegen het volgen en controleren van studenten via sociale media.
Tegen de achtergrond van de verschrikkingen van de oorlog is het vooral belangrijk dat studenten en personeelsleden een duidelijk standpunt innemen tegen racisme en de heksenjacht, en dat ze erop staan dat ze het recht hebben om de regering te bekritiseren, samen met het recht om zich tegen de oorlog te verzetten.
Als eerste stap hebben leden van de Socialistische Strijdbeweging op de campus een protestbrief tegen politieke vervolging opgesteld, die vorige week maandag (16.10) door honderden mensen werd ondertekend en nadien verstuurd werd naar de Raad voor Hoger Onderwijs in Israël. Dit gebeurde in samenwerking met Academici voor Gelijkheid, een organisatie die ongeveer 800 personeelsleden vertegenwoordigt en die, samen met het Adalah Legal Centre, een hulplijn heeft opgezet voor studenten die politiek worden vervolgd of raciaal zijn gediscrimineerd.
Slechts een paar uur nadat de brief was verspreid, ontvingen we een reactie van het hoofd van de nationale studentenvakbond, die lid is van de Raad voor het Hoger Onderwijs. Fellheimer, die er consequent voor kiest om fondsen van de vakbond te investeren in het monddood maken van anti-regeringsstandpunten, gebruikte in zijn brief cynisch de herinnering aan de slachtoffers van het gruwelijke bloedbad in Zuid-Israël om niet te moeten antwoorden op de argumenten rond de zogenaamde voorbeelden van ‘steun aan terrorisme’ van de studentenvakbond.
In zijn antwoord beweerde hij dat vrijheid van meningsuiting “niet kan veranderen in vrijheid van opruiing,” waarbij hij uiteraard niets zei over de racistische en nationalistische opruiing door Joods-Israëliërs op sociale media, inclusief de commentaren die in reactie op de aankondiging van de vakbond werden geplaatst.
Daarnaast zette Fellheimer zich in om het verbod op het gebruik van de Palestijnse vlag te promoten. Dit verbod werd fel bestreden door de directies van academische instellingen tijdens de massabeweging tegen de justitiële hervorming, omdat het werd gezien als een “poging om van het universiteitsbestuur politieagenten, rechters en zelfs beulen te maken voor overtredingen die niets met de academische wereld te maken hebben.”
Om zich hiertegen te verzetten is het cruciaal dat studenten, docenten, onderzoekers en al wie op de campus werkt, zich organiseren tegen politieke vervolging en de oorlog. Daartoe moeten we bijeenkomsten organiseren om concreet de volgende stappen van de strijd te bespreken, waaronder het uitoefenen van druk op de vakbonden om het einde van de heksenjacht te eisen, en een oproep aan de vakbonden van academisch personeel om hun leden en andere werknemers en studenten te beschermen, ook specifiek tegen nationalistische politieke vervolging.
Tegenover de heksenjacht, extreemrechts en het uitbuiten van de gruwelen van de oorlog om een repressieve politieke agenda te bevorderen, moeten degenen die bezwaar maken tegen de oorlog en politieke vervolging zich duidelijk en luidkeels organiseren.