Gemeenteraadsverkiezingen: Voor een sterk links alternatief op de neoliberale uitverkoop van de stad

Foto: Wikimedia (commons)

De voorbije zes jaar zijn de steden en gemeenten nog meer in de wurggreep van het neoliberalisme geraakt. Vanuit de heersende politieke logica is de ontwikkeling van de stad geen kwestie van de gemeenschap. Gemeenten zetten zich in de markt als een plaats waar je wil wonen of winkelen als je veel geld hebt. Dat trekt investeerders aan. Ondertussen wordt bespaard op publieke diensten, zijn er ellenlange wachtlijsten voor sociaal wonen en worden taksen voor de gewone bevolking opgetrokken.

Edito door Bart Vandersteene uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

Deze wereldwijde evolutie van uitverkoop van onze steden aan op winst beluste investeerders leidt tot groeiend verzet. In Spanje waren er de afgelopen jaren massacampagnes tegen de gevolgen van dit beleid. In Berlijn betoogden midden april 25.000 mensen tegen de fors stijgende huurprijzen. Zes maand voor de gemeenteraadsverkiezingen in ons land stelt zich de vraag hoe we het verzet hier kunnen versterken met een zo sterk mogelijke linkerzijde.

Deze verkiezingen vallen zeven maanden voor de parlementsverkiezingen en krijgen hierdoor een extra nationale dimensie. Ze zijn een generale repetitie voor de federale, regionale en Europese verkiezingen van mei 2019. De gevestigde partijen trekken alle registers open in de strijd om hun marktaandeel. Over één zaak zijn ze het in grote lijnen allemaal eens: de stad als plaats waar we leven, werken en ons ontspannen, is geen zaak van de overheid maar van vastgoedbaronnen, speculanten, ‘creatieve’ en kapitaalkrachtige ondernemers, steenrijke projectontwikkelaars en marketingbureaus. En dus worden die op hun wenken bediend. Vandaar ook het groeiend aantal schandalen over achterkamerdeals, corruptie en beïnvloeding van beslissingen voor bevriende ondernemers.

Nauw verbonden met goedbetaalde bevriende managers vinden politici dat ze karig beloond worden voor hun werk. Ze klussen bij in raden van bestuur, zowel privé als publiek, en vinden het normaal dat publieke middelen gebruikt worden om hun loon wat te pimpen. Hun verbazing bij de brede verontwaardiging na elk nieuw schandaal, toont hoe vervreemd de gevestigde politici zijn van de grote meerderheid van de bevolking.

Voor consequent links zijn politieke vertegenwoordigers aan een gemiddeld werknemersloon een principiële keuze. Enkel zo kan het programma boven de postjes primeren en enkel zo weten vertegenwoordigers wat de impact van het beleid is.

Stadsontwikkeling kent een duur sociaal prijskaartje

De dominante politieke krachten hebben in de 19e en 20e eeuw bewust mensen op het platteland onder de kerktoren gehouden. Grote groepen arbeiders die in de steden samen woonden en leefden, leidde immers tot sterkere socialistische en antiklerikale bewegingen. De katholieke partij en de burgerij maakten van religie gebruik om de arbeiders onder de knoet te houden.

In de steden stapelden zich veel sociale problemen op en werd het oude industriële karakter behouden. Tot eind 20e eeuw waren de meeste grote steden geen aangename plaats om te leven. Het was niet meteen een plaats waar je projectontwikkelaars luxelofts kon laten bouwen. Jonge gezinnen die het konden betalen, trokken weg uit de stad.

Er volgde stadsvernieuwing: eerst werden gemeenschapsmiddelen gebruikt om de stedelijke centra aantrekkelijk te maken– wat gepaard ging met besparingen, privatiseringen en afbouw van diensten voor de bevolking – en vervolgens kregen de projectontwikkelaars vrij spel.

Twintig jaar ver in de 21e eeuw is er nog steeds stadsvlucht. Die is nu van een andere orde. Veel steden, vooral in Vlaanderen en Brussel, worden onbetaalbaar voor jonge gezinnen. Nieuwe projecten bieden appartementen aan die gemakkelijk 300.000 euro kosten of woningen die starten vanaf 400.000 euro. De afgelopen 25 jaar was er een enorme sociale verdringing uit de steden: de armsten worden verdreven of moeten de helft van hun bescheiden inkomen op tafel leggen om in slechte omstandigheden in de stad te wonen.

De gemiddelde woningprijs in België is de afgelopen 25 jaar verviervoudigd! In dezelfde periode is de waarde die we gemiddeld produceren (het BBP per hoofd van de bevolking) slechts verdubbeld. Jonge gezinnen moeten spaarreserves van vorige generaties aanspreken of zich diep in de schulden steken om kwaliteitsvol te wonen.

Helaas is er geen verbetering in zicht: er is geen geld voor sociale woningen of publieke investeringen. In de neoliberale stad treedt de overheid enkel op als regulator van de markteconomie, waarin winstmaximalisatie van investeerders en grote eigenaars centraal staat.

Vergeet de mooie praatjes van de gevestigde partijen over betaalbaar wonen, een aangename en gezonde leefomgeving, veilig verkeer, kinderopvang en scholen in je wijk, … Alle klassieke partijen maken deel uit van coalities in alle mogelijke samenstellingen. Ze kregen allemaal de kans om aan te tonen dat hun beleid anders is. Maar ze voeren allemaal dezelfde politiek met slechts marginale verschillen.

Lege stadskassen, geen investeringen

Steden en gemeenten zijn het enige bestuursniveau waar sinds 1988 elk jaar een begroting in evenwicht moet ingediend worden. Daar werd recent nog een regel aan toegevoegd: ook langetermijninvesteringen moeten een exacte financiering kennen die ingeschreven is in een meerjarenbegroting. De financiële duimschroeven worden verder aangevezen. Een ambitieus investeringsplan gericht op de behoeften van de bevolking wordt hierdoor wettelijk moeilijk of zelfs onmogelijk.

Bovendien gingen er middelen verloren. Door de liberalisering van de energiemarkt verloren de gemeenten jaarlijks ongeveer 200 miljoen euro, nochtans werd onze energiefactuur niet goedkoper. De Gemeentelijke Holding die door de bankencrisis kopje onder ging, werd opgedoekt. Hierdoor verloren de gemeenten hun jaarlijkse dividenden die in 2008 goed waren voor 52 miljoen euro. De pensioenkosten voor statutaire lokale ambtenaren komen bij de gemeenten terecht die hierdoor bijna letterlijk gedwongen worden om minder of zelfs helemaal geen statutairen aan te werven.

Verder werd op regionaal vlak gesneden in de financiering van de gemeenten. Bepaalde dotaties werden niet meer geïndexeerd. In Vlaanderen werden de gevolgen van een belastingvermindering voor de industrie op de gemeentelijke inkomsten gecompenseerd. Maar die compensatie, goed voor 200 miljoen euro, dreigt nu weg te vallen. De taxshift van de federale regering, met een daling van de belastingvoeten voor hoge inkomens, heeft een directe impact op de financiering van steden en gemeenten aangezien een deel van hun inkomsten gebaseerd zijn op de inkomensbelasting van de inwoners.

De steden en gemeenten staan in voor 40% van de publieke investeringen. Het gaat om scholen en crèches, buurt- en zorgcentra, weg- en fietsinfrastructuur, jeugdbeleid, culturele centra, … Kortom allemaal basisvoorzieningen in ons dagelijks leven. Maar het geld is op en dus wordt bespaard op personeel en diensten. Investeringen blijven uit, bestaande diensten worden duurder en er kwamen allerhande taksen en belastingen voor de gewone bevolking.

Er is een financieel keurslijf opgetrokken voor de lokale besturen. Het doet denken aan de EU die de lidstaten in de pas dwingt. Om de belangen van de bevolking centraal te stellen, moet een lokaal bestuur de regels breken. Er is nood aan een rebelse stad of een front van rebelse gemeenten, waar verkozenen als vertegenwoordigers van een rebelse beweging optreden.

Consequent links versterken

In 2014 haalde de PVDA voor het eerst twee federale verkozenen. Het gaf het massale verzet tegen de rechtse regering in 2014-15 een stem in het parlement en een groter gewicht in het publieke debat. Vooral in Wallonië kon de PVDA zich opwerpen als de linkse stem bij uitstek voor wie een alternatief op de klassieke partijen wil. Sinds anderhalf jaar scoort ze in de peilingen telkens 15% of meer in Wallonië, 7,5% tot 12% in Brussel en rond de kiesdrempel van 5% in Vlaanderen. Op lokaal vlak zal dit waarschijnlijk een belangrijke doorbraak met zich meebrengen en verkozenen in alle grote en centrumsteden.

LSP heeft niet in eerste instantie een electorale benadering van politiek. Grote veranderingen en sprongen vooruit voor de samenleving zijn er altijd gekomen door massabewegingen en sociale strijd. Maar deze staan natuurlijk niet los van de politieke strijd. Een succes op het politieke terrein kan het zelfvertrouwen geven dat noodzakelijk is om de sociale strijd aan te gaan.

De afgelopen 20 jaar hebben wij verkiezingen steeds benaderd vanuit de vraag hoe het vacuüm ter linkerzijde best kon ingevuld worden. We participeerden aan of gaven steun aan lijsten die potentieel hadden om daaraan bij te dragen, zoals het Comité voor een Andere Politiek in 2007, ROOD! in 2012, de lijst PC-PSL-LCR-PH in Brussel in 2009, Front des Gauches in 2010 en Gauches Communes in 2012 en 2014 in Brussel. Soms dienden we een eigen lijst in, niet met de verwachting een electorale doorbraak te realiseren maar om een factor te kunnen zijn in het politieke debat. Bij de verkiezingen in 2014 zijn we enkel in Brussel opgekomen, elders riepen we op om voor PVDA te stemmen en bij LSP aan te sluiten. Elke stem kon immers bijdragen aan de electorale doorbraak.

Vanuit dit opzicht contacteerden we de PVDA eind mei 2017 met de vraag tot overleg over hoe leden en afdelingen van LSP kunnen bijdragen aan een zo sterk mogelijk resultaat voor PVDA-lijsten in de lokale verkiezingen. Wij zouden zo’n campagne het sterkst kunnen voeren met eigen kandidaten op de PVDA-lijsten daar waar onze werking en inplanting een reële meerwaarde kunnen bieden. Helaas hebben we 11 maanden moeten wachten vooraleer een afspraak mogelijk werd: begin mei is een gesprek voorzien.

In de tussentijd zijn we niet bij de pakken blijven zitten. We hebben ons voorbereid op twee mogelijke scenario’s. Ofwel is een constructief gesprek mogelijk en komt er een akkoord over LSP-kandidaten op PVDA-lijsten waar we gezamenlijk denken dat LSP-afdelingen een bijdrage kunnen leveren aan de sterkste mogelijke campagnes en resultaten. Ofwel bereiden we een eigen campagne voor waarbij we in de meeste steden en gemeenten oproepen om PVDA te stemmen met daarnaast in St-Gillis en Keerbergen een deelname aan linkse lijsten waarvoor met anderen wordt samengewerkt. (*)

Voor een sterke linkerzijde met doeltreffend programma en strategie

Er is veel ongenoegen over de richting die onze samenleving uitgaat. De roep naar een alternatief is duidelijk merkbaar, denk maar aan de spectaculaire scores en campagnes van Bernie Sanders, Jeremy Corbyn of Jean-Luc Mélenchon. Sinds de ervaring met Syriza in Griekenland is ook duidelijk dat de discussie over het programma waarmee we een alternatief willen realiseren geen secundaire kwestie is.

Daarom blijven de verschillen tussen LSP en PVDA over dit programma geen detail in de marge. Wij blijven dan ook bouwen aan onze eigen organisatie, met eigen afdelingen, lidmaatschap, pamfletten en campagnes. Voor de overgrote meerderheid van de bevolking zijn de verschillen tussen beide partijen flinterdun. En op het electorale terrein zijn deze verschillen wat ons betreft inderdaad geen voldoende argument om niet tot samenwerking te komen.

 

(*) Ondertussen heeft dit gesprek plaatsgehad. Er wordt niet ingegaan op ons voorstel rond actieve ondersteuning van de PVDA-lijsten. Hierover later meer op deze site. 

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie