Klasse en ras: marxisme, racisme en de klassenstrijd. Deel 1: inleiding

We publiceren een dossier van de Workers & Socialist Party (WASP) uit Zuid-Afrika, aanvankelijk gepubliceerd in 2016. Het dossier handelt over ras en racisme. We starten met een inleiding over de marxistische benadering van deze belangrijke kwesties aan de hand van een beschrijving van de historische opkomst van racisme.

Het is ondertussen meer dan 20 jaar geleden dat het blanke minderheidsbewind en het racistische apartheidssysteem in Zuid-Afrika verdwenen is. Maar voor de zwarte meerderheid hebben de grote veranderingen eigenlijk enkel meer van hetzelfde gebracht. De blanke privileges zijn nooit verdwenen. De samenleving is vandaag ongelijker dan onder de apartheid. De helft van alle zwarte huishoudens vecht om te overleven met minder dan 2.500 Rand per maand, de helft van alle blanke huishoudens heeft meer dan 10.000 Rand per maand. De werkloosheid onder zwarten bedraagt bijna 40%, onder blanken is dat 7%.

Maar het is niet alleen een kwestie van economische ongelijkheid die ervoor zorgt dat racisme nog zo prominent is. In het nieuws zijn racistische vooroordelen nooit ver weg. In mei werd een blanke docent van de universiteit van Stellenbosch afgedankt omdat hij een SMS naar een zwarte student had gestuurd waarin hij die student een ‘vuile zwarte’ had genoemd. In januari werd bekend dat blanke ouders een private school in Guateng onder druk hadden gezet om de leerlingen in aparte klassen te steken. In december 2014 werd het racistische beleid van een restaurant in Kaapstad bekend gemaakt aan de hand van een zwart gezin dat stelselmatig werd geweigerd als het een tafel wilde reserveren, terwijl er voor een blanke vriend van het gezin wel plaats was. Eerder dat jaar was er opschudding toen beelden van blanke studenten in Pretoria verkleed als zwart huishoudpersoneel de ronde deden op sociale media.

De komst van de door zwarte studenten geleide campagne Rhodes Must Fall aan de universiteit van Kaapstad waarbij de verwijdering van standbeelden uit het koloniale tijdperk en dat van de apartheid geëist werd, toonde aan dat de blanke privileges nog steeds aanleiding geven tot een gevoel van nationale onderdrukking. Dat is zeker het geval in de elite-universiteiten die bastions van blanke privileges blijven.

De Rhodes-campagne uitte zich in de taal van zwart bewustzijn. Ook de Economic Freedom Fighters (EFF, een organisatie geleid door de vroegere ANC jongerenvoorzitter Julius Malema) verdedigen de daarmee verwante ideeën van Frantz Fanon. Maar hoe antwoorden deze ideeën op de verderzetting van blanke privileges en racisme meer dan 20 jaar nadat de zwarte meerderheid de macht overnam? Heel wat aanhangers van deze standpunten vallen al gauw terug op nationalisme. Onder de apartheid was het nationalisme van het ANC progressief en oversteeg het de stammenverdeeldheid die door het apartheidsregime en voorheen door het kolonialisme gepromoot werd. Maar vandaag, in een situatie waar de zwarte meerderheid regeert, kunnen nationalisme en nationalistische theorieën een reactionaire rol spelen. Ze bieden immers geen antwoord op de verderzetting van blanke privileges en racisme waardoor ze uiteindelijk zelf terugvallen op racistische vooroordelen zoals het idee dat blanken als racisten geboren worden en dat dit nu eenmaal zo is. Vanuit dit standpunt kon het probleem van het in 1994 onderhandelde akkoord over het einde van de apartheid enkel bestaan uit het feit dat de blanken niet ‘in de zee gedreven werden.’ Het falen van het nationalisme om de reële basis van ongelijkheid en armoede in de samenleving uit te leggen, leidt op zijn beurt tot meer ruimte voor stammentwisten en zelfs xenofobie.

Blanke privileges en racisme zijn niet het resultaat van ‘onvermijdelijke’ botsingen tussen blank en zwart. Ze houden stand door de klassenstructuur van de kapitalistische samenleving. Het kapitalisme zelf gaf aanleiding tot het ontstaan van racisme. Voor het kapitalisme was er geen sprake van discriminatie tegen een volledig volk op basis van permanente vooroordelen van zogenaamde minderwaardige afkomst, huidskleur of andere fysieke en mentale kenmerken. Historisch kwam het racisme op om de slavenhandel over de Atlantische Oceaan te rechtvaardigen. Dat was immers een enorme bron van winsten voor de opkomende kapitalistische klasse. Eens het racisme opgang kende, werd het aangepast naargelang de veranderende economische belangen van de kapitalistische klasse in de koloniale veroveringen en als onderdeel van het ideologisch arsenaal van het kapitalisme tegen de revolutionaire arbeidersklasse. De ontwikkeling van racisme bekijken tegen de achtergrond van de opgang, neergang, scherpe ontwikkelingen, … van de klassenstrijd, is de enige manier om te begrijpen waarom er racisme is. Dit vereisteen marxistische analyse.

De marxistische benadering

Voor marxisten zijn alle ideeën, dus ook racisme, uiteindelijk een uitdrukking van sociale omstandigheden. Deze materialistische benadering betekent dat ideeën moeten gezien worden als producten van historische ontwikkeling. Een idee proberen te begrijpen zonder een materialistische benadering is als het onderzoeken van een schaduw los van het voorwerp dat deze schaduw afwerpt. Om racisme te begrijpen, is het nodig om te kijken naar de specifieke historische omstandigheden die het gecreëerd hebben en die het behouden en aangepast hebben tot op vandaag.

De belangrijkste sociale voorwaarde die moet onderzocht worden, is de verhoudingen tussen de klassen zelf. Die verhoudingen komen voort uit hoe de samenleving de productie organiseert. Verschillende manieren om de productie te organiseren hebben geleid tot het bestaan van verschillende klassen. De geschiedenis kende een aantal verschillende klassensamenlevingen. Een gemeenschappelijk kenmerk daarbij is dat een heersende klasse die een minderheid vormt de werkende meerderheid uitbuit door zich het overschot dat door hun arbeid gecreëerd is toe te eigenen (lees: stelen). Dat is de fundamentele tegenstelling in de samenleving.

Verschillende geloofssystemen (of ideologieën) komen op om de positie van de heersende klasse te rechtvaardigen en om de massa’s hun uitbuiting te laten aanvaarden. Verschillende vormen van klassensamenleving vereisten verschillende ideologieën om deze te rechtvaardigen. De geschiedenis van slavenopstanden, boerenrevoltes en massale revolutionaire strijd van de arbeidersklasse in ons tijdperk tonen echter dat de heersende klasse er altijd maar deels in slaagt om de uitgebuite klassen te bedotten.

Het is niet alleen de klassenstrijd tussen de heersende klasse en de uitgebuite meerderheid die van belang is. De strijd tussen concurrerende fracties van de heersende klasse of tussen verschillende uitbuitende klassen kan eveneens een belangrijke rol spelen in het bepalen van de ontwikkeling van de samenleving en de ideologieën die opduiken. Zo was er de concurrentie tussen de verschillende imperialistische kapitalistische klassen in de 20ste en de 21ste eeuw of de strijd tussen de opkomende kapitalistische klasse en de uitgeleefde feodale heersende klasse in de 17de, 18de en 19de eeuwen.

De tegenstrijdige belangen van verschillende klassen vormen de reële sociale basis waarop raciale vooroordelen, discriminatie en onderdrukking vorm krijgen. In de strijd tussen klassen krijgen verschillen van ras, maar ook van gender, leeftijd, seksualiteit en religie vaak een antagonistische vorm die aanleiding geeft tot overeenstemmende ideologieën van racisme, seksisme, homofobie of religieuze vooroordelen. Friedrich Engels ging uitgebreid in op de oorsprong van onderdrukking van vrouwen in de klassensamenleving en de seksistische vooroordelen die daar later uit zouden voortkomen. Nadien werd aangetoond hoe homofobe vooroordelen een opgang kenden in de 19de eeuw op basis van de wijze waarop het gezin georganiseerd werd in de kapitalistische samenleving.

De kracht van de marxistische analysemethode ligt echter niet in een simplistisch materialisme dat stelt dat economische belangen altijd uitgedrukt worden als ideeën en ideologieën op een ruwe en voor de hand liggende wijze. De kracht van de marxistische methode ligt eerder in het dialectisch materialisme.

Dialectiek betekent dat de ontwikkeling van sociale omstandigheden bekeken wordt als processen en interacties. Dit betekent dat het marxisme erkent dat ideeën en ideologieën zelf een interactie kennen met de economische krachten die deze gecreëerd hebben waardoor de sociale omstandigheden bijkomende lagen van complexiteit kennen. Engels legde de nuances van de dialectiek voor de marxistische analysemethode uit in deze brief:

“Volgens de materialistische geschiedenisopvatting zijn de productie en reproductie van het werkelijke leven in de geschiedenis het moment dat in laatste instantie bepalend is. Meer hebben Marx noch ik ooit beweerd. Wanneer iemand dat nu zo verdraait dat het economisch moment het enig bepalende is, dan verandert hij deze stelling in een nietszeggende, abstracte, absurde frase. De economische toestand is de basis. Maar de verschillende momenten van de bovenbouw – politieke vormen van de klassenstrijd en zijn resultaten – staatsinrichtingen die na hun overwinning door de overwinnende klasse zijn vastgesteld enz. – rechtsvormen, en met name de reflexen van al deze werkelijke strijdconflicten in het brein der betrokkenen (politieke, juridische, filosofische theorieën, godsdienstige opvattingen en een ontwikkeling tot een stelsel van dogmata) oefenen eveneens hun inwerking uit op het verloop van de historische strijd en bepalen in vele gevallen overwegend de vorm waarin zij gevoerd wordt. Het is een wisselwerking van al deze momenten waarin de economische beweging zich uiteindelijk noodzakelijk verwezenlijkt door al die oneindige hoeveelheid toevalligheden heen (d.w.z. dingen en gebeurtenissen wier onderlinge, interne samenhang zo ver verwijderd of zo onaantoonbaar is dat wij ze als niet aanwezig kunnen beschouwen, kunnen verwaarlozen). Anders zou de toepassing van de theorie op een willekeurige periode van de geschiedenis makkelijker zijn dan de oplossing van een simpele eerste graadsvergelijking.”

Brief aan J. Bloch, 1890

De opmerking van Engels is belangrijk om te begrijpen wat anders als tegenstrijdigheden in de historische ontwikkeling van racisme kan overkomen. Eens een idee of een ideologie, zelfs een vooroordeel, opgekomen is, kan deze binnen bepaalde grenzen een eigen leven leiden. Onder het gewicht van historische inertie kunnen ideeën langer bestaan dan hun houdbaarheidsdatum. Het is niet mogelijk om als racist geboren te worden, maar het is wel mogelijk om in een racistische samenleving geboren te worden en op te groeien met vooroordelen die gecreëerd werden door de sociale voorwaarden van een periode in het verleden. Ideeën en ideologieën kunnen een nieuwe inhoud krijgen door wijzigende sociale voorwaarden, zelfs indien de taal waarmee ze geuit worden dezelfde blijft. Ideeën die in een bepaalde historische periode progressief waren, kunnen reactionair zijn in een andere periode omdat ze andere klassenbelangen dienen. Verschillende ideologieën kunnen onderling verweven zijn. Dit was het geval met racisme en nationalisme, in het bijzonder onder de sociale voorwaarden van de 19de en de 20e eeuw. Enkel het marxisme kan die tegenstellingen verklaren door zich te baseren op de continuïteit van de veranderende sociale omstandigheden en niet enkel te kijken naar de ideologische schaduwen die deze sociale voorwaarden afwerpen.

Het marxisme kan verklaren waarom delen van klassen onder bepaalde omstandigheden ideologieën steunen die niet overeenstemmen met hun fundamentele belangen. Marx merkte op dat “de ideeën van de heersende klasse in elk tijdperk de heersende ideeën zijn.” Dit betekent dat de controle van de heersende klasse op de samenleving deze klasse de mogelijkheid biedt om gedeeltelijk ideologieën op te leggen die haar belangen in de samenleving versterken. Onder de juiste historische omstandigheden kunnen de ideologieën van racisme en nationalisme leiden tot een grotere verdeeldheid onder de werkende klasse en de armen waardoor ze zich niet verenigen tegen hun gemeenschappelijke uitbuiter, de kapitalistische klasse.

Lenin beschreef hoe de imperialistische fase van het kapitalisme en de koloniale expansie de sociale voorwaarden creëerde voor de Europese kapitalistische klassen om delen van de Europese arbeidersklasse ‘om te kopen’ door de vorming van een geprivilegieerde ‘arbeidersaristocratie’ die op opportunistische wijze steun gaf aan het racistische koloniale beleid als basis voor de eigen privileges. Vandaag wordt dat idee vaak misbruikt om de hele Europese arbeidersklasse af te schrijven. Maar zelfs in de 19de eeuw waar Lenin over schreef, op het hoogtepunt van het koloniaal bewind, ging het slechts over een deel van de arbeidersklasse die toegaf aan die omkoperij. Lenin legde bovendien uit dat de tegenstelling tussen het steunen van een ideologie die niet overeenkwam met de fundamentele belangen van de arbeidersklasse onvermijdelijk zou leiden tot een “verscherping van de onverzoenlijkheid tussen het opportunisme en de algemene en cruciale belangen van de arbeidersbeweging.”

De zwaktes van de burgerlijke methode

De wijze waarop het marxisme de sociale voorwaarden belicht die aanleiding geven tot het racisme en dit verder voeden, kan ook aangetoond worden door het te vergelijken met de zwaktes van de burgerlijke (dus de kapitalistische) academici in hun pogingen om racisme te verklaren. Als we hen omschrijven als burgerlijk is dit geen verwijt, het wijst enkel op de analysemethode.

De zwakte van de burgerlijke analyse kan samengevat worden als het falen om het onderzoek naar de sociale omstandigheden, de klassenverhoudingen in het bijzonder, centraal in de analyse te plaatsen. Burgerlijke academici kunnen in alle hoeken van de geschiedenis duiken, maar stellen racisme nog al te vaak voor als een ahistorisch fenomeen. Het wordt voorgesteld als iets wat altijd bestaan heeft, in plaats van iets wat ontstond onder bepaalde sociale voorwaarden op een specifiek punt in de geschiedenis. Het maakt dat ze de opkomst van nieuwe ideeën en vooroordelen niet kunnen verklaren en evenmin de omstandigheden begrijpen die de vorm van deze vooroordelen kunnen wijzigen. De burgerlijke benadering is uiteindelijk meer beschrijvend dan analyserend, deze benadering ziet de continuïteit niet waarmee nieuwe vormen van racisme verbonden worden met sociale omstandigheden en de klassenstrijd. Het maakt dat deze benadering bijgevolg niet in staat is om aan te geven hoe het racisme kan gestopt worden.

Dezelfde zwakte zien we bij een aantal Afrikaanse denkers. Het gaat om diegenen die het racisme op basis van reële vooroordelen van blanken toeschrijven aan alle blanken, los van tijd en plaats. Zij zien racisme eveneens als een ahistorisch fenomeen. Zonder historische verklaring van waarom de blanken tot racistische vooroordelen kwamen, wordt dus aangenomen dat dit racisme onbewust al aanwezig was in die perioden van de geschiedenis waar er geen contact was tussen de blanke en de zwarte bevolkingen en ze van elkaars bestaan niet afwisten.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie