Het revolutionair marxisme van José Carlos Mariátegui

Dossier door Mauro Espínola & Darragh O’Dwyer

Eerder dit jaar was er een historische massale opstand in Peru. De blijvende nalatenschap van José Carlos Mariátegui was daarbij erg aanwezig. De vakbondsfederatie CGTP, die een algemene staking uitriep om het aftreden van couppresident Dina Boluarte te eisen, werd in 1929 door Mariátegui opgericht. De reformistische organisatie Perú Libre van de afgezette Pedro Castillo beweert een ‘Mariateguistische’ partij te zijn. Het briljante inzicht van de Peruaanse revolutionair dat ‘de inheemse kwestie’ centraal zou staan in de klassendynamiek van de Latijns-Amerikaanse revolutie werd opnieuw bevestigd toen Quechua en Aymara in de frontlinies van de opstand stonden.

Maar zoals bij alle revolutionaire leiders die een onuitwisbare stempel drukken op het bewustzijn van de massa’s, wordt Mariategui’s werkelijke staat van dienst vaak verdraaid. Sommigen veroordelen hem als weinig meer dan een kleinburgerlijke romanticus. Anderen roemen zijn zogenaamd “heterodoxe” ideeën als bewijs dat het marxisme inherent eurocentrisch zou zijn en niet toepasbaar op de heel andere context van Latijns-Amerika. En dan zijn er nog degenen die, onwetend over het werk en de strijd van de Peruaanse marxist, hem bestempelen als louter een ‘intellectueel’ zonder zijn nalatenschap te begrijpen en te rechtvaardigen.

In feite is er geen gebrek aan tendensen die Mariátegui gebruiken om allerlei reformistische, opportunistische en zelfs regelrecht reactionaire politiek te rechtvaardigen. De meest beruchte daarvan is Sendero Luminoso – het ‘Lichtend Pad’, de in ongenade gevallen ‘linkse’ maoïstische guerrillastrijders die een ravage aanrichtten onder de inheemse en boerengemeenschappen die ze beweerden te verdedigen. En dat terwijl hun naam zelf een verwijzing is naar Mariátegui’s uitspraak dat “het marxisme-leninisme het lichtende pad naar de revolutie zal openen.”

In werkelijkheid was José Carlos Mariátegui een van de grootste marxisten van Latijns-Amerika, niet alleen vanwege zijn vooruitziende theoretische werken, maar ook vanwege zijn rol in de Peruaanse arbeidersbeweging. Om het belang van zijn bijdragen en hun relevantie vandaag te begrijpen, is een nauwkeurige analyse nodig van zijn ideeën en daden en hoe hij zijn leven niet alleen wijdde aan het interpreteren van de wereld, maar ook aan het veranderen ervan.

Zijn vroege leven in Peru

In sommige opzichten verpersoonlijkte José Carlos de tegenstrijdigheden van het Peruaanse kapitalisme. Hij werd in 1894 geboren. Zijn vader stamde af van de hogere elite van Peru, terwijl zijn moeder een ‘mestizo’ was met inheemse voorouders. “In hem versmolten het bloed van de veroveraars en dat van de oorspronkelijke bewoners van het oude Peru,” schrijft de Peruaanse dichteres Maria Weiss. Het gezin kwam echter in armoede terecht nadat de vader wegliep en zijn moeder de zorg voor de jonge José Carlos en zijn twee broers op zich nam.

Mariátegui kreeg in zijn jeugd een levensveranderende verwonding aan zijn been, die constante medische zorg vereiste en hem de rest van zijn leven zou plagen. Op 14-jarige leeftijd verliet hij het formele onderwijs en begon hij te werken als assistent-drukker bij La Prensa in Peru. In deze omgeving floreerde Mariátegui. Hij las gretig alles wat hij te pakken kon krijgen en stapte al snel over op de journalistiek. Op 17-jarige leeftijd was hij een vaste columnist voor El Tiempo, de belangrijkste krant van Peru, die zich richtte op avant-gardistische kunst en cultuur.

De stormachtige klassenstrijd die Peru in de jaren 1910 kende, zette Mariátegui aan tot radicalere politieke conclusies. Een algemene staking voor de achturendag in 1911, een reeks inheemse opstanden op het platteland en de ontwikkeling van een vurige studentenbeweging hadden allemaal invloed op de jonge Mariátegui. Zoals hij zich later zou herinneren, richtte hij zich vanaf 1918 “resoluut op het socialisme.” Het jaar daarop lanceerde hij La Razón, een socialistische krant die aan gezag won binnen een steeds militantere Peruaanse arbeidersklasse. Toen de massa’s in 1919 op straat kwamen als reactie op een ernstige koopkractcrisis, erkenden de meest geavanceerde lagen Mariátegui als leider van de beweging.

Maar de ontluikende Peruaanse socialistische beweging werd overschaduwd door voormalig president Augusto Leguía. Voortbordurend op de golf van ontevredenheid en met de belofte van een populistisch hervormingsprogramma liet Leguía al snel zijn ware gedaante zien: hij greep de macht door hard op te treden tegen linkse activisten en organisaties. La Razón en Mariátegui waren de voornaamste doelwitten. De nieuwe regering (die hem terecht als een bedreiging zag) stelde Mariátegui voor een ultimatum: in Perú blijven en de gevangenis in, of vluchten naar ballingschap in Europa. José Carlos en zijn mederedacteur, César Falcón, kozen voor het laatste.

Revolutie en contrarevolutie in Europa

In 1919 landde Mariátegui in een Europa dat werd verscheurd door economische en politieke instabiliteit, waar de heersende klasse vreesde voor het voortbestaan van het kapitalisme en de bolsjewistische revolutie een baken van inspiratie was voor arbeiders in het hele continent. Dit liet een diepe indruk achter op Mariátegui, die overtuigd raakte van de ideeën van het marxisme en terecht concludeerde dat een leninistische revolutionaire partij een essentieel ingrediënt was voor de arbeidersklasse om de macht te grijpen.

Zijn politieke ontwikkeling zette zich voort tijdens zijn verblijf in Italië, waar hij de meeste tijd doorbracht. Mariátegui arriveerde tijdens de “biennio rosso”  (zie: https://nl.marxisme.be/2020/05/23/honderd-jaar-na-de-twee-rode-jaren-biennio-rosso-in-italie/), een periode die de jonge revolutionair een intens leerzame ervaring opleverde. In 1921 woonde hij de historische conferentie van Livorno bij, waar de Italiaanse Socialistische Partij uiteenviel. Mariátegui sympathiseerde met de revolutionairen die later de Italiaanse Communistische Partij zouden oprichten en zich zouden aansluiten bij de Derde Internationale, onder leiding van onder anderen de Italiaanse revolutionair Antonio Gramsci.

Mariátegui’s tijd in Italië was van fundamenteel belang voor zijn politieke ontwikkeling. Hij zag een marxistisch programma als een middel om de Peruaanse en Latijns-Amerikaanse werkelijkheid te begrijpen en te veranderen. Vanaf dat moment werd de naam van José Carlos Mariátegui onlosmakelijk verbonden met revolutionair marxisme.

Terug naar Peru: Amauta en de vorming van de Peruaanse Socialistische Partij

Mariátegui keerde in 1923, na vier jaar ballingschap, terug naar Peru en begon zijn politieke activiteiten in het Andesland. Hij kwam in contact met de toenmalige studentenleider Victor Raul Haya de la Torre, die een jaar later in 1924 de Amerikaanse Populaire Revolutionaire Alliantie (APRA) zou oprichten.

Net als andere revolutionaire marxisten, zoals de Cubaan Julio Antonio Mella, sympathiseerde Mariátegui aanvankelijk met de APRA, die zich presenteerde als een anti-imperialistisch front. Tegen 1928 en 1929 distantieerden zowel Mariátegui als Mella zich echter van APRA en Haya de la Torre, door erop te wijzen dat anti-imperialisme in Latijns-Amerika alleen mogelijk was in het kader van een revolutionaire strijd van het wereldproletariaat tegen het kapitalisme. Met andere woorden, anti-imperialisme was niet mogelijk in uitsluitend nationale of regionale kaders, zoals Haya de la Torre dacht, maar zou moeten verlopen via de revolutionaire strijd van de arbeidersklasse op wereldniveau.

In 1926 lanceerde Mariátegui Amauta, dat een tijdschrift van groot regionaal belang werd. In dit verband is het interessant om te wijzen op een waardering van Amauta die verscheen in Clave, het blad van de trotskisten in Mexico. Deze waardering helpt om het belang van het werk van de Peruaanse marxist en de rol van zijn blad te begrijpen: “Er zijn tijdschriften die waardevol zijn vanwege de kwaliteit van hun medewerkers of de intelligente rangschikking van hun materiaal, en tijdschriften waarvan de grootste verdienste ligt in het noeste werk van hun redacteur. We hoeven niet te herhalen dat Amauta tot die laatste categorie behoorde, want we hebben al verzekerd dat het vooral waardevol was vanwege de persoonlijke bijdrage van Mariátegui.” (Enrique Espinoza, Bij de tiende verjaardag van het overlijden van José Carlos Mariátegui, Clave, num. 8-9, april-mei 1940)

Amauta was cruciaal in Mariátegui’s ontwikkeling. Hierin zou hij een groot deel van zijn marxistische theoretische werk vastleggen. Amauta was, in de woorden van de directeur, “een tijdschrift voor ideologische definitie.” Zo werd Mariátegui in 1927 samen met andere socialisten gearresteerd en gevangen gezet vanwege zijn kritiek op de regering-Leguía. In deze context ontwikkelde Mariátegui zijn kritiek op Haya de la Torre en de APRA met wie hij in 1928 zou breken. Aan het eind van datzelfde jaar nam hij het initiatief tot de oprichting van de Peruaanse Socialistische Partij, die verbonden was aan de Communistische Internationale, en een jaar later, in 1929, richtte hij de Algemene Confederatie van Peruaanse Arbeiders op en organiseerde hij deze vakbond.

Zijn band met de Derde Internationale, inclusief de impact van het debat op het VIe Congres, speelde een belangrijke rol in de politieke contouren van Mariátegui’s laatste jaren. Het is van belang erop te wijzen dat Mariátegui niet als stalinist kon bestempeld worden, ondanks het proces van consolidatie van het stalinisme in de Sovjet-Unie en in de Communistische Internationale, een proces dat in de Communistische Partijen van Latijns-Amerika nog maar nauwelijks op gang was gekomen. Zijn kritiek op de politiek van de Comintern, vooral met betrekking tot het boeren- en inheemse vraagstuk, is in dit opzicht zeer duidelijk. Hoewel hij zich niet heeft aangesloten bij de Linkse Oppositie, spreekt hij in verschillende teksten een duidelijke bewondering uit voor Leon Trotski. Het is echter waarschijnlijk dat Mariátegui de reikwijdte van de bureaucratische contrarevolutie heeft onderschat. Als we zijn ideeën en hun overlapping met die van Trotski nader analyseren, kunnen we ons voorstellen dat zijn spanningen met Moskou groter zouden zijn geworden als hij niet op 16 april 1930 op 36-jarige leeftijd was overleden. De Peruaanse arbeidersbeweging had een reus verloren.

Mariátegui en de permanente revolutie

Een van Mariátegui’s belangrijkste politieke bijdragen is zijn werk “7 Ensayos de Interpretación de la Realidad Peruana” (Zeven interpretatieve essays over de Peruaanse realiteit). Daarin analyseert hij het klassenkarakter van de Peruaanse samenleving. Mariátegui ging terug naar de dagen van verovering en kolonisatie, waarbij de Inca-beschaving ten val werd gebracht, de bevolking werd onderworpen en het land werd geplunderd voor natuurlijke hulpbronnen – in het bijzonder edele metalen zoals goud en zilver.

Ondanks de formele onafhankelijkheid van het Spaanse rijk in 1824, bleef Peru ondergeschikt aan een opkomend Brits imperialisme. Het Britse kapitalisme had er materieel belang bij de economische ontwikkeling van Peru af te remmen, zodat het een bron van goedkope grondstoffen bleef, essentiële brandstof voor de Britse industriële revolutie. Zoals Mariátegui uitlegde: “Spanje wilde en behield Peru als producent van edele metalen. Engeland gaf de voorkeur aan Peru als producent van guano en nitraten. Maar het motief bleef hetzelfde, alleen de tijden veranderden.”

Ondanks sterk stijgende prijzen voor guano bleef het overgrote deel van de rijkdom naar Europa vloeien. Een te grote afhankelijkheid van de uitvoer van grondstoffen maakte de economie bijzonder kwetsbaar voor prijsschommelingen op de wereldmarkt. Toen een recessie in de jaren 1870 grote delen van de Noord-Amerikaanse en Europese industrie tot stilstand bracht, verdampte de vraag naar guano. Evenzo stortte in 1912 de bloeiende rubberindustrie van Peru plotseling in nadat concurrerende plantages in Zuidoost-Azië werden aangelegd, wat leidde tot een scherpe daling van de rubberprijs. Deze industrie was gebaseerd op de barbaarse slavernij van de inheemse bevolking en het verdwijnen ervan veroordeelde honderdduizenden tot nog grotere armoede.

Mariátegui begreep dat deze crises niet het gevolg waren van onverstandig economisch beleid, maar geworteld waren in de structuur van het Peruaanse kapitalisme. De Peruviaanse burgerij ontwikkelde in een wereldsysteem dat al werd gedomineerd door de grootmachten. Zij was tevreden met het feit dat zij de tweede viool speelde en slechts de plundering van de Peruaanse hulpbronnen en de uitbuiting van de arbeidersmassa’s mogelijk maakte. Zoals hij uitlegde in een tekst voor de Eerste Latijns-Amerikaanse Communistische Conferentie in juni 1929, “voelen de nationale burgerijen, die samenwerking met het imperialisme als de beste bron van winst zien, zich zeker genoeg als meesters van de macht om zich niet al te veel zorgen te maken over de nationale soevereiniteit.” In een van zijn laatste geschriften in 1940 karakteriseerde Trotski de laat tot stand gekomen Zuid-Amerikaanse burgerij eveneens als een “door en door verachtelijk agentschap van het buitenlandse imperialisme.”

Mariátegui en Trotski

Mariátegui zou ook onafhankelijk zeer vergelijkbare conclusies trekken als Trotski, zoals die zijn uitgewerkt en gedistilleerd in de theorie van de permanente revolutie. Trotski’s perspectief stond in contrast met de dominante opvatting in de socialistische beweging zoals die in de Tweede Internationale was georganiseerd, dat in achtergebleven landen als Rusland een ‘burgerlijk-democratische’ revolutie moest worden uitgevoerd als een noodzakelijke fase in de strijd voor het socialisme. Een dergelijke revolutie zou de feodale overblijfselen die de volledige ontwikkeling van de kapitalistische productie in de weg stonden van zich afschudden en een parlementair regeringsstelsel installeren in plaats van de tsaristische autocratie. Met andere woorden, Rusland zou eerst dezelfde ‘stadia’ moeten doorlopen als naties zoals Engeland en Frankrijk voordat socialistische veranderingen realiseerbaar waren.

Mariátagui begreep, net als Trotski, dat een dergelijke opvatting in strijd was met de realiteit dat de koloniale en semikoloniale landen niet op zichzelf stonden, maar een specifieke rol vervulden in een wereldmarkt die werd gedomineerd door het imperialisme. Feodale elementen die schijnbaar tot een ander historisch tijdperk behoorden, werden omgevormd om te passen in een kapitalistische economie die dienstbaar was aan de imperialistische belangen. In het geval van Peru berustte de landbouwproductie in de wrede latifundia (grote boederijen) op semi-slavernij en schuldhorigheid. Maar zoals Mariátegui uitlegde, waren de grootgrondbezitters volledig verstrengeld met de industriële bazen: “Mijnbouw, handel en transport zijn in handen van buitenlands kapitaal. De latifundistas hebben zich tevreden gesteld met hun rol als tussenpersoon bij de productie van suiker en katoen.”

Naast deze feodale overblijfselen bestonden moderne vormen van industrie die gebruik maakten van de modernste technologie. Ook hier overlapten Mariátegui’s ideeën met Trotski’s concept van “ongelijke en gecombineerde ontwikkeling.” Deze laatste schreef over de economische ontwikkeling van Rusland: “Rusland, dat zo goed als geen wegen had, zag zich genoodzaakt spoorwegen te bouwen. Zonder door het Europese ambacht en de manufactuur gegaan te zijn, ging Rusland onmiddellijk over op gemechaniseerde productie. Tussenliggende etappen overslaan is eigen aan landen die achterop liggen.” (Toespraak in Kopenhagen over de Russische Revolutie, 1932)

Vergelijkbare processen in Peru brachten een industriële arbeidersklasse voort die, hoewel numeriek klein, een enorm sociaal gewicht in de schaal legde. Aangezien de slaafse Peruviaanse burgerij zich verzette tegen elke beweging die haar macht en winsten zou bedreigen, rustte de taak om de maatschappij vooruit te helpen op de schouders van de arbeidersklasse. En aangezien de vele ellende waarmee de Peruaanse massa’s werden geconfronteerd niet kon worden beëindigd op basis van het kapitalisme, zou de revolutie in de richting van het socialisme moeten gaan of gedoemd zijn te mislukken.

Belangrijk is dat voor Trotski de revolutie ook permanent – of ononderbroken – is in een andere betekenis. Nadat een arbeidersstaat aan de macht is gekomen, wordt hij onmiddellijk bedreigd door de krachten van de contrarevolutie, zowel in eigen land als internationaal. Dat was het geval in Rusland van 1917 tot 1922 toen westerse mogendheden militaire steun verleenden aan het reactionaire Witte leger in de hoop “het bolsjewisme in de kiem te smoren,” zoals Winston Churchill het uitdrukte. Ook de 20e eeuw van Latijns-Amerika staat bol van de voorbeelden van revolutionaire massabewegingen die het hoofd moesten bieden aan de toorn van het Amerikaanse imperialisme.

Om te overleven, zich te consolideren en uiteindelijk te zegevieren, zou een revolutie in de semi-koloniale en koloniale landen zich over de grenzen heen moeten uitbreiden naar de industrieel geavanceerde naties, waarbij de arbeidersklasse van de grootstedelijke centra wordt opgeroepen de macht van de kapitalisten af te pakken en de basis te leggen voor een internationaal productieplan. Dit was inderdaad de visie van Lenin, die in schril contrast stond met de theorie van het “socialisme in één land”, die de bekrompen belangen van de Sovjetbureaucratie boven die van de internationale arbeidersklasse stelde.

Opnieuw herhaalt Mariátegui de conclusies van Trotski. Hoewel de Comintern in 1926 het socialisme in één land als officieel beleid had aangenomen, blijkt uit de geschriften van Mariátegui daarna zijn vastberaden inzet voor het internationalisme, niet alleen als verheven ideaal, maar als strategische noodzaak in de strijd voor het socialisme: “De Latijns-Amerikaanse revolutie zal niets meer en niets minder zijn dan een etappe, een fase van de wereldrevolutie. Zij zal eenvoudig en duidelijk de socialistische revolutie zijn. Voeg aan dit woord alle bijvoeglijke naamwoorden toe die u wilt, al naargelang het geval: ‘anti-imperialistisch’, ‘agrarisch’, ‘nationaal-revolutionair’. Het socialisme veronderstelt, gaat eraan vooraf en omvat ze allemaal.” (Aniversario y Balance, 1928)

De “inheemse kwestie” in Latijns-Amerika

Mariátegui’s analyse van het inheemse vraagstuk is ongetwijfeld zijn grootste bijdrage, waardoor het een van de klassiekers van het marxisme in Latijns-Amerika wordt. Want in het geval van Peru en Latijns-Amerika in het algemeen stelde de verstrengeling van klassenuitbuiting en rassenonderdrukking de socialistische beweging voor specifieke problemen.

Dit was het gevolg van de opkomst van het kapitalisme en de manier waarop Latijns-Amerika werd opgenomen in de wereldmarkt als leverancier van grondstoffen, en met hen de inheemse bevolking die tot slaven werd gemaakt en gedwongen werd te werken ten dienste van de kapitalistische accumulatie.

Mariátegui begreep goed dat de onderdrukking van de inheemse bevolking volledig verweven was met het economische systeem: “Voor het Yankee of Britse imperialisme zou de economische waarde van deze landen veel minder zijn als ze naast hun natuurlijke rijkdommen niet ook een arme en ellendige inheemse bevolking hadden, die met behulp van de nationale burgerij massaal kon worden uitgebuit.”

Het rassenprobleem in Latijns-Amerika

Mariátegui was niet de enige die zich verzette tegen het onrecht dat de inheemse bevolking werd aangedaan, maar hij koos een duidelijk andere benadering dan de liberale hervormers. De laatsten zagen de inheemse kwestie als een morele kwestie, een kwestie van betere wetten of adequaat onderwijs om hen uit hun ellende te halen. Mariátegui daarentegen stelde dat “het inheemse probleem niet kan worden opgelost in een abstracte humanitaire formule, in een louter filantropische beweging.” (Het rassenprobleem)

Mariátegui verwierp het racistische idee dat inheemse volkeren intrinsiek inferieur waren, een mythe die was ontwikkeld als rechtvaardiging voor verovering en onteigening en waarop de overwegend blanke burgerij van Europese afkomst zich baseerde om haar dominantie te handhaven, ondanks het bestaan van wetten die formeel rechten en bescherming toekenden aan inheemse volkeren.

Mariátegui begreep daarentegen dat het de economische omstandigheden van achterstand zijn, bevorderd door het kapitalisme zelf, die boeren en inheemse volkeren onderdrukken. In die zin maken de boeren voor Mariátegui grotendeels deel uit van de arbeidersklasse, waardoor de strijd van de inheemse bevolking tegen onderdrukking en ellende centraal staat in de strijd van onze klasse. “De voorhoede van de arbeiders heeft de militante elementen van het Indiaanse ras tot haar beschikking, die in de mijnen of in de stedelijke centra, vooral in de laatste, in contact komen met de vakbeweging, zich assimileren met haar principes en worden opgeleid om een rol te spelen in de emancipatie van hun ras,” schreef Mariátegui in een communiqué voor de Eerste Latijns-Amerikaanse Communistische Conferentie van juni 1929.

Mariátegui streefde ernaar de specifieke problemen van de inheemse bevolking te begrijpen door hun tradities, hun cultuur en hun strijd te bestuderen. Hij deed dat vanuit de wens hen te winnen voor de socialistische beweging, waarin voor hen een essentiële rol was weggelegd. Dat zou betekenen dat het begrijpelijke wantrouwen van veel inheemsen jegens mestizo-arbeiders moest worden overwonnen. Daarom zag hij het belang in van het werven en opleiden van inheemse kaderleden die in het Quechua en Aymara konden ageren en het vertrouwen van de uitgebuitenen en onderdrukten konden winnen. Het was ook essentieel om een bewuste strijd te voeren tegen racistische ideeën binnen de arbeidersbeweging. “Het is niet ongewoon,” merkte Mariátegui op, “om juist in de stedelijke elementen die zichzelf tot revolutionairen uitroepen, het vooroordeel van de inferioriteit van de Indiaan aan te treffen, en de weerstand om dit vooroordeel te erkennen als een simpele erfenis of mentale besmetting vanuit de omgeving.”

Dit alles werd geleid door de overtuiging dat de inheemse bevolking de agenten van hun eigen emancipatie zouden moeten zijn: “De oplossing voor het Indiaanse probleem moet een sociale oplossing zijn. De realisatoren ervan moeten de Indianen zelf zijn.”

Brandende relevantie vandaag

Mariategui was geen cultuurrelativist, maar een dynamische wetenschapssocialist die zichzelf in de eerste plaats zag als militant in een wereldwijde beweging voor een betere wereld. Hij kan alleen als ‘heterodox’ worden beschouwd voor zover men het marxisme ziet als een dogma, een starre reeks formules waarin een werkelijkheid netjes moet passen. Maar Mariátegui had een juiste opvatting van echt marxisme als een gedachtegoed dat is ontwikkeld op basis van de verzamelde historische ervaring van de internationale arbeidersklasse en dat creatief en concreet moet worden toegepast op een steeds veranderende wereld, om een analyse, programma en strategie te leveren die haar historische taak om het kapitalisme omver te werpen en de samenleving opnieuw op te bouwen, vergemakkelijkt. Ook marxisten van nu moeten proberen Mariátegui’s belangrijkste inzichten toe te passen op een heel andere situatie.

Zijn conclusie dat de burgerij in Latijns-Amerika niet in staat is een progressieve rol te spelen is ondubbelzinnig bewezen. Ondanks een gedeeltelijke industrialisatie en een versnelde verstedelijking in de 20e en 21e eeuw blijft Latijns-Amerika onderworpen aan het Amerikaanse en Chinese imperialisme en is het niet in staat de vele sociale crises te overwinnen die het gevolg zijn van de zwakke en afhankelijke economieën. En de wervelwind van crises die het nieuwe tijdperk van wanorde heeft ontketend, heeft deze tendensen alleen maar verergerd en miljoenen veroordeeld tot armoede, ellende en honger.

Toch blijft het idee dat een soort democratisch of progressief kapitalisme een noodzakelijke fase is in de strijd voor het socialisme de beweging parten spelen. Of het nu gaat om het Andes-Amazone kapitalisme van de Boliviaanse MAS-regering of de nadruk die de Colombiaanse president Gustavo Petro legt op de noodzaak van de “ontwikkeling van het kapitalisme.” Dergelijke opvattingen dienen als rechtvaardiging voor allianties en onderhandelingen met zogenaamd progressieve delen van een nationale burgerij. Door de arbeidersklasse en de onderdrukten aan hun uitbuiters te binden, loopt deze politiek van het Volksfront echter onvermijdelijk uit op een tragedie. Een nieuwe golf van centrum-linkse regeringen die de afgelopen periode aan de macht zijn gekomen, heeft helaas voor dit pad gekozen. De gevaarlijke groei van extreemrechts en de staatsgreep tegen Pedro Castillo zijn waarschuwingen voor de gevolgen van een reformistische politiek die erop gericht is te opereren binnen de grenzen van het kapitalisme.

De inheemse bevolking wordt geconfronteerd met een bijzonder acute sociale catastrofe. Beperkte rechten die na decennia van militante massale strijd zijn verworven, liggen onder vuur. Het genocidale beleid van Bolsonaro heeft veel landbescherming ontmanteld en de weg vrijgemaakt voor illegale mijnbouw die het grondgebied van groepen als de Yanomami binnendringt, wat onnoemelijk veel leed veroorzaakt. Ook Jorge Alberto Morante Figari van de rechtse Fujimorista Fuerza Popular (Volkskracht) maakte in december gebruik van de politieke chaos in Peru om wetgeving aan te nemen waarmee de bescherming van geïsoleerd levende inheemse volkeren in het Amazonegebied werd opgeheven.

Maar net als in Mariátegui’s tijd hebben diezelfde gemeenschappen op systematisch geweld en discriminatie gereageerd met heldhaftig verzet. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zij het voortouw hebben genomen in de massale opstanden in de regio sinds 2019. Hoewel dit politieke aardbevingen waren die hele regimes op hun grondvesten deden beven, werden ze gehinderd door een gebrek aan organisatie, leiderschap en een politiek programma dat zich bewust was van de noodzaak om met het kapitalisme te breken. Nu nieuwe generaties belangrijke lessen trekken uit deze ervaringen, zullen de ideeën van Mariátegui en de theorie van de permanente revolutie opnieuw relevant worden voor de explosieve periode die voor ons ligt in Latijns-Amerika. De strijd van inheemse volkeren, boeren, vrouwen en arbeiders kan worden gevoed en verrijkt door de erfenis van de Peruaanse marxist terug te herstellen voor hun huidige strijd en de socialistische transformatie van Latijns-Amerika.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie