2017 en het “rode gevaar”: kapitalistische ideologen vervalsen erfenis van de Oktoberrevolutie

Een antwoord op Maarten Boudry en Adrian Wooldrigde

Reclame in volle campagne tegen het ‘rode gevaar’.

Op 27 december publiceerde het rechtse zakenblad Trends een column van Adrian Wooldridge van The Economist, waarin die onder de titel “De bolsjewisten zijn terug” een aantal politieke gevaren voor de heersende klasse opsomt (zie: http://trends.knack.be/economie/beleid/de-bolsjewisten-zijn-terug/article-opinion-794901.html). Drie dagen later verscheen er een opiniestuk op de website van De Morgen van de filosoof Maarten Boudry, waarin die het stalinistische verleden van de PVDA hekelt (zie: http://maartenboudry.blogspot.be/2016/12/we-zijn-veel-te-lief-voor-extreemlinks.html). Volgens Boudry heeft de PVDA daar nooit volledig afstand van genomen. In zijn stuk gooit Boudry stalinisme en bolsjevisme op één hoop, waarbij hij de slachtoffers van het stalinisme – zoals gebruikelijk bij kapitalistische ideologen – aan “het communisme” toeschrijft. Beide auteurs beseffen dat hun systeem, de vrije markt die de meerderheid verarmt, tot politieke vervreemding van het establishment leidt en een zoektocht naar alternatieven. Allebei bedekken ze de reële lessen van de arbeidersstrijd onder een reeks verdraaiïngen van de historische feiten. Die reële lessen herontdekken, is de inzet van de ideologische strijd omtrent de 100-jarige viering van de Russische revolutie.

Dossier door Peter Delsing. Meer over 1917 op onze site http://revolutie1917.com

Was de Russische revolutie een “putsch” (Wooldridge) dan wel een “terreurbewind” (Boudry)?

“We beleven een periode van trieste eeuwherdenkingen.” Zo begint Wooldridge zijn betoog. “De eerste viel in 2014, voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Dan volgde 2016, met de herdenking van de slag aan de Somme, een van de bloedigste conflicten in de geschiedenis. In 2017 is het honderd jaar geleden dat Lenin de macht greep in Rusland. Zijn putsch bracht een reeks van tragedies voort: Stalin kwam aan de macht, meer dan 20 miljoen mensen stierven door de collectivisering van de landbouw en de gedwongen industrialisering, en, deels als reactie tegen het communisme, was er de opkomst van Hitler, Mussolini en Franco.”

Je moet het maar kunnen: de gebeurtenis die een einde stelde aan de Eerste Wereldoorlog – de Russische revolutie – op gelijke hoogte plaatsen met de oorlogsbarbarij van het burgerlijke nationalisme en imperialisme. De Eerste Wereldoorlog was geen jammerlijk historisch toeval. De tientallen miljoenen doden van die oorlog waren een rechtstreeks gevolg van de onoplosbare tegenstellingen van het kapitalisme, dat figuren als Wooldridge en Boudry met hand en tand verdedigen.

In de decennia voor de Eerste Wereldoorlog hadden imperialistische mogendheden als Frankrijk en Engeland met dwangmaatregelen en heersende klasse-geweld de koloniale wereld onder mekaar verdeeld. Daarmee verkregen ze toegang tot bodemrijkdommen en markten waar Duitsland – dat later industrieel ontwikkelde – geen toegang toe had. De Eerste Wereldoorlog werd onvermijdelijk omdat de sociaaldemocratie, de Tweede Internationale, niet de geplande, internationale staking tegen de oorlogszuchtige burgerijen afkondigde in 1914, om zo de strijd voor een ander, socialistisch systeem aan te gaan. Na decennia van economische groei zocht het Duitse kapitaal toegang tot nieuwe afzetmarkten en goedkope grondstoffen. De bloedige imperialistische oorlog was de prijs die de mensheid moest betalen voor de onwil van de sociaaldemocratie om de eigen heersende klassen van de macht te verdrijven. Enkel de bolsjevieken, door Wooldridge en Boudry veracht, zetten de oorlogsgruwel om in een massabeweging die een symbool van hoop was voor werkenden en soldaten in Europa en wereldwijd. Door de Oktoberrevolutie van 1917 dreigde er muiterij in de rangen van de oorlogsvoerende kapitalistische legers. Alle geschriften uit die periode tonen aan dat de burgerlijke oorlogstokers – onschuldige lammetjes als we de heersende opiniemakers moeten geloven – een revolutie in eigen land vreesden, en een einde aan de barbarij van de burgerlijke orde. In België zorgde deze internationale radicalisering van de arbeidersklasse voor het versneld toekennen van het algemeen stemrecht in 1918 (voor mannen alleen) en andere sociale toegevingen om “klassenvrede” mee af te kopen.

Klassenvrede was echter niet wat het kapitaal voor de Russische revolutie in petto had. Wat is er aan van Wooldridges versleten aantijging van een putsch of staatsgreep? Zelfs meer objectieve burgerlijke historici als E.H. Carr toonden reeds lang geleden aan dat het idee van een “staatsgreep” in oktober 1917 een vervalsing van de werkelijkheid is. Wat de ideologische scherpslijpers van het kapitaal altijd “vergeten” te vermelden over de Russische revolutie is de rol van de sovjets. Wordt er in ons onderwijssysteem verteld dat de sovjets massale, democratische stakingscomités waren, die zowel in 1905 als in 1917 ontwikkelden in Rusland? Nee, zoveel objectiviteit zou waarlijk niet gezond zijn voor toekomstige loontrekkenden, zullen de Wooldridges en Boudry’s in onze plaats denken. Deze weglating moet het terrein effenen voor nog een aardiger stukje misleiding: dat de Oktoberrevolutie een “staatsgreep” was.

Trotski en andere marxisten, maar zelfs meer eerlijke burgerlijke academici, beschreven nochtans in hun analyses van de revolutie uitgebreid de reële gebeurtenissen in Rusland. De sovjets die in februari 1917 opnieuw werden opgeworpen, na de “generale repetitie” van de massabeweging in 1905, waren massale vergaderingen in de bedrijven en kazernes. In deze politieke centra van de revolutie heerste alles behalve stalinistische eenheidsworst. Er waren socialistische, anarchistische en linkse boerenpartijen in vertegenwoordigd, met een democratische afvaardiging naar de centrale sovjet van een stad of regio volgens de grootte van het bedrijf, of met een verkozene per kazerne. Dit systeem van directe democratie waarbij verschillende opinies en stromingen de brandende kwesties van de revolutie voor een massapubliek met elkaar bediscussieerden was duizendmaal democratischer dan de stoffige parlementen van de burgerij. Elitaire cenakels getekend door achterkamertjespolitiek, de onmogelijkheid van directe afzetbaarheid wanneer beloften niet worden nagekomen, slaafse volgzaamheid van de “markten”, … Daarnaast ook: het gretig opstrijken van managerslonen door de burgerlijke politici. Dezelfde dames en heren die onze lonen jaar na jaar neoliberaal blijven kortwieken en de sociale zekerheid ondergraven.

Deze zeer beperkte en door “de markten” makkelijk manipuleerbare burgerlijke democratie, waarbij de meerderheid wordt uitgesloten van directe politieke deelname, is volgens de Wooldridges en Boudry’s van deze wereld het alfa en omega van “politieke democratie”. Waarbij democratie wordt buitengesloten op die plaats waar de meesten onder ons het grootste deel van ons wakend leven doorbrengen: de werkplaats of het bedrijf. Een groeiend deel van de bevolking is al lang niet meer overtuigd van die elitaire vorm van burgerlijke democratie. Daarvoor is de levensstandaard na decennia van neoliberale afbraak veel te ingrijpend ondermijnd.

Kijk naar de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar of de afschaffing van de 38-urenweek in België vandaag. Geen enkele partij hanteerde die slogans tijdens de verkiezingen, maar de regering duwt die maatregelen – ondanks grote meerderheden ertegen in peilingen – wel eenzijdig door. In een systeem van radendemocratie vanop de werkplaatsen, wijken en scholen – waarin permanente afzetbaarheid zou gelden – zouden lagere organen de hogere kunnen afzetten, wanneer die hun beloften overboord gooien. Politieke vertegenwoordigers zouden niet meer verdienen dan het gemiddelde van een geschoolde werknemer. Het gemiddelde inkomen zou daarbij – door de toeëigening van de “winsten” of meerwaarde door de maatschappij als geheel, op basis van een democratisch geplande economie – een stuk hoger liggen.

De bolsjevieken vormden aanvankelijk een minderheid onder de verkozenen in de sovjets. De “gematigde” socialistische stromingen van de mensjevieken en sociaal-revolutionairen waren dominant. Ze leken een makkelijkere weg aan te bieden, waarbij niet moest worden gebroken met de tandeloze, onverkozen en burgerlijke Voorlopige Regering – die de Tsaar na de Februari-opstand opvolgde – om een beter leven te verwerven. De Voorlopige Regering die het kapitaal en achter hen zelfs nog de landeigenaars vertegenwoordigde, in een verstrengeling van heersende klasse-belangen, ging verder met het sturen van miljoenen soldaten naar een gewisse dood aan het front. De burgerij was zelfs niet bereid om het land aan de boeren te geven. De verkiezing van een Grondwetgevende Vergadering die de Voorlopige Regering op z’n minst een schijn van legitimiteit moest geven, werd voortdurend uitgesteld.

De bolsjevieken stelden in de sovjets, op de werkplaatsen, op straat en in de scholen dat de sociale kwesties van land voor de boeren, voedsel, de achturendag, arbeiderscontrole in de bedrijven, zelfbeschikkingsrecht voor de onderdrukte volkeren, … niet konden wachten op het einde van de oorlog. De mensjevieken en de rechtse sociaal-revolutionairen toonden zichzelf in de ogen van de massa’s als weifelaars die niet wilden breken met klassenonderdrukking, grootgrondbezit, honger en de massaslachting aan het front.

Van een minderheid in de sovjets ontwikkelden de bolsjevieken door democratische discussie en doorheen hun politieke analyses en slogans op de werkvloer, in de wijken en in het leger tot een meerderheid, in de maanden voor de Oktoberopstand. De bolsjevistische partij explodeerde in lidmaatschap, van enkele tienduizenden naar bijna een kwart miljoen in oktober 1917. Politiek was overal, op elke straathoek en in elk huis was er levendige discussie. Hoe ver staat dit van de armzalige karikatuur van Wooldridge over een “putsch”? De machtsovername in Oktober viel overigens samen met het Tweede Sovjetcongres van heel Rusland. Dit vormde de noodzakelijke democratische goedkeuring en stemming van de machtsovername door de werkenden, arme boeren – waarvan velen soldaat waren – en alle lagen die door de revolutie tot politiek leven waren gewekt. De eerste regering van de Sovjets was overigens – opnieuw een cruciale vergeetachtigheid van de burgerlijke ideologen – een coalitieregering. Tussen de bolsjevieken en de linkse sociaal-revolutionairen. Stel je voor! Als de bolsjevieken zo’n intolerante, totalitaire denkers waren, waarom hadden ze dan deze benadering? De linkse sociaal-revolutionairen vertegenwoordigden de armere boerenstrekking. Ze stapten echter zelf uit de Sovjetregering bij de ondertekening van de vrede van Brest-Litovsk, het voor Rusland noodzakelijke einde van de oorlog ondanks een aantal pijnlijke toegevingen aan het Duitse kapitaal.

Boudry wrijft de bolsjevieken in een handomdraai een “terreurbewind” aan en Wooldridge trekt in één zin – qua historische analyse kan dat tellen – de lijn door van de zonet besproken “putsch” van Lenin – die er geen was – naar Stalins misdaden. Nochtans was de Oktoberopstand – precies door het voorafgaande, geduldige proces van politieke overtuiging van een meerderheid in de sovjets – wellicht een van de meest vreedzame revoluties in de wereldgeschiedenis. Zoiets kan en mag niet blijven hangen, natuurlijk. Dat de bolsjevieken niet begonnen met massaal geweld – maar de methodes gebruikten van discussie en gedisciplineerde massa-actie – moet onder de mat worden geveegd. Het waren de “beschaafde” organisatoren van de massaslachting van de Eerste Wereldoorlog – een verzameling van kapitalistische legers en aristocratische liefhebbers van dictatuur – die begin 1918 met geweld de sovjetdemocratie probeerden omver te werpen.

Boudry heeft daar zeer weinig over te vertellen. Misschien omdat “geweld” ter verdediging van burgerlijke belangen gemakkelijker door de vingers wordt gezien dan tegenmaatregelen om dit geweld te stoppen? Of zijn onze burgerlijke ideologen geslachtloze engelen die zich liever in een spirituele wereld terugtrekken, zonder de materiële tegenstellingen en conflicten die het kapitalisme onvermijdelijk doet ontstaan? Helaas een visie waar de heersende klassen, wier gewelddadige rol ze verdoezelen, in 1917 niet zo van overtuigd waren. Moesten de bolsjevieken achterover rollen en de gewelddadige reactie een Pinochet-achtig schrikbewind laten installeren dat aan honderdduizenden – de arbeidersactivisten eerst – het leven zou kosten? Wat de burgerij en haar ideologen de bolsjevieken verwijten, is dat ze de massa’s mobiliseerden om de militaire inval af te slaan, doorheen het Rode Leger. Maar als de militaire verdediging van ons eigen land bij de inval van de nazi’s gerechtvaardigd was, was de verdediging van het veel democratischer radensysteem dan niet nog veel meer gerechtvaardigd? Daarbij toonden de bolsjevieken zich even beslist in het vechten voor de belangen van de loontrekkenden en boeren als de burgerij in de strijd voor haar belangen. Dat volgehouden verzet en de herinnering aan radendemocratie moest achteraf onder een lawine van laster en verdraaiïngen worden bedolven. De miserie en verschrikkingen van de burgeroorlog van 1918-21 werden uitgelokt door diegenen die de meest ontwikkelde vorm van democratie op dat moment – de sovjetdemocratie – met geweld probeerden van de kaart te vegen.

De burgeroorlog decimeerde de arbeidersklasse, de meest standvastige basis van de revolutie. De boeren gaven steun aan de omwenteling in de mate dat die hen land gaf en een beter leven. Die sociale basis – die groter was dan die van de kapitalistische en feodale reactie – deed de bolsjevieken overleven ondanks de massieve tegenstand van alle heersende klassen in Europa en daarbuiten. Maar ten koste van welke prijs? De sovjetdemocratie was mede door de geleden verliezen en de strijd om het bestaan uitgehold. Een oude laag van functionarissen, dat erkende Lenin misnoegd en bijna wanhopig, drong langs alle kanten het sovjetapparaat binnen. In 1924 organiseerde Stalin cynisch de Lenin-lichting: het opengooien van de partij, maar vooral voor carrièrezoekers en oude bureaucraten van onder de tsaar. De partij na Lenins dood in 1924 veranderde totaal van aanzicht en karakter. Een verschrikkelijke bureaucratische dictatuur, niet de oorspronkelijke raden van werkenden, jongeren en arme boeren, zette de koers uit onder Stalin. Het is intellectueel oneerlijk om een lijn door te trekken van de methodes en ideeën van Lenin naar de afschaffing van alle elementen van arbeidersdemocratie, de onderdrukking van minderheden, de gedwongen collectivisatie voor de boeren, de afschaffing van het recht op kritiek binnen de partij, de bewuste invoering van privileges, de personencultus, … onder de stalinistische heersende kaste.

Economische basis burgerlijke democratie uitgehold

Wooldridge stelt dat het “westerse beleid” na de Tweede Wereldoorlog erop was gericht om “autoritaire systemen” te voorkomen. In Cuba onder dictator Batista (een VS-marionet), grote delen van Zuid-Amerika (Pinochet in Chili), Afrika en Azië hebben ze van die voornemens weinig gemerkt. Er werden internationale instellingen als de VN uitgebouwd en er kwamen welvaartstaten in het westen, zegt hij. Wooldridge vermeldt er in zijn “analyse” niet bij dat het fascisme in Duitsland voor de kapitalistische crisis van 1929 een zeer marginaal fenomeen was. Het idee dat het fascisme een bijna begrijpelijke reactie was op het “communisme” verdoezelt de rol van de kapitalistische crisis en de financiering van de NSDAP door menig lid van het Duitse grootkapitaal.

De hernieuwde groei na WOII en de “welvaartstaten” konden er trouwens alleen maar komen na de massale vernietiging van kapitaal in de oorlog. Dat was een economische voorwaarde om terug naar een faze van investeringen en de invoering van nieuwe technologie te kunnen gaan. Politiek en sociaal was er de druk van de arbeidersbeweging in West-Europa, die de buik vol had van de laatste barbaarse uitwasemingen van het kapitalisme. Er was ook de druk van een ander economisch systeem, de stalinistische bureaucratieën die steunden op een planeconomie, in het Oosten.

De misvorming van de Russische revolutie, het stalinisme als model, zette de idee van een klassieke arbeidersrevolutie tijdelijk op een zijspoor. In China was nooit de arbeidersklasse in samenwerking met de arme boeren rechtstreeks aan de macht, doorheen democratisch verkozen raden. Mao balanceerde als een volleerd bonapartist tussen de klassen toen hij de steden binnenkwam, onderdrukte de arbeiders, zette vervolgens de burgerij aan de kant, en vestigde een regime naar het totalitaire voorbeeld van stalinistisch Rusland. De Cubaanse revolutie had massale steun, maar miste het element van arbeidersdemocratie in de overgang naar een planeconomie. De reden daarvoor was dat, in tegenstelling tot de Russische revolutie, de werkende klasse in de steden – haar organisaties, bewustzijn en controle – niet het dominante element was in de revolutie. Ook in Cuba bestond er, ondanks de duidelijke voordelen van een planeconomie, geen systeem van pluralistische arbeidersdemocratie, geen vrije arbeiderspers, etc. Dat maakt het voor het huidige regime veel gemakkelijker om stappen te zetten in de richting van een herstel van elementen van de vrije markt. Hoewel het proces nog niet zover gevorderd is als met de bureaucratie in China.

Wooldridge stelt de decennia voor WOI voor als een liberaal walhalla van vrijhandel en toenemende democratische rechten. Dat de ontwikkeling van de productiekrachten botst op de beperkingen van de natiestaat, zoals in 1914 maar ook vandaag? Daarvoor zou hij er beter Marx nog eens op nalezen. En voor die democratische rechten betaalden vele werkenden een prijs in bloed. De heren van de schepping, het kapitaal, gaven de politieke democratie niet cadeau. Op dezelfde manier ziet Wooldridge toenemende liberalisering en vrijhandel na 1980 – de neoliberale periode van reële loondalingen en groeiende ongelijkheid – vandaag uitmonden in “populistische” bedreigingen voor een liberale wereldorde.

Wooldridge verwijst naar de Brexit en de verkiezing van Trump, die zich deels baseert op een protectionistische retoriek. Nochtans is het onvermijdelijk in een situatie van economische stagnatie dat er tussen de natiestaten een hevigere strijd om de buit – onze onbetaalde arbeid, de winsten – zal worden gevoerd. De liberale vrijhandel, die onze lonen en condities neerhaalt, is al aan kritiek onderhevig nog voor de zeepbellen op de beurzen volledig zijn gebarsten. Het geweeklaag over rechts populisme – voor de arbeidersklasse een reëel gevaar, voor de burgerij een factor die ze niet volledig controleren – onderstreept het verlies aan politieke autoriteit van de traditionele burgerlijke partijen. Dit proces is onvermijdelijk, maar gaat ook reeds naar links.

Wooldridge spoort zijn lezers bij de rijkste 1% aan om vuriger de liberale orde te verdedigen. Die zou de armoede wereldwijd hebben doen dalen. Nochtans steunt dat soort grove veralgemeningen op bedenkelijke analyses. Ze zijn immers vooral terug te voeren op de daling van de extreme armoede in landen als China en Indonesië. Eerder uitzonderingen met een eigen geschiedenis dan de regel. China maakte de overgang van een stalinistische planeconomie, met bewuste onderdrukking van het groeipotentieel in de landbouw, naar meer en meer een staatskapitalisme met zijn eigen, onoplosbare en typisch kapitalistische problemen: overaccumulatie, beperkte koopkracht voor de massa’s, groeiende schuldenbergen, … In Europa en in België deed het neoliberalisme de armoede sterk toenemen. In de VS is de ongelijkheid obsceen en een schrikwekkend toekomstbeeld voor de Europese werkenden en jongeren, als we het kapitalisme verder laten bestaan.

“De productiviteitsgroei is vertraagd” stelt de Economist-columnist Wooldridge sober vast. Inderdaad, ondanks de berg cash waarop de grote bedrijven zitten, ondanks het potentieel van nieuwe technologieën, ondanks het beleid in dienst van de aandeelhouders dat onze lonen drukt, … wordt er amper geïnvesteerd. Decennia van besparingen en daling van onze koopkracht hebben het systeem verder doen stagneren. De kapitalisten investeren amper omdat de markten zijn ondermijnd. Het kapitalisme loopt vast op zijn interne tegenstellingen, zoals Marx voorspelde. Het heeft een diepere crisis enkel kunnen vermijden door massieve kredieten in het systeem te pompen. Die ongeziene schuldenberg hangt als een molensteen om de nek van de huidige productiewijze. Binnen het winstsysteem krijgen we enkel meer van hetzelfde: besparingen, dalende koopkracht, werkloosheid en armoede.

“Grote ongelijkheid bedreigt de stabiliteit” jammert Wooldridge, voor een publiek dat die ongelijkheid organiseerde. Blijkbaar is de “stabiliteit” en niet zozeer het gebrek aan toekomstkansen, het gemis aan een degelijk inkomen, of de ellende van werkloosheid het probleem. Zo spreekt de burgerij onder klassegenoten: zakelijk, nuchter en kil. Volledig wars van de belangen en gevoelens van de klasse die ze uitbuiten. De denkers van de heersende elite, de rijkste 1%, maken zich op voor de verdediging van hun aftakelend winstsysteem. Laat ons de echte lessen van de massabeweging die de Oktoberrevolutie was onder de verdraaiïngen en misleiding vandaan halen. De werkenden kunnen er alleen bij winnen, dat er wel een democratisch alternatief bestaat op het kapitalisme. Laat ons die lessen toepassen vandaag en de strijd voor jobs, degelijke lonen, en een leefbare toekomst voor alle werkenden verbinden met de strijd voor democratisch socialisme.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie