Vervroegde verkiezingen in Spanje: rechts bestrijden in het stemlokaal en op straat!

Verklaring van het Uitvoerend Bureau van Izquierda Revolucionaria, onze zusterorganisatie in de Spaanse staat

De regering van Pedro Sanchez (PSOE) is gevallen. Deze regering werd acht maand geleden gevormd nadat de regering-Rajoy een vertrouwensstemming verloor. De regering-Sanchez vond geen meerderheid voor de begroting. Voorbij de parlementaire wiskunde wijzen de vervroegde verkiezingen vooral op een complete instabiliteit en een discreditering van het volledige regime, het ‘regime van 1978’ dat volgde op de dictatuur van Franco. De meest zichtbare uitdrukkingen van deze instabiliteit zijn de massabeweging voor het recht op zelfbeschikking en een republiek in Catalonië, de vooruitgang van extreemrechts (gesterkt door de toename van het Spaans nationalisme en de crisis in de PP) en de sociale mobilisatie die gebaseerd is op de groeiende armoede onder de bevolking en de bijhorende ongelijkheid. Deze mobilisatie blijft duren, ondanks pogingen van de vakbondsleiders, de sociaaldemocratie en de leiding van Podemos om de sociale mobilisatie te stoppen.

Lessen uit het verleden

Er is een grote politieke polarisatie. De meeste analisten kunnen niet voorbij dit dominante fenomeen. In deze omstandigheden is het nuttig om terug te blikken op wat in de jaren 1930 gebeurde, ook al zitten we nu uiteraard niet in een situatie van open revolutie en contrarevolutie. Maar om de dynamieken en perspectieven van de huidige periode te begrijpen, is het nuttig om de lessen van het verleden niet te vergeten.

De propaganda van de aanhangers van het regime probeert dit zoveel mogelijk tegen te spreken, maar het staatsapparaat omvat autoritaire en reactionaire elementen die geërfd zijn van de dictatuur. Dit wordt opnieuw aangetoond in het repressieve antwoord op klassenstrijd. De bonapartistische neigingen van het regime bleken uit de vervolging van linkse activisten, syndicalisten en artiesten. Deze vervolging gebeurde vaak op basis van in kaart gezette ‘misdrijven’. De repressie heeft als doel om mobilisatie te stoppen en om strijdbare organisaties te intimideren. Wat in Catalonië gebeurde met de brutale weigering om het legitieme recht op zelfbeschikking van de Catalaanse bevolking te erkennen, aangevuld door het opwerpen van een nooit geziene repressieve, politionele en juridische strijd en het versterken van het meest rabiate Spaanse nationalisme, zijn er andere bevestigingen van.

In de jaren 1930 werd de revolutionaire crisis in de Tweede Republiek gekenmerkt door andere factoren, maar het belangrijkste was het falen van de Socialistische Partij (PSOE) om in coalitie met burgerlijke republikeinen de sociale hervormingen door te voeren waar de bevolking zo hard om vroeg. In de context van een diepgaande crisis van het Spaanse en het internationale kapitalisme, faalde de sociaaldemocratie in het doorvoeren van een landbouwhervorming: de grootgrondbezitters behielden een absolute macht en legden ellende op aan miljoenen dagloners. De PSOE was evenmin in staat om de lonen en arbeidsvoorwaarden van de werkenden te verbeteren. Er werd niet ingegaan tegen de economische sabotage door de burgerij. Het kwam niet tot een scheiding tussen kerk en staat, de privileges van de katholieke kerk in het onderwijs en de economie bleven ongemoeid. Het regime bleef afhankelijk van reactionaire elementen in het leger en het gerecht. Het recht op zelfbeschikking voor Catalonië of het einde van de koloniale bezetting van Marokko werden niet erkend.

De frustratie door de politieke ontgoocheling hierdoor zorgde voor een polarisatie en leidde tot een groei van schijnbaar tegenstrijdige fenomenen. Er was een verkiezingsoverwinning van rechts, onder leiding van CEDA, in november 1933. In oktober 1934 was er een arbeidersopstand tegen de poging om op ‘legale’ wijze een fascistische staat te vestigen. Het burgerlijke parlementaire regime ging uiteindelijk onderuit door de aanhoudende druk van de klassenstrijd en de militaire staatsgreep van Franco. Dit leidde tot een revolutionaire uitbarsting in het republikeinse gebied en een burgeroorlog die drie jaar duurde.

Het zou natuurlijk nonsens zijn om te stellen dat we vandaag voor een gelijkaardige situatie staan of dat de gebeurtenissen zich gewoon zullen herhalen. We verwijzen enkel naar het verleden omdat het belangrijk is om de objectieve situatie te begrijpen en om te weten van waar de chronische instabiliteit komt met een sociale en politieke polarisatie die niet te stoppen lijkt.

De zwakke schakel van het kapitalisme

De crisis van het Spaanse kapitalisme is de materiële basis die de politieke ontwikkelingen verklaart. Cijfers wijzen op een snelle vertraging van de economische groei en dit na jaren van sociale ellende. Meer dan 9 miljoen werkenden verdienen minder dan 800 euro per maand. Onder min 25-jarigen zijn lonen onder de 600 euro per maand geen uitzondering. 90% van de nieuwe arbeidsovereenkomsten zijn tijdelijk of onzeker. Alle sectoren worden hierdoor geraakt. Meer dan 3,5 miljoen mensen zijn werkloos. Bovendien dreigen nieuwe herstructureringen in de industrie. Een meerderheid van de bevolking zit in een wanhopige situatie. Onder deze omstandigheden moet geen politieke stabiliteit verwacht worden.

Heel wat burgerlijke, rechtse en sociaaldemocratische politici hunkeren naar een periode zoals de jaren van de ‘transitie’ na Franco. Dat is niet verwonderlijk: de revolutionaire situatie van de jaren 1970 werd de kop ingedrukt door de capitulatie van de leiders van de linkse partijen – de PCE (‘Communisten’) en PSOE (‘Socialisten’) – voor de grote kapitalisten en het politieke apparaat van de dictatuur. De democratische verworvenheden werden afgedwongen door massamobilisatie van de werkende klasse en de jongeren, en door het bloed van honderden activisten die vermoord werden door de repressieve staatsmacht die complete straffeloosheid genoot. De specifieke ‘burgerlijke democratie’ die tot stand kwam in die confrontatie kon gebruik maken van de terugtocht van de massabeweging en de economische groei van eind jaren 1980 en in de jaren 1990, naast substantiële hulp door de EU. Het regime van 1978 werd bijgestaan door interne en externe factoren en bracht afwisselend sociaaldemocratische en rechtse regeringen voort die relatief stabiel waren.

De huidige situatie heeft weinig gemeen met die periode. Het brutale offensief tegen de economische en vakbondsrechten van de werkende klasse, de ontmanteling van de welvaartstaat, de forse besparingen op onderwijs en zorg, het gebrek aan kansen voor jongeren tenzij in economische ballingschap, … zorgden voor een explosief scenario.

Deze drastische verandering in de objectieve situatie volgde op de grote recessie van 2008. Het leidde tot een sociale revolte die we niet meer zagen sinds de jaren 1970: algemene stakingen, massabewegingen zoals de groene en de witte golf, de marsen voor waardigheid, Gamonal (de succesvolle strijd tegen speculatie in de stad Burgos), de studentenstakingen, de massamobilisaties voor het recht op zelfbeschikking en een republiek in Catalonië, de opmerkelijke algemene staking op internationale vrouwendag in 2018 en de grote betogingen van gepensioneerden.

De escalatie van de klassenstrijd en de bocht naar links door heel wat werkenden, jongeren en verarmde middenlagen verklaren enkele belangrijke ontwikkelingen: de opkomst van Podemos, de verkiezingen van 20 december 2015 die leidden tot een crisis in de regeringsvorming waarna er op 26 juni 2016 nieuwe verkiezingen volgden waarna Rajoy premier kon worden. Daartoe moest de Spaanse burgerij een coup plegen in PSOE om Pedro Sanchez aan de deur te zetten.

Het meest ironische daarbij was dat deze operatie waarin de socialistische baronnen, Felipe Gonzalez en een groot deel van de media betrokken waren niet lukte. Sanchez kwam terug als algemeen-secretaris van PSOE. Door de mobilisatie van de leden haalde hij het tegen alle verwachtingen van Susana Diaz.

Versla rechts in de kieslokalen en op straat. Voor een strijdbare linkerzijde!

De situatie is nu weer veranderd. Pedro Sanchez heeft niet het kwalijke imago van Felipe Gonzalez onder brede lagen van de bevolking. Hij komt niet over als iemand die in de zak zit van het meest gevestigde deel van de oligarchie. De aanvallen van rechts de afgelopen weken – waarbij hij voorgesteld als een verrader van het vaderland of als leider van een hedendaags Volksfront (wegens de akkoorden met Podemos) – hebben hem onder delen van de werkende klasse meer geloofwaardigheid opgeleverd dan hij eigenlijk verdient. Er gebeurt iets gelijkaardig met zijn standpunt over Catalonië. Hij steunde de toepassing van artikel 155 van de Spaanse Grondwet waarmee de centrale regering de autonomie van Catalonië schorste. Daarmee werd het recht op zelfbeschikking ontkend en werd de repressie tegen de gevangen genomen leiders van de onafhankelijkheidsbeweging gerechtvaardigd. Ondanks de steun van Sanchez aan de toepassing van artikel 155, wordt hij door rechts voorgesteld als een voorstander van ‘separatisme’. Er zijn gelijkenissen tussen het gedrag van de reactionaire krachten in 2019 en dat in de jaren 1930…

De vervroegde verkiezingen in april zullen de politieke polarisatie verder opvoeren. Het dilemma is duidelijk: ofwel een regering van het reactionaire blok van PP, Ciudadanos en Vox ofwel een coalitie van PSOE en Podemos met de parlementaire steun van Catalaanse en Baskische nationalisten. Onder de huidige omstandigheden is het onmogelijk om een correcte voorspelling te doen van het resultaat op 28 april.

PSOE heeft een grote rol gespeeld in de demobilisatie van de linkse kiezers. Dit gebeurde met een beleid van besparingen, niet ingeloste beloften en het aanvaarden van de logica van het kapitalisme. De leiders van Podemos willen koste wat het kost tot een regering toetreden en laten daartoe de sociale mobilisatie en het anti-systeemelement achterwege. Podemos loopt het programma en de parlementaire benadering van de sociaaldemocratie achterna. De ontwikkeling in Andalusia met de opkomst van Vox heeft een grote impact op het bewustzijn van miljoenen werkenden en jongeren in het land. Op basis van een klasseninstinct wordt in veel werkende families gediscussieerd over hoe de rechtse opmars kan gestopt worden.

Het antwoord op die vraag mag niet beperkt worden tot verkiezingen in een erg volatiele en veranderende omgeving. Er was het falen van de ‘patriottische Spaanse’ mobilisatie in Madrid op 10 februari, waar duidelijk werd dat PP, CS en Vox niet in staat waren om hun sociale basis op straat te krijgen. Op 16 februari was er een grote betoging in Barcelona voor het recht op zelfbeschikking. Daar namen meer dan een half miljoen mensen aan deel, wat de sociale druk op de leiders van PDeCat en ERC verhoogde om tegen de begroting te stemmen. Er waren ook grote betogingen voor publieke gezondheidszorg in Galicië en Teruel. Daarnaast zijn er de vele betogingen van gepensioneerden in alle regio’s, de taxistaking in Madrid en wat een nieuwe historische stakingsdag wordt op 8 maart. Dan zullen miljoenen vrouwen en jongeren uit de werkende klasse samen met hun mannelijke collega’s op straat komen en aantonen dat rechts kan verslagen worden.

Izquierda Revolucionaria zal er alles aan doen om rechts een nederlaag toe te brengen. Maar we geven geen blanco cheque aan Pedro Sanchez of PSOE. We benadrukken dat stemmen niet volstaat. Rechts moet bestreden worden in de kieslokalen, maar om het rechtse beleid te stoppen en de parlementaire linkerzijde te verplichten om een beleid in het belang van de werkenden en de onderdrukten te voeren, is er een aanhoudende massamobilisatie op straat nodig. We bouwen aan een strijdbare linkerzijde met sterke roots in de arbeidersbeweging en de vakbonden, onder jongeren en in sociale bewegingen. Dat koppelen we aan een programma dat breekt met het kapitalisme, opkomt voor het recht op zelfbeschikking en gaat voor een socialistische republiek.

Er valt geen tijd te verliezen: rechts moet bestreden worden in de verkiezingen en op straat. Sluit daartoe aan bij Izquierda Revolucionaria!

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie