Onderstaande tekst door Geert Cool verscheen als voorwoord op het boek ‘Sophia Poznanska. Du Parti Communiste Palestinien à l’Orchestre Rouge’. De nadruk in deze tekst ligt op het belang en de plaats van het Rode Orkest in het antifascistisch verzet. Gilles Perrault, auteur van het boek waarmee het verhaal van het Rode Orkest algemeen bekend werd, was bijzonder opgezet met dit voorwoord. Hij schreef: “Terwijl sommige historici, waarvan Guillaume Bourgeois het prototype is, van de leden van het Rode Orkest zielloze radertjes maken, louter robots zoals die in slechte spionageromans voorkomen, geeft Geert Cool hen hun overtuigingen, hun idealen en hun eminente kwaliteit als militanten terug.” Op zondag 25 september is er in Sint-Gillis (Brussel) een herdenking van Sophia Poznanska, één van de leden van het Rode Orkest (zie het Facebook evenement).
In de strijd tegen het nazisme was er heel wat verzet. Het Rode Orkest nam daarin een opmerkelijke plaats in. Dit was een heldhaftig spionagenetwerk dat tot in de hoogste regionen van het nazi-apparaat informatie verzamelde en doorspeelde aan Moskou. Zo zorgde de groep er bijvoorbeeld voor dat Moskou op de hoogte was van de nakende Duitse inval. Het netwerk botste helaas niet alleen op meedogenloze vervolging door de nazi’s, maar ook op de kortzichtige eigenbelangen van de stalinistische bureaucratie in de Sovjet-Unie, die een obstakel vormde voor bredere en militaire inzichten en haaks stond op de belangen van de arbeidersklasse. De tragedie werd compleet toen de centrale voortrekker van het Rode Orkest, Leopold Trepper, na de oorlog jarenlang in Russische goelags werd opgesloten.
De kracht van politieke overtuiging in de strijd tegen het fascisme
In de literatuur over het Rode Orkest zijn er verschillende strekkingen. Sommigen stellen het voor als slechts een spectaculair spionageverhaal waarin de politieke context een verwaarloosbaar detail is.[1] Nochtans was dit de essentie van de hele operatie: de vastberaden antifascistische politieke overtuiging van de deelnemers. Het Rode Orkest zou zonder die overtuiging niet half zo sterk gestaan hebben. Mogelijk zou er van het netwerk zelfs geen sprake geweest zijn. Het stalinisme, waartoe de militanten van het Rode Orkest behoorden, maakte immers de ene verkeerde inschatting na de andere over het fascistisch gevaar.
Terwijl de dreiging van het fascisme overduidelijk was, sloot Stalin in de zomer van 1939 een pact met Hitler in de hoop een nazi-inval in Rusland te vermijden. Een geheim onderdeel van het pact verdeelde Polen onder Duitsland en Rusland. Dat verklaart waarom voordien heel wat leiders van de Poolse Communistische Partij werden uitgeschakeld. Ze zouden een dergelijke opdeling nooit aanvaard hebben. Tot aan de Duitse invasie in juni 1941, Operatie Barbarossa, bleef de Sovjet-Unie graan, olie, rubber en mineralen uitvoeren naar nazi-Duitsland.[2] Het stalinisme was slecht voorbereid op het fascisme. Begin jaren 1930 voerde het de ultralinkse politiek van de zogenaamde ‘Derde Periode’[3] waarin zowat iedereen als fascist werd omschreven. Daarmee werd de reële dreiging onderschat en werd elke stap naar een eenheidsfront van arbeiders aan de basis actief bestreden. Na de machtsovername door Hitler, die tegen de verwachtingen van Stalin in niet kortstondig was en niet de weg voorbereidde naar een communistische revolutie, maakte het stalinisme een bocht met de opportunistische Volksfrontpolitiek. Dit was geen eenheidsfront binnen de arbeidersklasse, maar een front van alle antifascisten, inclusief burgerlijke en kleinburgerlijke stromingen. Het betekende in de praktijk dat de politiek van de werkende klasse werd onderworpen aan die van de burgerij.
Het Stalin-Hitler-pact in 1939 creëerde verwarring onder communistische activisten in Europa. Stalin wilde er alles aan doen om nazi-Duitsland niet te provoceren. Hij hoopte dat de oorlog zich tot een westelijk front zou beperken en dat de Sovjet-Unie dankzij het pact buiten schot zou blijven. Dit beleid maakte dat het spionagenetwerk dat opgezet werd om nazi-Duitsland te volgen relatief zwak stond.[4] Als het ‘Rode Orkest’ uiteindelijk een belangrijke bijdrage leverde, was dit in niet geringe mate toe te schrijven aan de heldhaftige inzet van de leden ervan.
Bij het Rode Orkest zaten vastberaden activisten die het gevaar van het fascisme naar waarde wisten te schatten. Het is geen toeval dat er heel wat militanten met een Joodse achtergrond bij betrokken waren: in de jaren 1920 en 1930 was er een radicalisering onder jongeren met Joodse roots. Ze richtten zich op de arbeidersbeweging en raakten vaak betrokken bij de communistische beweging. Deze militanten braken met het ‘links-zionisme’ waarin ze hun eerste politieke stappen zetten, maar tegelijk onderkenden ze het gevaar van het fascisme voor hun eigen leven en dat van hun families. Velen gingen vanaf midden jaren 1930 in Spanje vechten tegen de troepen van Franco. Van de 2400 activisten die vanuit ons land naar Spanje trokken, waren er 800 mensen van buitenlandse afkomst waaronder 200 Joden.[5] Het was nadien een logische stap om verzet tegen de nazi’s te plegen.
Dat politieke overtuiging een belangrijke factor is om het doorzettingsvermogen en de moed te versterken, wist Leopold Trepper maar al te goed. In zijn boek ‘Het Grote Spel’ beschrijft Trepper hoe de trotskisten als enigen waardig en voorbeeldig ingingen tegen het stalinisme. “De Oktobergloed doofde in het duister van de kerkers. De ontaarde revolutie had een gruwelijk schrikbewind doen ontstaan, waarin de idealen van het socialisme werden bespot uit naam van een tot fossiel geworden dogma, dat de beulen nog marxisme durfden noemen. Toch zijn we gevolgd, verscheurd maar gedwee, murw gemaakt dor de machinerie die we eigenhandig in beweging hadden gezet. (…) Wie protesteerde er in die tijd? Wie stond op en schreeuwde zijn afkeer uit? De trotskisten kunnen deze eer voor zich opeisen. Net als hun leider, die zijn koppigheid moest bekopen met een slag van een houweel, bestreden zij het stalinisme totaal. Ze waren de enigen. In de tijd van de grote zuiveringen was hun gedrag waardig en zelfs voorbeeldig. Maar hun stem ging in de toendra verloren. Nu hebben de trotskisten het recht de mensen te beschuldigen die vroeger huilden met de wolven in het bos. Laten ze echter niet vergeten dat ze op ons het geweldige voordeel hadden een samenhangend politiek systeem te bezitten dat het stalinisme zou kunnen vervangen, en waaraan ze zich konden vastklampen in de diepe ellende van de revolutie die verraden was. Zij ‘bekenden’ niet, want ze wisten dat hun bekentenissen noch de partij, noch het socialisme dienden.”[6]
Dit zijn straffe uitspraken van iemand die eind jaren 1930 voor de Russische geheime diensten ging werken. Terwijl de strijd tegen het fascisme amper voorbereid werd door Stalin, waren zijn geheime diensten wel bijzonder actief in de repressie tegen trotskisten. In februari 1938 werd Leon Sedov, de zoon en politieke medestander van Leon Trotski, in Parijs vermoord. In zijn directe entourage was er een Russische agent actief: Mark Zborowski, alias Etienne. De Russische geheime dienst ging eerder over tot het stelen van de archieven van Trotski en Sedov in Parijs.[7] Medewerkers van Trotski zoals Erwin Wolf en Rudolf Klement werden in 1937-38 om het leven gebracht door stalinisten. Trotski zelf werd in 1940 in Mexico door een agent van Stalin vermoord. Wie dreigde uit het stalinistische apparaat te stappen, onderging hetzelfde lot als Sedov of Trotski. Ignace Reiss bijvoorbeeld stapte op als Russisch geheim agent en kondigde aan dat hij zich zou aansluiten bij Trotski. Zijn brief aan het Centraal Comité van de Russische CP was gedateerd op 17 juli 1937. Op 4 september 1937 werd hij vermoord in het Zwitserse Lausanne, nog voor hij kon vertrekken naar het Franse Reims waar hij had afgesproken met zijn oude kameraad Henk Sneevliet.
In de opmerking van Trepper over de trotskisten zit een belangrijk element om de moed van het Rode Orkest te begrijpen: het ging om politiek inzicht in noodzakelijkheid. Dat leverde de leden van het orkest een enorm voordeel op waaraan ze zich vastklampten, zelfs indien hun stem in Moskou niet altijd gehoord werd.
Sterke vrouwen
Sofie Poznanska was een spil in de Brusselse afdeling het Rode Orkest. Ze brak met haar links-zionistische achtergrond van de Hashomer Hatzair en werd in 1927 lid van de Communistische Partij in Palestina. Ze woonde in de Atrebatenstraat 101 in Etterbeek, het centrum van het Rode Orkest. Nadat ze bij de inval in de Atrebatenstraat in december 1941 was opgepakt, pleegde ze in september 1942 zelfmoord in de gevangenis van Sint-Gillis om zeker te zijn dat ze geen geheimen zou verklappen aan de nazi’s. Sofie Poznanska was zeker niet de enige sterke vrouw in het Rode Orkest.
Zo was er Vera Akkerman, die samen met haar zussen naar Spanje trok als vrijwilligster in de strijd tegen het fascisme. Ze kwam uit een Joodse familie die het antisemitisch geweld in Polen ontvluchtte. Van Chrzanów in West-Galicië, op amper 20 kilometer van Osewiecin (beter bekend als Auschwitz), verhuisde de familie naar Antwerpen. Daar woonden ze vlakbij de Dageraadplaats.[8] In Antwerpen ruilden Vera en haar zussen hun zionistische achtergrond inruilden voor het communisme. Rachel Luftig, de zus van Vera die de oorlog overleefde, zei later in een interview: “In Antwerpen ging er voor ons een hele wereld open. Het is daar dat we links werden. In Polen waren mijn zus Vera en ik reeds lid van de Poale Tsion, de Arbeiders van Zion. Maar de Antwerpse Poale Tsion was veel linkser dan de Poolse. We zijn ook lid geworden van de Kulturfarein waar we het marxisme in de praktijk toepasten. We waren revolutionairen. Eigenlijk was het daar veel meer ‘Poale’ dan ‘Tsion’.”[9]De Kulturfarein, voluit Yidisher Arbeter Kultur Fareyn (Joodse arbeiders cultuur vereniging), was een clubhuis van voornamelijk jonge joodse activisten. Vanaf 1931 had de Kulturfarein een eigen lokaal in de Lange Kievitstraat 161.[10] Onder een groot portret van Lenin waren er in dat lokaal niet alleen culturele activiteiten, maar ook lezingen en politieke activiteiten met een uitdrukkelijk radicaal-linkse inslag.
Het was in die kringen dat Vera Luftig haar man Emiel Akkerman en diens jongere broer Piet leerde kennen. Beide broers braken eveneens met het zionisme van Hashomer Hatzair om overtuigde communisten en arbeidersleiders in de diamantsector te worden. Ze speelden een actieve rol in het uitbreiden van de stakingsbeweging van 1936 na de moord op de militanten Pot en Gryp. Het was de stakingsbeweging van 1936 die onder meer betaalde vakantie voor alle werknemers in ons land afdwong. Piet en Emiel Akkerman botsten op de conservatieve sociaaldemocratische vakbondsleiding, maar genoten een brede steun onder de arbeiders. Kort nadien gingen ze in Spanje vechten tegen Franco. Daarbij kwamen ze al gauw om het leven.
Vera Akkerman ging niet in op het aanbod van een job bij de Algemene Diamantbewerkersbond (ADB), maar trok in april 1937 samen met Lya Berger (de partner van Piet Akkerman), haar zussen Rachel en Golda en andere Joodse vrijwilligers uit Antwerpen en Brussel naar Spanje.[11] Ze vertrokken vanuit Brussel, waar ze verzamelden op het appartement van Isidoor Springer, die Vera nadien bij het Rode Orkest zou binnenloodsen. Naar Spanje trekken, was niet evident voor vrouwen. De communistische partij stuurde geen vrouwen uit en aan het front vechten was eveneens uitgesloten. Dat was voor vrouwen enkel mogelijk in de eerste opgaande fase van de strijd in de Spaanse revolutie. “Na de maanden van revolutionaire euforie in de zomer van 1936, kwamen de vrouwen opnieuw in de coulissen van het strijdtoneel terecht,” merkt Sven Tuytens op.[12]
De vrouwen kwamen in een ziekenhuis terecht, waar ze gewonden van het front verzorgden. In het ziekenhuis namen ze het op voor hun jonge Spaanse collega’s en aarzelden ze niet om in te gaan tegen de bestaande hiërarchische regels, waarbij dokters hoger stonden (of dat toch dachten) en zich alles meenden te kunnen permitteren tegenover jonge vrouwen. Voor zijn boek ‘Las mamas belgas’ sprak Sven Tuytens met wellicht de laatste overlevende verpleegster van het ziekenhuis waar Vera Akkerman werkte: “Vera was de leidster en ook diegene die er het beste gekleed bij liep. Zij sprak met de geneesheren alsof het collega’s waren. Dat was iets wat wij – de plaatselijke hulpverpleegsters – nooit deden. Ik was amper vijftien toen ik in een van de drie operatiekamers aan de slag ging. Vera had mij in bescherming genomen en kwam bij mij thuis op bezoek.”[13]
Haar sterke antifascistische overtuigingen beschreef Vera Akkerman in een brief aan het KP-blad ‘Het Vlaamsche Volk’ in december 1937. Na een nachtdienst waarin een jonge Spaanse boerenzoon zijn doodsstrijd verloor, schreef ze: “Sinds ik de klassenstrijd, de sociale en politieke kwesties begrepen heb, ben ik antifascist. Sinds de oorlog in Spanje woedt […] heb ik nog meer het fascisme leren bekampen. Ik weet ook dat een Italiaanse fascistische kogel mijn allerliefste echtgenoot van het leven beroofde. Reden genoeg om het fascisme te haten! Maar praktisch gezien en gevoeld wat de fascisten doen, dat deed ik juist tijdens die nachtdienst.”[14]
Vera speelde een belangrijke rol in het Rode Orkest en kon na het oprollen ervan in 1942 naar het Franse Royat vluchten waar ze de oorlog overleefde.[15] Haar zus Golda werd in 1942 opgepakt door de Antwerpse stadspolitie en kwam om het leven in Auschwitz. Haar andere zus, Rachel, werd in 1944 opgepakt als koerierster en overleefde Ravensbrück.
Joodse achtergrond
Het is geen toeval dat militanten met een joodse achtergrond een belangrijke rol speelden in het Rode Orkest. De opkomst van het fascisme, maar meer algemeen het falen van het kapitalisme om een antwoord te bieden op de joodse kwestie, zorgde voor een radicalisering. Velen kwamen uit de jeugdbeweging Hashomer Hatzair die zionisme met socialisme combineerde, of correcter gezegd: een socialistische retoriek hanteerde maar maatschappijverandering ondergeschikt maakte aan het eerste doel van het realiseren van een joodse staat. Trepper zelf beschrijft hoe hij in 1924 naar Palestina trok, maar daar vaststelde dat de zionistische burgerij “de maatschappelijke verhoudingen wilde laten voortbestaan die wij wilden opheffen.”[16] De klassenstrijd maakte van Trepper, Piet en Emiel Akkerman, hun vrouwen Lya en Vera, Isidoor ‘Sabor’ Springer, Sophie Poznanska en anderen communisten.
Slechts enkelen gingen dieper graven. Eén van hen was Abraham Wajnsztok, alias Abram Leon. Hij was geboren in Polen in 1918 en kwam in 1928 met zijn ouders in België aan. Hij sloot aan bij de Hashomer Hatzair maar vond er onvoldoende antwoorden op de tegenstellingen tussen arm en rijk. Tijdens de stakingsbeweging van 1936 kwam hij in contact met de strijd van de mijnwerkers in Charleroi en de Borinage, waar de Parti Socialiste Révolutionnaire (PSR) van Léon Lesoil en Walter Dauge over een grote aanhang beschikte. In 1937 trok Abram Leon naar een kibboets in Palestina, maar hij verwierp het idee van ‘klasseneenheid’ voor de Joodse zaak. Leon wierp zich op een studie van de joodse kwestie om zijn buikgevoel te onderbouwen met argumenten en inzichten.
De basis hiervoor vond hij bij Marx die verklaarde dat het originele verschijnsel van het voortbestaan van de religie van het joodse volk moest gezocht worden in het sociale leven van de joden. Marx merkte op: “Het jodendom heeft zich, niet in weerwil van de geschiedenis, maar door de geschiedenis gehandhaafd.”[17]In zijn ‘Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven’[18] stelde Abram Leon dat het jodendom onder de opkomst van het kapitalisme de keuze had tussen isolement en vervolging. Er was een grote emigratie, onder meer naar de VS, en tegelijk ook meer assimilatie. Die was het meest beperkt in specifieke sectoren die door joden werden gedomineerd. Hij omschreef de joden als een ‘volk-klasse’, waarbij ze zich als sociale klasse handhaafden en zo hun religieuze, etnische en linguïstische kenmerken behielden. Anders gezegd: het ‘joodse type’ was niet zozeer een raciaal gegeven, maar het resultaat van een economische en sociale selectie. Het oprukkende antisemitisme in Centraal- en Oost-Europa was daar nauw mee verbonden: het kapitalisme in verval maakte van de Joodse winkeliers een doelwit van de haat van boeren en al wie uit de boot viel. In West-Europa zorgde het eveneens voor een toename van antisemitisme: zowel tegen joodse ambachtslieden als tegen het speculatieve kapitaal in handen van joodse kapitalisten. Het zionisme bood geen antwoord, stelde Abram Leon vast. “Het kapitalisme in verval schept de basis voor het zionisme, maar verhindert tevens de realisatie van dit zionisme. Het zionisme wil het joodse probleem oplossen zonder het kapitalisme te vernietigen, terwijl dat de voornaamste oorzaak van het lijden van de joden is.”[19]
Abram Leon werd één van de centrale leiders van de Parti Socialiste Révolutionnaire, tijdens de oorlog omgedoopt tot Parti Communiste Révolutionnaire (PCR). Vooral in de streek rond Charleroi stond de PCR sterk, in het bijzonder onder de mijnwerkers.[20] Het was tijdens de uitbouw van een clandestiene structuur van de PCR en in het verzet tegen de nazibezetters dat Abram Leon de tijd nam om zijn bevindingen rond de joodse kwestie in boekvorm neer te schrijven. Aan de vooravond van de bevrijding werd Abram Leon door een toevallige slordigheid opgepakt: een raam van het huis waar hij verbleef was niet goed afgeplakt en het licht trok een Duitse controle aan. Een poging om hem te bevrijden door hem verkleed als Duitse soldaat samen met een socialistische cipier uit de gevangenis te smokkelen, mislukte omdat hij bij een ondervraging door de Gestapo te hard was toegetakeld en met twee blauwe ogen moeilijk kon doorgaan voor een onopvallende Duitse soldaat. Na martelingen werd Abram Leon overgebracht naar de Dossin-kazerne en uiteindelijk naar Auschwitz, waar hij vergast werd.[21]
De leden van het Rode Orkest met een joodse achtergrond maakten niet dezelfde grondige historisch materialistische analyse van het jodendom als Abram Leon. Wel vonden ze in de klassenstrijd een alternatief op hun doorprikte illusies in het zionisme. Tegelijk zou hun joodse achtergrond een rol spelen in het steeds opnieuw aanwakkeren van het antifascistische vuur.
De moed van het Rode Orkest
Het Rode Orkest was een indrukwekkende onderneming. Trepper kreeg groen licht voor deze operatie van generaal Berzin, die in Spanje actief was geweest en overtuigd was dat er een oorlog tussen Rusland en Duitsland kwam. Berzin zag met lede ogen hoe de meest capabele generaals werden uitgeschakeld in de zuiveringen die Rusland in hun greep hielden. Zo werden in maart 1937 Toechatsjevski en enkele topmilitairen opgepakt op verdenking van samenwerking met nazi-Duitsland. Berzin zou amper een jaar later hetzelfde lot ondergaan: arrestatie en executie. De officiële partijlijn in 1937 was om niet teveel problemen in Duitsland te veroorzaken. Stalin dacht dat een oprecht akkoord met Hitler mogelijk was en dat die enkel op het westelijk front zou aanvallen. Trepper wist net als Berzin beter en greep de opening die hem gegeven werd.
Waarom zo’n engagement aangaan als de twijfel over het Stalin-regime al groot was? Trepper schreef in zijn autobiografie: “Tussen Hitlers hamer en Stalins aambeeld restte voor ons, die nog altijd in de revolutie geloofden slechts een smalle weg. (…) Als Pools staatsburger, als jood die in Palestina had gewoond, zonder vaderland en verslaggever bij een joodse krant, was ik voor de NKVD [geheime dienst] tienmaal verdacht. Mijn levensweg was reeds uitgestippeld en zou eindigen in het duister van een kerker, in een kamp, op zijn best tegen een muur. Daarentegen kon ik, door ver van Moskou in het eerste gelid tegen het nazisme te strijden, diegene blijven die ik altijd was geweest: een strijder voor de revolutie.”[22]
Met een minimum aan middelen werd het bedrijf ‘The Foreign Excellent Trench-Coat’ opgezet, verbonden met het bedrijf ‘Au Roi du Caoutchouc’ waar Treppers medestander Leo Grossvogel bij actief was. Het idee van een export- en importbedrijf was natuurlijk goed gevonden: welk beter excuus om naar verschillende landen te gaan en overal bronnen te hebben? Het bedrijf draaide goed en lang niet iedereen wist dat het tevens als dekmantel gebruikt werd voor het verzamelen en doorgeven van informatie. Vanaf 1939 kwamen de eerste versterkingen met twee Sovjet-agenten die zich als Uruguayanen voordeden. Het Stalin-Hitler-pact in augustus 1939 zette druk op het project, maar Trepper en Grossvogel zetten door. In 1940 ging het orkest van start, waarbij Trepper en Grossvogel vanuit Parijs werkten.
Eind december 1940 werd Moskou gewaarschuwd dat Hitler een aanval in Rusland voorbereidde. ‘Operatie Barbarossa’ werd gemeld door Sovjet-agent Richard Sorge vanuit Japan, de groep Schulze-Boysen in Duitsland en nauwkeurige gegevens van het Rode Orkest in Parijs over het aantal Duitse divisies dat vanuit België en Frankrijk werd teruggetrokken met het oog op de oorlog met Rusland. Roosevelt deelde de informatie die zijn geheime diensten hadden verzameld met de Russen. Stalin hechtte er geen geloof aan. “Wie zijn ogen sluit, zal nooit iets zien, al ware het dat hij in het volle licht stond,” merkte Trepper op.[23] De vergissing van Stalin zorgde voor miljoenen extra doden. Het Rode Orkest speelde een belangrijke rol in het doorspelen van informatie over de Duitse wapenproductie en militaire strategieën. Toen Hitler zijn generaals bijeenriep om de belegering van Moskou te bespreken, was de stenograaf een lid van het Rode Orkest, meer bepaald van de Schulze-Boysen groep. Elke stap van het Duitse leger was meteen bekend in Moskou, dat het tegenoffensief kon organiseren. Zo kon de beslissende slag om Stalingrad voorbereid worden.
Natuurlijk waren het niet de spionnen die de oorlog wonnen, maar hun bijdrage was belangrijk. Dat het pijn deed bij de nazi’s, bleek uit de verbetenheid waarmee ze op het Rode Orkest gingen jagen. In december 1941 werd het Brusselse netwerk opgerold, in november 1942 werd Trepper opgepakt. De poging van de Gestapo om Trepper dubbelspel te laten spelen, bood hem enige ruimte en maakte dat hij in 1943 kon ontsnappen. Activisten als Sophie Poznanska en Isidor Springer pleegden zelfmoord in de cel om geen informatie vrij te geven. Anderen zouden wel gebroken zijn: Efremov ging door de knieën en Kent ging samenwerken met de nazi’s.
Een belangrijk obstakel in de werking van het Rode Orkest was de verstikkende opstelling van de stalinistische bureaucratie in Moskou. Het maakte dat cruciale informatie onderbenut werd, het leidde tot onvoorzichtigheden in de communicatie met de agenten en na de oorlog zelfs tot de arrestatie en vervolging van Leopold Trepper in de Sovjet-Unie. Ook dat behoort tot de vreselijke misdaden van het stalinisme. Oprechte revolutionairen die de vervolgingen overleefden, waren in veel gevallen gebroken.[24] Trepper behield zijn socialistische overtuigingen. Zijn autobiografie eindigt als volgt: “Ik weet dat de jeugd zal slagen waar wij hebben gefaald, dat het socialisme zal triomferen en dat het niet de kleur zal hebben van de Russische tanks die Praag verpletterden.” Een uitgewerkte analyse van hoe het stalinisme kon ontwikkelen en wat het juist inhield, laat staan wat een alternatief erop was, maakte Trepper echter niet.
Stalinisme: de revolutie verraden
Burgerlijke geschiedschrijvers beperken hun verklaring voor het stalinisme vaak tot een tweestrijd tussen Trotski en Stalin voor de opvolging van Lenin, waarmee meteen gesuggereerd wordt dat de basis voor het stalinisme reeds onder Lenin was gelegd. Het stalinisme betekende echter een breuk met de Oktoberrevolutie; het was een politieke contrarevolutie. De bureaucratische ontwikkeling, met Stalin aan het hoofd, was enkel mogelijk door het mislukken van de wereldwijde revolutie en het bijhorende isolement van de Sovjet-Unie. Gecombineerd met de gevolgen van een vernietigende burgeroorlog in een voorheen grotendeels onderontwikkeld en achtergebleven land, was het hierdoor bijzonder moeilijk om de productiekrachten snel en significant op een hoger niveau te brengen. Trotski verwees daarbij naar Marx: “De ontwikkeling van de productiekrachten is een absoluut noodzakelijke praktische voorwaarde [voor het socialisme], omdat zonder deze het gebrek algemeen wordt en daarmee de strijd om de eerste levensbehoeften weer oplaait en dat zal betekenen dat alle oude troep weer op zal leven.” De ‘oude troep’ leefde in de Sovjet-Unie inderdaad terug op.
Stalin was slechts de politieke uitdrukking van de degeneratie van de revolutie. Zoals Leon Trotski opmerkte in zijn analyse van het stalinisme: “Het zou naïef zijn om te denken dat Stalin, eerder volkomen onbekend aan de massa’s, zomaar opeens uit de coulissen te voorschijn kwam met een afgerond strategisch plan onder zijn armen. Zeker niet. Voordat hij zijn eigen koers wist te vormen, vormde de bureaucratie Stalin. Ze voorzag iemand die aan alle noodzakelijke voorwaarden voldeed: het prestige van een oude Bolsjewiek, een sterk karakter, een beperkte blik en nauwe banden met de politieke machine als enige bron van zijn invloed. (…). Een tweederangsfiguur voor de massa’s en in de omstandigheden van revolutie, was Stalin een toonbeeld van middelmatigheid en, als eerste in hun midden, onbetwist leider van de Thermidoriaanse bureaucratie.”[25]
De geplande economie bleef bestaan, maar werd gedomineerd door een bureaucratische kaste aan de top. Alle sociale verworvenheden van democratische betrokkenheid over verregaande vrouwenrechten tot een explosie van creativiteit, werden afgebroken. Een kleine toplaag kende zichzelf privileges toe en stemde het beleid daar steeds meer op af. Het internationalisme maakte plaats voor de theorie van ‘socialisme in één land’. Het buitenlands beleid stond in dienst van de belangen van de bureaucratische kaste rond Stalin in Moskou. Als belangrijke informatie van het Rode Orkest onderbenut bleef, was dit niet alleen toe te schrijven aan het geklungel van bureaucraten waarbij de incompetentie werd vergroot door de zuiveringen. Het was een resultaat van een beleid dat niet gericht was op wereldwijde revolutionaire omwentelingen om een einde te maken aan het kapitalisme. Stalin schipperde van illusies in vrede met de nazi’s naar een opdeling van de wereld op basis van afspraken met het Westerse imperialisme. Deze tegenstrijdige standpunten hadden een constante: een gebrek aan vertrouwen in de arbeidersklasse en hun bondgenoten onder de onderdrukte massa’s om door revolutionaire strijd een einde te maken aan het kapitalisme. Meer nog: de privileges van de stalinistische bureaucratie in Rusland stonden haaks op revolutionaire strijd. Uitbreiding van de revolutie zou immers meteen de noodzaak van arbeidersdemocratie op de agenda zetten en daarmee ook de kwestie van een politieke revolutie in de Sovjet-Unie.
In de Sovjet-Unie zelf werd de heerschappij van de bureaucratische kaste afgedwongen door onderdrukking en brutale repressie. Dit werd gekoppeld aan groteske retoriek over het socialisme, een verwrongen uitdrukking van de enorme politieke autoriteit van de Oktoberrevolutie en de blijvende steun die de oorspronkelijke Bolsjewistische politiek genoot. De repressie maakte dat de Sovjet-Unie steeds meer kenmerken van een politiedictatuur kende.
De zuiveringen vanaf midden jaren 1930 gebeurden met richtlijnen en doelstellingen. Zo was er in 1937 een richtlijn om een kwart miljoen mensen op te pakken, 72.000 van hen te veroordelen en 10.000 gevangenen neer te schieten in de kampen.[26] Vadim Z Rogovin laat een bureaucraat aan het woord: “Op een avond zouden we tot 500 zaken behandelen, we berechtten mensen aan een ritme van verschillende zaken per minuut met beslissingen om sommigen neer te schieten, anderen gevangenisstraf op te leggen … We waren niet in staat om de beschuldigingen te lezen, laat staan het materiaal in de dossiers.” Bij de tweede massa-operatie in 1938 werden heel wat mensen van andere nationaliteiten vervolgd, waaronder Polen, Finnen, Letten, Esten en Litouwers. Er werd in het bijzonder opgetreden tegen communisten uit die landen. Dit was geen willekeurige politiek: het was in sommige gevallen een afrekening en in andere een voorbereiding op het verraad dat zou volgen. Wat de Poolse communisten betreft, ging het om beide elementen. Er werd afgerekend wegens de brede steun in de Poolse partij voor de Linkse Oppositie en tegelijk werd het pad geëffend voor het Stalin-Hitler pact waarbij Polen tussen beide machten werd opgedeeld. Tien van de 16 leden van het eerste Centraal Comité van de Hongaarse Communistische Partij werden vermoord, net als 11 van de 20 volkscommissarissen van de kortstondige Hongaarse Sovjet-republiek van 1919. Rogovin merkte op dat er meer Oost-Europese communisten vermoord werden in de Sovjet-Unie dan in de eigen landen tijdens de nazi-bezetting.
De gevestigde propaganda probeert deze repressieve aanpak terug te brengen naar de beginjaren van het Sovjet-bewind. De cijfers spreken dit tegen. In 1923, toen het grootste deel van het land net uit de burgeroorlog kwam, waren er iets minder dan 80.000 gevangenen in de Sovjet-Unie, van wie ongeveer 4.000 “politieke” gevangenen die vervolgd werden wegens oorlogsmisdaden, pogroms, enzovoort. Het aantal politieke gevangenen begon vanaf 1926 aanzienlijk te groeien. De gevangenen kwamen niet langer uit reactionaire kringen, maar waren aanhangers van de revolutie. Pas toen het stalinistische regime de politieke onderdrukking opvoerde, was er een scherpe toename van het aantal gevangenen: van 175.000 in 1930 tot 1.660.000 in 1940. Trotski omschreef dit als een ‘eenzijdige burgeroorlog’. Alles samen werden meer dan een miljoen partijleden opgepakt en minstens de helft daarvan werd omgebracht.[27] De generatie van de revolutie werd vernederd en verpletterd. Stalins vrees voor de massa’s was groter dan alles en hij mobiliseerde het hele apparaat om hen onder controle te houden.
Partituur voor antifascistische orkesten vandaag
Activisten bestuderen gebeurtenissen uit lang vervlogen tijden niet uit louter historische interesse voor hun voorgangers. Ze doen het tevens om lessen te trekken voor vandaag. Uiteraard zitten we in een andere situatie en vereist de antifascistische strijd vandaag andere methoden dan spionage en de andere vormen van verzet onder de nazi-dictatuur en bezetting. Tegelijk kunnen we wel iets halen uit de sterkste onderdelen van de partituur van het Rode Orkest die niets aan actualiteit hebben ingeboet.
Zoals hierboven benadrukt, was één van de krachtigste kenmerken van de meeste activisten van het Rode Orkest hun politieke overtuiging en vastberaden vertrouwen in de noodzaak en de mogelijkheid om tot een andere samenleving te komen, een socialistische maatschappij waarin de beschikbare middelen en rijkdommen ingezet worden met het oog op de belangen van de meerderheid van de bevolking. Die drijfveer werd aangevuld met een woede tegenover de antisemitische haatcampagnes die uiteindelijk zes miljoen joden de dood instuurden. Wie geen woede of verontwaardiging voelt tegenover het nazisme, is ernstig vervreemd van de mensheid. Woede moet echter onderbouwd worden om een engagement te kunnen doorzetten, ook op de moeilijkste momenten. Dat is waar het belang van een programma en een maatschappelijk alternatief zich stelt. Een alternatief versterkt de mobilisaties omdat het enthousiasme opwekt en richting geeft aan de strijd.
Onder meer in Vlaanderen staat extreemrechts vandaag bijzonder sterk. Bij de eerste electorale doorbraken van het Vlaams Blok eind jaren 1980 en begin jaren 1990 was deelname aan het bestuur uit den boze. Vandaag gaan er stemmen op om dat wel te doen: na de verkiezingen van 2019 ontving Bart De Wever zijn collega-partijvoorzitter Tom Van Grieken van het Vlaams Belang officieel in het kader van de onderhandelingen over de vorming van een Vlaamse regering. Een regering vormden ze niet, maar met VB en N-VA die samen 40% van de stemmen halen, wil N-VA alle opties open houden, in het bijzonder met het oog op de verkiezingen van 2024. Waar extreemrechts zoals het Vlaams Belang en rechtse populisten zoals N-VA sterk staan, proberen ze het publieke debat te domineren. Dat heeft uiteraard een impact op discussies op de werkvloer, onder familie of kennissen. Heel wat argumenten van rechts, onder meer tegenover nieuwkomers, worden vlot overgenomen in die discussies.
Maar het is mogelijk om het debat te keren door terug te koppelen naar de sociale eisen die concreet zijn voor de meerderheid van de bevolking. Het actieplan van de vakbonden eind 2014, bij het aantreden van de rechtse regering-Michel, toonde hoe het publieke debat in de richting van de belangen van de arbeidersbeweging kan gekeerd worden. Aangevuld met een sterkere linkse PVDA-stem in het parlement kan dit vandaag een nog grotere impact hebben. Dit zal enkel gebeuren door een krachtsverhouding doorheen strijd op te bouwen. Geen enkele sociale verworvenheid is bekomen op basis van verdeeldheid: het was eengemaakte strijd van alle onderdrukten die ons zaken als sociale zekerheid, betaald verlof, indexering van de lonen, bescherming op het werk … heeft bezorgd. Dat gebeurde telkens door stoutmoedig en actief voor onze belangen op te komen, het gewoon braafjes vragen werkt niet. Verdeeldheid was altijd een obstakel in de strijd voor sociale verworvenheden. Alleen al daarom is actieve strijd tegen extreemrechts en alle vormen van verdeeldheid belangrijk voor de arbeidersbeweging.
De steun voor extreemrechts is een uitdrukking van wantrouwen en verzet tegenover het establishment en het gevoerde beleid dat tot steeds meer ongelijkheid leidt. Er is geen actieve steun voor een uiterst rechts beleid van harde neoliberale maatregelen gekoppeld aan autoritair bewind. Dat maakt het voor extreemrechtse politici nodig om haat en vooroordelen tegen vluchtelingen te stimuleren of om de hypocrisie en beperkingen van gevestigde politici te benadrukken. Daar kunnen ze mee scoren, met hun eigen asociale agenda is dat veel moeilijker. Een actieve massabasis opbouwen is voor hen dan ook niet evident in deze situatie. Dat wil echter niet zeggen dat er geen pogingen zijn om een meer militante basis uit te bouwen. Waar extreemrechts scoort bij verkiezingen leidt dit vaak tot een toename van incidenten en geweld, onder meer tegen migranten maar ook tegen antifascisten en meer algemeen tegen de arbeidersbeweging. Zwakheid zet aan tot agressie: het antwoord van de arbeidersbeweging ziet er dus maar best zo sterk mogelijk uit.
Een systeem in crisis creëert ruimte voor de groei van extreemrechts. Massamobilisatie is het beste antwoord om te vermijden dat extreemrechts op straat kan domineren. Als extreemrechts daarin slaagt, is het om tegenstanders en de arbeidersbeweging in het bijzonder te breken. In onze mobilisatie kunnen we niet vertrouwen op het establishment of de staat. We moeten de werkenden en jongeren organiseren en onze collectieve kracht inzetten. Dit zal op zich niet volstaan om extreemrechts te stoppen: doorheen onze acties moeten we een alternatief bieden op het kapitalisme, zodat het terechte wantrouwen en de afkeer voor het kapitalisme niet kunnen gekaapt worden door reactionaire rechtse krachten. De enige oplossing op lange termijn is om een einde te maken aan dit krankzinnige systeem.
De arbeidersklasse is de kracht die het kapitalisme kan omverwerpen en beginnen aan de opbouw van een socialistische samenleving. De arbeidersklasse neemt immers een essentiële plaats in het productieproces in: zonder onze arbeid is hun kapitaal niets waard. Onze arbeidskracht en de natuur zijn de bronnen van alle waarde. Beiden worden ondermijnd door het kapitalisme.
Om het kapitalisme omver te werpen, is eenheid van de werkende klasse en alle onderdrukten nodig. Alles wat ons verdeelt, verzwakt ons. Vandaar het belang van strijd tegen racisme, seksisme, homofobie en andere vormen van verdeeldheid. Eenheid smeden gebeurt het best door de gemeenschappelijke belangen uitdrukkelijk te benoemen en van daaruit eisen te formuleren die algemeen begrepen worden als noodzakelijk: goede jobs met een fatsoenlijk loon, arbeidsduurvermindering zonder loonverlies om de werkdruk te verlagen en het beschikbare werk te verdelen, betaalbare huisvesting, voldoende uitgebouwde openbare diensten zoals zorg en onderwijs, leefbare uitkeringen … Rond al die zaken wordt al gauw duidelijk wie verantwoordelijk is voor de tekorten en wie niet: niet de vluchteling richt sociale bloedbaden aan, maar de aandeelhouders die hun rekeningen in belastingparadijzen nog meer willen spijzen.
Ondanks het bescheiden karakter van deze eisen, zijn ze niet (of toch zeker niet duurzaam) te realiseren onder het kapitalisme. Ze maken een overgang, een brug naar de noodzaak van maatschappijverandering en een socialistische samenleving waarin de beschikbare middelen en rijkdommen op democratische en planmatige wijze worden ingezet.
De technologische mogelijkheden vandaag zijn enorm, maar toch zijn er voor de meerderheid van de bevolking steeds meer tekorten. Extreemrechts speelt daarop in, niet om zich te richten tegen de kleine toplaag van grote kapitalisten, maar om naar beneden te schoppen. Daarmee plaatst het zich binnen de logica van het systeem en verdedigt het de belangen van de superrijken. Het gevaar van extreemrechts is reëel, zelfs indien een fascistische dictatuur niet meteen op de agenda staat. Pas nadat de revolutionaire hoop op verandering zware nederlagen heeft ondergaan, kan de contrarevolutionaire wanhoop van extreemrechts een grotere massakracht worden. Tegen de achtergrond van een werkende klasse die wereldwijd steeds meer in het offensief gaat, kunnen antifascisten vandaag optimistisch zijn. Dat neemt niet weg dat elke stap van extreemrechts actief moet bestreden worden zodat de contrarevolutionaire wanhoop geen ruimte wordt gelaten. In die strijd staan we sterker met de inspiratie van antifascistische voorbeelden zoals Sophie Poznanska, Vera Akkerman, Leopold Trepper en de andere helden van het Rode Orkest.
Voetnoten
[1] Kent, één van de hoofdfiguren in de Brusselse afdeling van het ‘Rode Orkest’, schreef bijvoorbeeld in 1995 zijn verhaal in het boek ‘Un certain monsieur Kent’. Hij deed dit onder zijn echte naam: Anatoli Gourévitch. De politieke achtergrond speelt amper een rol in zijn verhaal, van eigen politieke overtuigingen is er evenmin een spoor te bespeuren. Het maakt dat de controverse over het verraad dat hem toegeschreven wordt, niet op overtuigende wijze weerlegd wordt. Er wordt vooral een rookgordijn opgeworpen om dat verraad toe te dekken.
[2] Antony Beevor, The Second World War
[3] De ‘Derde Periode’ verwijst naar de periode van economische depressie na de crash van 1929. De ‘eerste periode’ van revolutionaire bewegingen meteen na de Eerste Wereldoorlog werd vanaf ongeveer 1924 gevolgd door een ‘tweede periode’ van kapitalistische stabilisatie en neergang van de revolutionaire mogelijkheden. Begin jaren 1930 was volgens de stalinisten de ‘derde periode’ aangebroken, die van een finale doodsstrijd van het kapitalisme waarin de communisten zich moesten opwerpen als de enige kracht die een einde konden maken aan het kapitalisme. Niet alleen de sociaaldemocratische leiders maar ook de arbeiders werden als sociaal-fascisten bestempeld: een obstakel op weg naar het communisme.
[4] In zijn boek ‘La véritable histoire de l’orchestre rouge’ (2015) speelt Guillaume Bourgeois de zwaktes van het netwerk uit om afbreuk te doen aan de heldhaftigheid van de voortrekkers ervan, in het bijzonder Trepper. Hij combineert dit met een lezing van de feiten gebaseerd op het verhaal van Kent. Hij grijpt dat aan om Kent en Trepper op gelijke voet te stellen en bijgevolg Trepper als een verrader voor te stellen. Zijn boek is in hetzelfde bedje ziek als dat van Kent: de politieke context is in het decor opgegaan zonder enige rol te spelen waardoor er voldoende mist kan gespoten worden waarin de echte geschiedenis van het rode orkest verloren gaat.
[5] Sven Tuytens, ‘Las mamas belgas’, Uitgeverij Lannoo, 2017, p.18
[6] Leopold Trepper, ‘Het Grote Spel’, hoofdstuk 7: ‘De Angst’;
[7] Zie: ‘Les cahiers Léon Trotsky’ n°13, Numéro Spécial : Leon Sedov (1906-1938)
[8] Meer bepaald in de Arendstraat 70
[9] Aangehaald in Sven Tuytens, ‘Vrijwilligsters uit België’, Brood en Rozen 2016/2, p. 35
[10] Rudi Van Doorslaer, ‘Kinderen van het getto. Joodse revolutionairen in België (1925-1940)’, Hadewijch/AMSAB, 1995, p. 47
[11] Zie: Rudi Van Doorslaer, ‘Kinderen van het getto. Joodse revolutionairen in België (1925-1940)’. Sven Tuytens en Rudi Van Doorslaer, ‘Israël Piet Akkerman. Van Antwerpse vakbondsleider tot Spanjestrijder’.
[12] Sven Tuytens, ‘Las mamas belgas’, p. 83
[13] Sven Tuytens, ‘Las mamas belgas’, p. 31
[14] Aangehaald in Sven Tuytens, ‘Vrijwilligsters uit België’, Brood en Rozen 2016/2, p. 51
[15] Over haar leven na de oorlog is zo goed als niets bekend. In ‘Las mamas belgas’ schrijft Sven Tuytens: “Het is vreemd dat Vera, als een van de overlevenden van het netwerk en naaste medewerkster van Leopold Trepper, na de Tweede Wereldoorlog in de anonimiteit verdween. En waarom vertelde Rachela ook niet over haar toen Rudi Van Doorslaer Vera’s zus in 1986 interviewde in Parijs? Werkte Vera tijdens de jaren van de Koude Oorlog verder voor de inlichtingendiensten van de Sovjet-Unie? Werd zij benaderd door westerse spionagediensten?”
[16] Leopold Trepper, ‘Het grote spel’, hoofdstuk 3: Palestina
[17] Karl Marx, ‘Het joodse vraagstuk’, 1843. Zie: https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1843/1843joods.htm
[18] Abram Leon, ‘Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven’, geschreven in 1942, uitgegeven in het Nederlands door Marxisme.be in 2012
[19] Abram Leon, ‘Hoe het jodendom de geschiedenis kon overleven’, p. 181
[20] De Opposition Communiste de Gauche (OCG) van onder meer Lesoil speelde een actieve en belangrijke rol in de mijnwerkersstaking van 1932. Lesoil was in die staking voorzitter van het overkoepelend stakerscomité in Charleroi. Meer over die stakingsbeweging: Frans Driesen, ‘1932: mijnwerkers in opstand’, uitgegeven door Marxisme.be in 2020. Over de OCG in Charleroi was Leon Trotski volgens zijn secretaris Jean Van Heijnoort steeds positief. “Les deux seuls groupes à propos desquels je l’ai entendu exprimer une admiration sans réserve sont celui de Charleroi, composé de mineurs, et celui de Minnéapolis, aux Etats-Unis, formé de camionneurs.”
[21] Het verhaal over het einde van Abram Leon komt aan bod in: Guy Van Sinoy, ‘Een joodse revolutionaire onder de naziterreur: het verhaal van Claire Prowizur’, artikelenreeks verschenen in maandblad ‘De Linkse Socialist’ in maart en mei 2020.
[22] Leopold Trepper, ‘Het Grote Spel’, Deel II Het Rode Orkest, hoofdstuk 1 Ontstaan van het Orkest
[23] Trepper, ‘Het Grote Spel’, p. 126
[24] Zie bijvoorbeeld Joseph Berger, ‘Shipwreck of a generation’. Berger was secretaris van de Communistische Partij in Palestina en raakte in de goelags in Rusland volledig ontgoocheld. Hij beschreef nadien zijn gesprekken in de kampen in een boek.
[25] Leon Trotski, ‘De Verraden Revolutie’, hoofdstuk 5: De Sovjet Thermidor
[26] Zie: Vadim Z Rogovin, ‘Stalin’s Terror of 1937-1938: political genocide in the USSR’, 2009
[27] George Martin Fellow Brown en Rob Jones, ‘Hoe de Linkse Oppositie zich verzette tegen het stalinisme’, https://nl.marxisme.be/2021/01/02/hoe-de-linkse-oppositie-zich-verzette-zich-tegen-het-stalinisme/