‘Het ministerie van opperst geluk’: schrijfster/activist Arundhati Roy over strijd in India

“Hoe vertel je een versplinterd verhaald? Door langzaam iedereen te worden. Nee. Door langzaam alles te worden.” Zo vat de achterflap de nieuwe roman van Arundhati Roy samen. Het is de eerste na ‘De god van kleine dingen’ twintig jaar geleden. In de tussentijd publiceerde Roy heel wat materiaal: boeken, essays, … Geen belangrijke strijdbeweging in India ging voorbij zonder de scherpe vaststellingen van Roy. Het huidige hindoenationalistische bewind in het land ziet haar als een verraadster en vijand. “Het ministerie van opperst geluk” zal daar geen beterschap in brengen. “Het is een goed ogenblik voor dit boek, maar een slecht voor de schrijver ervan,” merkte Roy op bij de voorstelling van het boek in ons land midden juni.

Recensie door Geert Cool

Het non-fictiewerk van Arundhati Roy is scherp met harde kritieken op het kapitalisme en diegenen die het status quo verdedigen. Roy neemt het op voor de meest onderdrukten in de samenleving: Dalits, vervolgde Kasjmiri, Eelam Tamils die uitgeroeid worden in Sri Lanka, … Op de eerste meeting van de campagne ‘Stop the Slaughter against Tamils’ in Chennai – ten tijde van de eindfase van de oorlog in Sri Lanka in 2009 – werd een boodschap van Roy voorgelezen. Uit die campagne zou Tamil Solidarity ontstaan. Haar oproepen tot engagement en strijd tegen de gevolgen van het kapitalisme delen wij. Net als Roy menen we dat er een politiek antwoord nodig is, ook al trekt ze die conclusie niet volledig door. Kortom, als Arundhati Roy met een nieuw fictiewerk komt, zijn wij op zijn minst positief vooringenomen.

In ‘Het ministerie van opperst geluk’ komen zowat alle belangrijke bewegingen van de afgelopen jaren in India aan bod, met uitzondering van de krachtige en massale algemene stakingen die het subcontinent schokten. Het boek is echter geen beschrijving van bewegingen. “Het doel is niet om een boodschap te brengen of een sociologisch handboek te vormen,” zei Roy in juni in Brussel. “Er wordt eerder een universum gecreëerd, niet iets dat makkelijk kan geconsumeerd worden.” Doorheen verschillende verhalen die onvermijdelijk samenkomen en deels samenvallen zien we Arundhati Roy als schrijfster/activist aan het werk. Het is fictie, er is ruimte voor poëzie en voor verrassende zins- en plotwendingen, maar 20 jaar activisme zijn onderdeel van de schrijfster. “Ik ben niet beschaamd om politiek te zijn, om over meer dan het gewone te schrijven. De achtergrond wordt op de voorgrond geplaatst,” zei ze in Brussel.

Het eerste centrale personage is Anjum, die geboren wordt als Aftab. Ze is de vierde van vijf kinderen en wordt bij haar geboorte als een jongen gepresenteerd. Aftab heeft zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken. Haar moeder probeert dit jarenlang verborgen te houden, maar uiteindelijk komt het uiteraard naar buiten. Aftab kan zowel hoog als laag zingen en wordt hiervoor uitgelachen door andere kinderen. Haar ouders proberen het medisch op te lossen door alle vrouwelijke kenmerken medisch te laten verwijderen. De operatie mislukt, de interne strijd van Aftab wordt enkel groter. Uiteindelijk vindt ze rust bij een groep “hijra” (transseksuelen) waar ze openlijk als vrouw, als Anjum, door het leven kan gaan. Anjum ontsnapt als moslim aan het dodelijke anti-moslimgeweld in Gujarat in 2002. Haar leven werd gespaard omdat de nationalistische fundamentalisten dachten dat een hijra doden ongeluk brengt… “Slagersgeluk. Meer was ze niet. En hoe langer ze leefde, hoe meer geluk ze hun bracht.” Het trauma blijft en drijft Anjum weg uit de veilige omgeving van de hijra’s nabij het Rode Fort in Delhi. Ze start een eigen pension voor uitgestotenen op een verlaten kerkhof.

Op een verzamelplaats van activisten, Jantar Mantar, maken we kennis met slachtoffers van de ramp in Bhopal, revolutionairen, … maar ook met de opkomende anti-corruptiebeweging die het verzet depolitiseert en daarbij alle mediabelangstelling naar zich toetrekt. Anjum en co raken er betrokken in een gevecht nadat een verlaten baby gevonden is. In de chaos is het kindje verdwenen, maar een medestander van Anjum heeft gezien wie haar meenam. Hij volgt de vrouw die we verder in het boek leren kennen als het tweede hoofdpersonage: Tilo. Eerst krijgen we het verhaal van de huisbaas van Tilo: een cynische medewerker van de veiligheidsdiensten die verslaafd is aan geweld maar ook aan drank. Als student was de huisbaas één van de drie mannen die verliefd was op Tilo: er was ook de Kasjmiri student Musa met wie ze trouwde maar die omkwam, waarna Tilo trouwde met Naga, de derde student die zijn linkse standpunten had ingeruild voor een job als topjournalist en in die hoedanigheid met de veiligheidsdiensten samenwerkte. De huisbaas doet het verhaal van het overlijden van Musa en hoe Tilo net aan de dood ontsnapte in Kasjmir, mee door toedoen van zowel zichzelf als de journalist Naga.

Tilo vreest dat zal uitkomen dat ze een baby meenam en trekt op voorstel van een gemeenschappelijke vriend in bij Anjum en haar bende. Haar huisbaas, die heimelijk verliefd op haar was, ontdekt in haar verlaten appartement tal van documenten en papieren die het echte verhaal van Tilo en Musa doen. Het is het verhaal van de onderdrukking en de gewapende strijd tegen de Indische bezetting van Kasjmir. “Tegenwoordig kun je in Kasjmir vermoord worden omdat je nog leeft,” zei Musa jaren na zijn officiële dood. Bij een inval was hij net ontkomen, een andere activist was gedood en als Musa begraven. Het verhaal over Kasjmir – ingeleid met een citaat van James Baldwin: “En ze wilden met niet geloven, juist omdat ze wisten dat ik de waarheid sprak” – doet zelfs de cynische huisbaas twijfelen.

De moeder van de te vondeling gelegde baby die Tilo meenam, blijkt een ondertussen overleden guerrillastrijdster te zijn. Ze had de baby, die ze kreeg nadat ze slachtoffer was van een groepsverkrachting door de politie, bewust op een verzamelplaats van politieke activisten achtergelaten zodat het meisje goed zou terechtkomen. In het pension op het vroegere verlaten kerkhof vindt Tilo net als Anjum wat geluk, zeker als Musa er de groep vervoegt. “Zelfs in de moeilijkste situaties, als je met je rug tegen de muur staat maar je toch niet aan de andere kant wil staan, vind je zoveel geluk, liefde en humor,” zei Arundhati Roy op de boekvoorstelling in Brussel.

“Het ministerie van opperst geluk” is een opmerkelijk boek: het gaat niet over helden die boven de samenleving staan, maar over de meest onderdrukten onderaan de samenleving. Ondanks het leed is het geen triestig boek, het gaat over de zoektocht naar geluk en het geluk in die zoektocht. De nadruk ligt bovendien op solidariteit onder onderdrukten. Dat Roy een bijzonder vlotte pen heeft met mooie uitweidingen en tal van schijnbaar toevallige zijpaden in haar wandeling door het fictief gecreëerde universum dat zo hard op India lijkt, maakt het boek meer dan de moeite waard.

Op de boekvoorstelling in Brussel kreeg ze de vraag of ze als zuid-Indische schrijfster en dochter van een christelijke moeder en een hindoe vader wel kan schrijven over het lot van de moslims in het door India bezette deel van Kasjmir. Roy antwoordde met de stelling dat culturele toe-eigening een reëel probleem is waarvan je je steeds bewust moet zijn. “Maar als we ons enkel mogen uitspreken over onze eigen situatie, dan is dit heel beperkend. Niet alleen als schrijfster van fictie. Het werkt isolerend, terwijl we net solidariteit willen. Onszelf opdelen in specifieke aparte hokjes waarin we zouden passen, staat die solidariteit in de weg. Op deze manier doen we eigenlijk wat het imperialisme destijds deed: verdeeldheid benadrukken.”

‘Het ministerie van opperst geluk’ is een aanrader. Het vuur in de activiste Arundhati Roy brandt nog steeds. Tegen de achtergrond van een hindoe fundamentalistisch regime onder Modi, de politieke verantwoordelijke voor de moorden in Gujarat in 2002, zullen de werkenden, arme boeren en andere onderdrukten van India een bondgenote als Arundhati Roy goed kunnen gebruiken.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie