‘De geëngageerde burger’ – Flauwe poging van liberalen om zichzelf heruit te vinden

Als het sympathieke ruimtewezen ET vandaag met zijn iphone naar huis zou skypen, lijkt ons de kans reëel dat de liberale voorzitster Gwendolyn Rutten in zijn netwerk zit. Bij lectuur van haar boekje ‘De geëngageerde burger’ vroegen we ons immers meermaals af van welke planeet de auteur ervan kwam. Als Open Vld het hiermee moet doen, zullen ze niet ver springen.

Geert Cool

Een jaar voor de verkiezingen lijkt het alsof iedere zichzelf respecterende partijvoorzitter een boek schrijft of laat schrijven. SP.a maakte er zelfs een ‘ideologisch manifest’ van dat in de plaats moest komen van het Charter van Quaregnon – niet dat we verwachten dat iemand van de SP.a-top dat charter nog echt kende laat staan onderschreef. Bij CD&V zocht Wouter Beke het “Moedige midden” op. De titel doet een flauwe aflevering van Suske&Wiske verwachten – Beke heeft zelf natuurlijk enige ervaring met het stripwezen, een tijdje terug stond hij centraal in de strip ‘De christendemocratische superheld Beke’ in Humo.

En nu is er ook Gwendolyn Rutten die een nieuwe geloofsbelijdenis heeft opgemaakt. Voor een liberaal lijkt het ons niet eenvoudig om na vijf jaar van kapitalistische crisis een evaluatie op te maken, laat staan een programma. Positief als we zijn, willen we dan ook met een compliment beginnen. Het optimisme van mevrouw Rutten is enorm. Haar systeem krijgt klappen, haar partij eveneens, maar Rutten blijft lachen. Meer zelfs, ze staat klaar om bij de volgende verkiezingen een nieuwe klap te incasseren. “De belangrijkste vraag vandaag is niet hoeveel kiezers we hebben of hoeveel procent van de stemmen wij halen”, merkt ze nu al op. Neen, het belangrijkste is het ‘liberale verhaal’.

Van waar kwam de huidige crisis? Dat lijkt ons geen onbelangrijke vraag voor al wie vandaag een politiek standpunt inneemt. Rutten begint niet met een analyse van wat fout liep, maar wel van hoe we uit de crisis kunnen geraken. Zonder voorafgaande analyse is het gemakkelijker om ‘antwoorden’ te bieden, het laat immers toe om in algemeenheden te spreken. “Een crisis die zichzelf bestendigt en versterkt, is geen crisis meer. Dat is een depressie. In die spiraal zitten wij vandaag gevangen. Uit die spiraal kunnen we ons opnieuw bevrijden. Als we willen.”

De mogelijke opmerking dat de erkenning dat de huidige crisis zichzelf bestendigt, een kritiek zou zijn op het harde besparingsbeleid wordt verder in het boek voldoende weerlegt. Het centrale liberale idee om uit de crisis te geraken, zit in het laatste zinnetje: “als we willen”. De Griekse, Cypriotische, Spaanse, Portugese, Ierse,… bevolkingen hebben het met andere woorden aan zichzelf te danken. Ze hadden maar uit de crisis moeten willen geraken.

Want uiteraard is de uitweg uit de crisis een individueel gegeven. “Een vonk in elk van ons, één ogenblik van verzamelde moed, kracht en optimisme om mee te stappen in de verandering en de draad van de vooruitgang opnieuw op te pikken,” predikt Rutten. Niet dat ze overal op een pastoorsachtige wijze uitpakt, wat verder in het boek komt de ware liberale aard al gauw terug boven. De crisis is immers een ‘opportuniteit’ waarbij er sprake is van de ‘creative destruction’ van Schumpeter. Voor de liberalen is de crisis vooral een opportuniteit om te pleiten voor nog hardere besparingen en de afbraak van de welvaartstaat.

Om die sociale afbraak goed te praten, heeft Rutten een nieuw argument gevonden. Ze noemt het de “geëngageerde burger”, de titel van haar boek en eerder ook van een PS-campagne (maar dat lijkt Rutten niet te weten). Als de overheid in gebreke blijft, dan nemen mensen zelf initiatief. Dus waarom zou de overheid nog initiatieven nemen? Laat het de burgers maar doen. We plakken er de term ‘democratie 2.0’ op en klaar is kees. Kunnen we beginnen aan het echte werk: de afbraak van de sociale zekerheid, de arbeids- en loonsvoorwaarden.

De sociale zekerheid is immers te uitgebreid waardoor we niet meer weten met wie we solidair zijn. “Wij bijdraagt, vervreemdt van wie ontvangt. Solidair ben je al lang niet meer met elkaar, maar met ‘die mensen’. De anonieme Waal, Griek of vreemdeling.” In plaats van zo’n log orgaan, grijpt Rutten terug naar een veel moderner concept: de terugkeer van het 19de eeuwse liefdadigheidsstelsel. Uiteraard wordt het zo niet benoemd, maar hoe kan je het anders omschrijven als iedere vorm van sociale bescherming afhankelijk wordt gemaakt van mecenassen die als ‘geëngageerde burger’ een aalmoes geven als de overheid in gebreke blijft?

Meer nog, de overheid zou zelf stappen achteruit moeten zetten. “Vandaag nemen de overheid en semioverheid een té dominante plaats in. Dat maakt heel wat vrij engagement kapot. Ook in zogenaamde ‘zachte sectoren’, waar we de komende decennia nochtans heel veel helpende handen kunnen gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan de kinderopvang of de ouderenzorg.” De zorgmultinationals zullen het graag lezen.

Winsthonger in de zorgsector is geen populair thema voor de liberalen. Dat weet Rutten en dus wil ze de critici van antwoord dienen. “Tegenstanders zullen zwaaien met horrorverhalen over winstmaximalisatie waarvan de zwaksten de eerste slachtoffers zijn. Ze spelen daarmee in op de primaire angst en emotie in elk van ons, terwijl ze eigenlijk uit zijn op controle en afhankelijkheid”. En dan gaat nu een verdediging van de private zorgbedrijven komen, zou je denken. Maar neen, de kritiek blijft beperkt tot de stelling dat ook de publieke sector fouten maakt.

Als de ‘geëngageerde burger’ dan toch centraal staat, zou je denken dat de organisaties waartoe die burger behoort een glansrijke rol spelen in het liberale verhaal. De grootste verenigingen, de vakbonden, moeten daar alvast niet op rekenen. “Misschien is er wel nood aan andere vakbonden die niet zozeer opkomen voor de verworven rechten van werklozen en (brug)gepensioneerden, maar vooral inzetten op het activeren van jongeren en het stimuleren van werkenden.” Bovendien worden de bonden “ouderwetse structuren” verweten. Het soort vakbond dat Rutten wil, is er een die de belangen van de werkgevers verdedigt. Deze ‘vakbonden’ bestaan overigens al, ze heten Unizo en Voka.

Geheel ontdaan van de oude links-rechts tegenstelling komt Rutten pas echt goed op dreef als het over de vakbonden gaat. “Ze blijven zitten op het eigen grote gelijk” en als de sociale partners geen akkoorden meer kunnen sluiten, heeft het overlegmodel geen bestaansreden meer. Ook dat biedt voor de eeuwig optimistische Rutten nieuwe kansen. De overheid kan er gebruik van maken om de index en het stakingsrecht “bespreekbaar te maken”… Een correctere formulering zou zijn: ‘om de afschaffing van de index en het stakingsrecht op te leggen’. En nu er toch enkele harde noten gekraakt worden, kan de loonvorming meteen volledig geïndividualiseerd worden. “Loonvorming is steeds minder een collectief verhaal”, stelt Rutten. Pleit ook zij net als haar liberale collega’s van N-VA voor het einde van CAO’s en andere collectieve overeenkomsten?

Nochtans erkent Rutten wat verder: “In de 21ste eeuw is intelligentie collectief en cumulatief”. Samenwerking en solidariteit leiden tot een hoger niveau van kennis en tot meer mogelijkheden, zo moet Rutten erkennen als het over technologische ontwikkelingen gaat. Waarom dit niet zou opgaan voor menselijke verhoudingen, legt ze niet uit. Aan liberale heilige huisjes wordt immers niet geraakt.

Daarmee kunnen we overgaan tot het tweede stokpaardje van de liberalen. Niet alleen moeten collectieve verhoudingen geïndividualiseerd worden, de overheid moet ook flink afslanken. De crisis is volgens Rutten het resultaat van een “ongebreideld manisch-depressief turbokapitalisme”. Daarmee bedoelt ze: “De voorbije decennia hebben we economische groei afgekocht in ruil voor instabiliteit, en de munteenheid waarmee we die ruil realiseerden was schuld”. We hebben kortom boven onze stand geleefd en dus moet er bespaard worden. ‘Een schuldencrisis kan je niet oplossen met nieuwe schulden’, luidt het liberale mantra.

Van waar kwamen die schulden ook al weer? Van een systeem dat een overproductiecrisis kent en daarom steeds meer middelen op ingewikkelde financiële instrumenten zette waarmee kon gegokt worden tot de zeepbel barstte? Neen, dat is te ver gezocht. Het waren individuele excessen. “Het valt niet te weerleggen dat de excessen in de financiële wereld gedreven werden door een bijna primitieve drang naar meer, altijd maar meer. (…) Tot op vandaag vallen er lijken uit de kast als gevolg van de irrational exuberance en hebzucht.” Maar… “eerlijkheidshalve moeten we toegeven dat iedereen op het feestje was uitgenodigd en dat weinigen de uitnodiging hebben afgeslagen.” Zo wordt ook dat onze schuld. Hebzucht is niet de enige schuldige, “overheden, staten en allerlei instellingen hebben gefaald in hun kernopdracht: de vrije markt garanderen”. En wat verder worden de bankiers verontschuldigd: “De woede en verontwaardiging over een uit de hand gelopen financieel systeem richt zich ten onrechte op al wie het vrij initiatief koestert. Dat is de wereld op zijn kop. Zeker in tijden van crisis hebben we meer ondernemerschap nodig.”

Volgens Rutten zijn “regels statisch en star” terwijl de markten “dynamisch en vloeiend” zijn. Vandaag is er een “ongelukkig huwelijk tussen markten en reglementering”. Lees: er zijn teveel regels. Tegelijk stelt ze echter dat de crisis mee veroorzaakt werd door een falen van de overheid waardoor het “rauwe kapitalisme ongemoeid werd gelaten” waarbij banken ontspoorden door “deregulering en falende overheidscontrole”. Als antwoord stelt Rutten niet voor om strakkere regels vast te leggen, laat staan enige vorm van democratische controle op het financiewezen in te voeren. Neen, we kunnen beter terug naar de roots gaan en van bankiers een deontologische beroepseed vragen. Een eed waarmee ze “hun belangrijke maatschappelijke rol onderlijnen”. Als er dan toch een regel moet zijn, kan het deze zijn: “Geen enkele bankier mag producten kopen en verkopen die hij of zij zelf niet begrijpt.”

Vanuit haar luxueuze ivoren toren begrijpt Rutten zelf niet wat de rol van de sociale zekerheid is. Maar ze pleit er toch maar voor om een einde te maken aan belangrijke onderdelen ervan. Zo pleit ze ervoor om “alle remmen op arbeid uit het systeem te halen”. Wat zijn die remmen op arbeid? Brugpensioen, tijdskrediet, regels inzake overuren (Vld wil arbeidsduur op jaarbasis berekenen),… sociale bescherming moet niet van solidariteit komen, maar van de vrije markt. Dat is volgens Rutten immers de “beste manier om welvaart en vooruitgang te creëren”. Daar hebben we de afgelopen jaren nochtans niet veel van gemerkt. Minjobs wil ze om werklozen ‘werkervaring’ mee te geven. Dat intussen zowat alle jobs in Griekenland ‘minijobs’ met bijhorende ‘minilonen’ zijn, heeft daar nochtans niet veel oplossing geboden voor de exploderende werkloosheid.

De overheid moet voor Rutten overgaan tot een drastische afbouw, de overheid kan immers niet mee. “De snelst veranderende instellingen zijn de bedrijven. Die razen met een snelheid van 160 kilometer per uur voorbij, een snelheid die het gevolg is van hun onderlinge concurrentie. Rechts daarvan rijden de ngo’s, aan 140 kilometer per uur. Dan de gezinnen – 100 kilometer per uur. De vakbonden doen het wat rustiger aan en rijden aan 50 kilometer per uur. De overheden en regelgevende instanties rijden nog slechts 15 per uur.” Ook de privéchauffeur van Rutten heeft zijn stempel op het boek van de liberale voorzitter kunnen drukken. Maar de overheid moet dus afgebouwd worden. Gwendolyn Rutten doet concrete voorstellen: “De afbouw van overheidsparticipaties in bijvoorbeeld Belgacom, B-Post, de NMBS en de banken is onafwendbaar. Ook het besturen van een busmaatschappij als De Lijn is geen overheidstaak”. Met de bankiers aan het stuur, kunnen we aan 160 kilometer per uur de ravijn in rijden!

Rutten houdt er aan om ook enkele andere politieke stromingen ervan langs te geven. Als de “groen-conservatieven” toch zo met het milieu begaan zijn, zouden ze beter nieuwe toepassingen als schaliegas toelaten en steunen. Dat ecologisch gevaarlijke procedé kan volgens Rutte immers een nieuwe katalysator voor de industrie vormen. En nu we toch bezig zijn, kunnen de “conservatieve groene angsten” rond GGO’s ook maar beter achterwege gelaten worden.

Bij de kritieken scoort Rutten ook enkele owngoals. Zo haalt ze uit naar diegenen die nostalgisch verlangen naar een monoculturele samenleving en absurde debatten voeren zoals over “de namen van cafés en restaurants”. Wellicht doelde ze op N-VA, maar de beslissing om aan een frituur op de Grote Markt van Kortrijk te vragen om geen Franstalige naam te kiezen, werd wel degelijk ondersteund door burgemeester Van Quickenborne (Vld).“Onze markt heet toch ook niet Grand Place?”, verklaarde die in de media. Of de absurde GAS-boetes die ervan langs krijgen terwijl verschillende blauwe burgemeesters vooraan staan bij de toepassing ervan. Het smoske-met-gas werd in het Mechelen van Bart Somers geconsumeerd.

Tenslotte wordt de grote goeroe van Open Vld, mister Verhofstadt himself, tevreden gesteld met een pleidooi voor meer Europa. En voor het handelsakkoord tussen de VS en de EU. Het staat er precies wat bijgeplakt in de tekst en een andere reden dan het tevreden stellen van Verhofstadt en De Gucht kunnen we er niet voor bedenken.

Het boekje van Rutten heeft het over ‘werken aan een nieuwe politieke lente’ waarin de ‘geëngageerde burger’ centraal zou staan. Het is een flauwe poging om het falende systeem in crisis te verdedigen waarbij ieder falen van het systeem wordt toegedekt onder algemeenheden en liberale mantra’s die in de praktijk door de crisis net onderuit gehaald worden. Gelukkig voor Rutten blijft ze daar steeds vrolijk en optimistisch bij. Met haar maandloon is dat niet eens onbegrijpelijk.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie