Archieftekst uit 1977. Griekenland. Veertig jaar van strijd

greeceworkersDeze tekst verscheen in een brochure van Militant uit 1977: ‘Greece. Workers demand socialism.’ We vertaalden deze tekst met elementen van de Griekse geschiedenis. De volledige Engelstalige brochure vind je hier als pdf.


De crisis die Griekenland in de drie jaar sinds de val van de dictatuur kende, kwam amper aan bod in de gevestigde media. Zoals met Spanje het geval was, wordt niet zozeer de aandacht gevestigd op de stirjd van de werkende klasse, maar verkiezen de kapitalisten het om zich te troosten met sprookjes. Het beeld van Karamanlis die als ridder de Griekse democratie redt en het beeld van een stabiele regering met de grootste parlementaire meerderheid in Europa, is een vertekend beeld.

De arbeiders begrijpen instinctief dat ze elke strijd tot het bittere einde moeten voeren, vooraleer de klassenvijand opnieuw het initiatief kan nemen. De geschiedenis van het Griekse kapitalisme is een cyclus van bloedige repressie, heldhaftig verzet door de werkenden, korte periodes van onrust, verkiezingsfraude, verraad door liberalen en nieuwe nederlagen.

‘Weg met het fascisme’

Nooit eerder was een werkende klasse zo veerkrachtig. Als, zoals Trotski stelde, de Spaanse arbeiders tussen 1931 en 1939 tien revoluties hadden kunnen maken, dan hadden de Grieken er gemakkelijk evenveel kunnen kennen in de revolutionaire golven tussen 1936 en 1949.

De nederlaag van Griekenland in Anatolië in 1922 leidde tot een vluchtelingenstroom waarbij de bevolking met 20% aangroeide. Het leidde ook tot de omverwerping van de monarchie. De jonge Communistische Partij won aan kracht naarmate de Republiek niet in staat bleek om een antwoord op de Depressie te vormen. De waarde van de Griekse export nam in deze periode met 70% af. Het herstel van de monarchie na een frauduleus referendum in 1935 botste op weinig verzet van de ontmoedigde bevolking. Binnen het jaar vestigde de koning de dictatuur van generaal Metaxas, een aanbidder van Hitler. Ondanks zijn inpopulariteit gaven de liberalen hem de macht, liever dat dan een blok te vormen met de CP.

Toen de mooie praatjesverkopers capituleerden, verschenen de arbeiders op het strijdtoneel. Zoals de Asturische mijnwerkers in 1934 kwamen de Griekse arbeiders in opstand in mei en juni 1936. Ze wilden het lot van de Italiaanse, Duitse en Oostenrijke arbeiders vermijden. Volledige steden, waaronder Thessaloniki, kwamen dagenlang onder controle van de arbeiders te staan. De dictatuur nam wraak door een enorm apparaat uit te bouwen, door spionnen in te zetten, te infiltreren, gedwongen verklaringen, chantage en martelingen in te zetten. Er werden maar liefst 50.000 tot 100.000 mensen gevangen genomen.

De bevolking was tijdelijk verlamd. Maar toen Mussolini op zoek naar directe glorie besloot om Griekenland binnen te vallen in 1940, zag de bevolking een kans om te strijden, hoe wanhopig de internationale situatie ook was. Een volksopstand dwong de Italiaanse troepen terug tot een heel eind in Albanië.

De schreeuw ‘Weg met het fascisme’ weerklonk zo luid dat de media van Metaxas moest nuanceren: “Griekenland vecht tegen Italië, niet tegen het fascisme.” Toen Hitler moest tussenkomen, capituleerden de Griekse officiers en dit ondanks hun eerdere uitdrukkelijke loyaliteit aan het Britse imperialisme. De koning werd voor zijn veiligheid overgebracht naar Caïro. De Griekse heersers sloegen op de vlucht en lieten de arbeiders in handen van Hitler en een handvol collaborateurs.

Het verzet werd overgelaten aan de ondergrondse CP die de EAM opzette, een brede antifascistische verzetsbeweging die met wat liberalen aan de top werd opgesmukt. De werkenden en boeren, zelfs de middenklasse, lieten hun traditionele leiders voor wat ze waren en sloten massaal aan bij EAM.

In een land met voorheen reeds het laagste inkomen per capita, kwamen de oorlogsjaren hard aan. In 1941-42 was er een hongersnood waarbij 260.000 mensen omkwamen. Nadien volgde een periode van hyperinflatie. Tegen 1944 kostte een brood maar liefst 120 miljoen drachmes. De haat tegenover de SS, de collaborateurs en de voedselspeculanten nam toe.

Tegen 1944 was de CP gegroeid tot 450.000 leden en telde EAM minstens twee miljoen leden, of meer dan een kwart van de bevolking. Het guerrillaleger ELAS telde in 1942 slechts een handvol militanten maar was uitgegroeid tot een leger van 75.000 mensen. ELAS was verantwoordelijk voor het bevrijden van 27 van de 31 Griekse provincies. De gedurfde acties van ELAS zorgden ervoor dat de bevoorrading van Rommel in het gedrang kwam, wat gevolgen had voor 300.000 bezettende soldaten. Het zorgde voor een vertraging van de strijd om Stalingrad, waardoor deze strijd in de winter werd gevoerd, wat ongetwijfeld het verloop van de oorlog veranderde.

Arbeiders in opstand

ELAS was het meest succesvolle verzetsleger in Europa. De boeren gaven bescherming aan de partizanen, zelfs indien dit tot wraakacties van de nazi’s leidde zoals het volledig platbranden van dorpen met de inwoners erbij. Mannen, vrouwen en kinderen werden levend verbrand in de ovens van lokale bakkers.

De arbeiders in de steden waren niet minder heldhaftig. De bezettende nazikrachten werden meer dan eens nederlagen toegebracht door massale ongewapende opstanden van arbeiders. In 1943 werd gedreigd met het oppakken van alle mannen om slavenarbeid te verrichten in Duitsland. Tienduizenden arbeiders trokken in Athene ongewapend naar het ministerie van Werk om te protesteren. Ze marcheerden recht op het vuurpeleton van de Duitse bezetters, de eerste linies wisten dat hun dood vaststond. Maar ze werden telkens vervangen door andere arbeiders die neergeschoten werden, maar de menselijke golf was te groot voor de nazi’s die uiteindelijk overspoeld werden. De betogers trokken de wapens uit de handen van de nazi’s, gingen naar het ministerie waar alle documenten werden verbrand. De nazi’s moesten hun plannen opbergen.

Het verzet triomfeerde ondanks het verraad van de Britten die samen met de koning in Caïro zaten. De koning werkte zelfs samen met de nazi’s om ELAS te verzwakken en er werd een kleine rivaliserende guerrillagroep opgezet die ELAS vanop de flank aanviel.

Ze vormden een marionettenregering in ballingschap onder leiding van een tamme republikein, George Papandreou die eerder de leiding over EAM kreeg aangeboden maar weigerde om met de Britten samen te werken. Papandreou stelde het ‘Angelsaksisme liberalisme’ tegenover het ‘Panslavische communisme’. Maar ook hij deed slechts dienst als opsmuk. De rabiate royalisten en aanhangers van Metaxis, die aan het hoofd van het Griekse leger stond in de oorlogen in het Midden-Oosten, waren de echte machthebbers in deze marionettenregering. Muiterijen tegen deze reactionaire officiers werden door de Britten bijzonder hardhandig neergeslagen.

De bevolking had problemen met de laffe opstelling van de leiders van EAM die op de Britse chantage antwoordden met het aanvaarden van de leiding van deze kunstmatige regering, ook al werd de strijd op het terrein gedaan door ELAS. Hiermee werd de weg voorbereid voor de burgeroorlog.

Het verzet van de arbeiders in Athene leidde tot straffen, onder meer met bloedbaden in Kaiseriani en andere rode arbeiderswijken van Athene. Volledige wijken werden verdreven uit hun huizen om op pleinen samen te komen waar gemaskerde informanten bekende militanten eruit pikten. Honderden mensen werden ter plaatse doodgeschoten, duizenden anderen verdwenen naar concentratiekampen.

Maar zelfs dit volstond niet om het verzet te breken. De Atheense arbeiders kwamen steeds opnieuw in actie. Met een algemene staking verdreven ze de nazi’s uit de stad toen de militaire greep van de Duitsers al verzwakt was.

Burgeroorlog

De arbeiders kregen niet veel tijd om hun overwinning te vieren. De nazi’s waren amper verdreven of de Britten kwamen terug met een bezettingsmacht. Om vrij zijn gangen te kunnen gaan in Griekenland bood Churchill Stalin aan om Roemenië en een deel van Bulgarije onder zijn controle te nemen, naast een belang van 50% in Joegoslavië. Churchill beschreef de reactie van zijn bondgenoot: “Er was even een pauze. Dan nam hij een blauwe pen en tikte hij op zijn bureau, vervolgens gaf hij de pen terug aan ons. Het was in een mum van tijd geregeld. Na de ondertekening was er een lange stilte. Het document lag op tafel. Uiteindelijk zei ik: “Is het niet cynisch dat we het lot van miljoenen mensen op zo’n banale manier regelen? Laten we het document verbranden.” Waarop Stalin antwoordde: “Neen, hou jij het maar bij.””

Zo veegde Stalin met een handtekening de hoop van het Griekse volk weg. ELAS hoopte op een vreedzame samenwerking met de Britten en bleef uit Athene weg. De werkenden werden hierdoor overgeleverd aan een nieuwe dosis militaire repressie, nu van de Britten. Er was niet alleen geweld door het leger, maar ook door de gehate collaborateurs met de nazi’s en de fascistische “organisatie X” van generaal Grivas. Papandreou en zijn Britse commandant Scobie aarzelden niet om deze groepen in te zetten. Eens te meer organiseerden de arbeiders een algemene staking. Een half miljoen mensen stapten mee op in de begrafenisoptocht van werkenden die door fascistische moordenaars onder Britse bescherming werden neergeschoten.

Churchill stelde aan Scobie: “Aarzel niet om te handelen alsof je in een veroverde stad bent waar er een lokale opstand bezig is. We moeten standhouden en over Athene heersen. Desnoods met bloedvergieten.”

Zelfs nadat de Britten Athene in een militaire wurggreep namen, bleef EAM een compromis met de gezworen vijanden voorstellen. Siantos, toenmalig secretaris van de CP, stelde: “Het conflict tussen de Britten en ELAS is het resultaat van een spijtig misverstand.” Kort nadien tekende ELAS zelfs het vernederende akkoord van Varkiza, waarmee de partizanen vrijwillig ontwapenden! Deze overgave gaf aanleiding tot een genadeloze terreurcampagne tegen hen. De wapens die de fascistische milities gebruikten om partizanen te doden, waren dezelfde wapens die door ELAS in Varkiza waren afgegeven.

In deze dreigende sfeer en met vervalste kieslijsten, waardoor EAM uit protest opriep tot een boycot, waren er in maart 1946 verkiezingen. Dit moest de schijn wekken van legitimiteit voor de aanhoudende moordcampagnes.

Als vergelding voor nog maar eens een algemene staking gooide de regering de verkozen vakbondsleiders buiten en werden ze vervangen door marionetten van het regime. Tienduizenden werkenden werden opgepakt. De minister van Justitie had zelfs het lef om te suggereren dat “het grote aantal gearresteerden het resultaat is van een bewuste poging van de gearresteerden om het gerechtelijk systeem te overbelasten.”

De overwinning van de heersende klasse leidde al snel tot een frauduleus referendum over de monarchie. Voor de derde keer al werd de monarchie aan de Grieken opgelegd door Britse wapens hiertoe in te zetten. De monarchie werd opnieuw het sluitstuk van de corrupte hiërarchie met een reeks hoofse hielenlikkers die werden ingezet om toe te dekken dat eigenlijk de generaals, die eerder onder Metaxas dienden en vervolgens verantwoordelijk waren voor burgeroorlog, het voor het zeggen hadden. Zij waren verenigd in hun kruistocht tegen het communisme. Het is ironisch dat uiteindelijk ook Papendreou het slachtoffer zou worden van deze krachten.

Vanuit puur zelfbehoud moesten de partizanen zich in de bergen terug trekken. De burgeroorlog begon opnieuw in omstandigheden die veel minder gunstig waren voor EAM en dit als gevolg van de eigen blunders.

Er werd een gruwelijke klopjacht gehouden waarbij letterlijk geld gezet werd op het hoofd van partizanen. Wie een partisaan kon onthoofden, kreeg cash in ruil voor het hoofd. De lijken werden verminkt om vervolgens de media te laten berichten over vermeende ‘rode gruweldaden’. Gijzelaars werden in de gevangenissen neergeschoten.

Het werd te moeilijk voor het Britse imperialisme om als verzwakte natie na de oorlog ook het Griekse regime overeind te houden en te ondersteunen. Toen Attlee aankondigde dat hij Griekenland zou laten vallen, deed de Amerikaanse president Truman een oproep aan het parlement om 300 miljoen dollar te verzamelen. Truman stelde: “Zonder financiële hulp van Amerika zal Griekenland binnen de 24 uur onder communistisch bewind staan.” Er werden dollars naar Griekenland gestuurd. De inflatie liep op tot 50% in de periode tussen maart en augustus 1947.

Vernederd

De Amerikanen voerden in Griekenland alle methoden in die ze nadien verder op punt zouden stellen in Vietnam: strategische dorpen, ontbladeren van bossen, napalm, … Ondertussen bleven de stalinistische leiders aandringen op een alliantie met de slachters van Athene. Het bloed van de partizanen werd nutteloos vergoten om sterker te staan in de onderhandelingen. Ondanks hun moed was de situatie na drie jaar hopeloos. Als finale messteek in de rug sloten Bulgarije en Joegoslavië de grenzen voor de partizanen die niet meer konden winnen.

Bijna een tiende van de zeven miljoen Grieken was omgekomen in strijd tegen achtereenvolgens Italiaanse, Duitse, Britse en Amerikaanse bezetters. Nog eens 700.000 dakloze vluchtelingen zaten in kampen en bijna 100.000 Grieken waren gevlucht. De burgeroorlog was gewonnen in naam van de ‘democratie’, maar de overlevenden wisten wat die ‘democratie’ zou brengen. Duizenden politieke gevangenen werden opgesloten in het kamp van Makronisos.

Daar vertelde de commandant aan de gevangenen: “Het communisme is gevallen in Vitsi en Grammos. Nu is het jullie beurt om vernederd te worden in Makronisos. We zijn niet te stoppen, wij zijn de winnaars, jullie de verliezers. De tijd is gekomen om jullie neer te slaan. Je kan je onderwerpen of sterven. Het leger heeft het hier voor het zeggen. We hebben alle rechten en alle macht en willen ervoor zorgen dat iedereen dit beseft.”
De eerste lading van 3.000 gevangenen werd aan een marteling van 48 uur onderworpen. Dat leverde volgende vreselijke statistieken op: 17 pogingen tot zelfmoord, 600 mensen hadden botbreuken en 250 mensen gingen mentaal totaal onderuit.

Dat was het echte gezicht van de overwinnaars van de burgeroorlog en hun ‘Angelsaksisch liberalisme’. De arbeiders hadden verloren, maar hun wil om te strijden was niet gebroken. Ondanks alle horror was de systematische vernietiging van de arbeidersbeweging in het fascistische Spanje of Frankrijk in het politieke geheugen van de Grieken gegrift. In de verkiezingen van 1950 haalde links al 10% terwijl rechts minder dan 20% haalde.

De Koude Oorlog werd intenser. De Amerikaanse ambassade kwam tussen om veldmaarschalk Papagos, die bloed aan zijn handen had van tijdens de burgeroorlog, als nieuwe premier aan te stellen. Papagos stond ook aan het hoofd van de geheime groepering van de generaals, IDEA. Met 49% van de stemmen haalde hij 82% van de zetels. Bij zijn dood in 1955 werd hij opgevolgd door een obscure tweederangsfiguur die zorgvuldig uitgekozen was door CIA-topman Allen Dulles. Het ging om Karamanlis, die premier was van 1955 tot 1963.

Karamanlis stond aan het hoofd van Griekenland toen het land door IDEA werd omgevormd tot een donkere politiestaat waarbij het excuus van “noodwetgeving” werd ingeroepen. De legerleiders gingen over tot wraak op de arbeiders die op hun zwarte lijsten stonden en op politieke gevangenen. In 1963 waren er nog steeds 1.000 politieke gevangenen.

Nieuw vertrouwen

Begin jaren 1960 stond de stedelijke werkloosheid op 11% en op het platteland liep dit op tot 25%. De netto emigratie overtrof de geboortecijfers waardoor de bevolking afnam. De lonen waren erg laag en Griekenland werd een paradijs voor buitenlandse investeerders die mogelijkheden zagen in de bouw, scheepvaart en het toerisme. Op basis van de goedkope arbeidskrachten nam het nationale inkomen met 5,5% per jaar toe.

De wonden van de burgeroorlog herstelden snel. De economische groei gaf de arbeiders een nieuw gevoel van identiteit als klasse. Reeds in 1958 haalde EDA, het front van de verboden CP, 25% van de stemmen. Om de oppositie naar veiliger paden te brengen, besloot de heersende klasse om een nieuwe partij samen te stellen, Eenheid van het Centrum, onder leiding van de oude rot Papandreou en de royalistische Venizelos.

Ondertussen begon een nieuwe terreurcampagne die de weg voorbereidde naar de vervalste verkiezingen van 1961 waarin Karamanlis zijn meerderheid met 10% vergrootte ten koste van EDA. Dit opmerkelijk resultaat was enkel mogelijk door een militair plan, “Operatie Pericles”, waar de volledige staatsmachine in betrokken was en dat opgemaakt was door kolonel Papadopolous, de contactpersoon tussen de veiligheidsdiensten en de CIA. Nadien zou dezelfde Papadopolous dictator worden.

In de steden werden 500.000 valse namen toegevoegd aan de kieslijsten. Op het platteland was er een golf van geweld om de kiezers te intimideren. De Eenheid van het Centrum leidde een protestcampagne hiertegen. Het ongenoegen van de bevolking kwam op een kookpunt terecht toen EDA-verkozene Lambrakis werd vermoord in een confrontatie met de politie. Op zijn begrafenisstoet waren er een half miljoen aanwezigen.
De spanningen namen toe en de koning zette Karamanlis opzij. Karamanlis ontvluchtte het land met valse papieren. Dat is hoe hij zich kon distantiëren van alle intriges van 1963-67 om in 1974 terug te keren als diegene die Griekenland zou redden van de dictatuur gevestigd door zijn voormalige medestander Papandreou.

Tegen 1964-65 telde EDA minstens 90.000 leden en een jongerenbeweging met 60.000 leden. EDA haalde 33% in de gemeenteraadsverkiezingen. Het was nodig om wat stoom af te laten en dat gebeurde door de Eenheid van het Centrum toe te laten om aan de macht te komen. In de verkiezingen van 1965 haalde die partij een opmerkelijke 53%. In het semi-bonapartistische Griekenland vormde zelfs een gematigde liberale regering een gevaar voor de fragiele evenwichten in de machtsstructuur waarmee de revolutie onder controle werd gehouden. Zo’n regering versterkte immers het zelfvertrouwen van de werkenden en legde de ergste excessen van de politie aan banden.

Andreas Papandreou, George’s zoon en minister in diens regering, gaf later toe: “We maakten geen correcte inschatting van de omvang van onze opdracht. We hadden heel veel hoop, veel te veel, in de mogelijkheid om de private sector van de economie te mobiliseren.” Twee bankinstellingen controleerden 97% van de financiële sector en 30 industriële bedrijven waren goed voor 70% van alle krediet.

Hij beschreef enkele noodzakelijke hervormingen die verre van voldoende waren. “Dergelijke hervormingen zouden zeker leiden tot vijandige reacties van de buitenlandse investeerders, de Griekse industriëlen en de grote handelaars. Wat gebeurde, was dat ons erg gematigd programma – bedoeld om vervreemding van het establishment te vermijden – niet minder vijandig onthaald werd. Elke hervorming botste op hard verzet van hun kant, we hadden dus eigenlijk even goed verder kunnen gaan.”

De opvolger van Karamanlis, Kanellopolous, riep verkozenen van de Eenheid van het Centrum op om over te lopen. Papandreou nam wraak door de feiten van het plan van Pericles uit 1961 bekend te maken. Hij besefte amper dat hij met vuur speelde. Door de rol van de generaals te openbaren, maakte hij het rotte karakter van de staatsmachine duidelijk en kon hij aanleiding geven tot een schandaal dat kon uitgroeien tot de omvang van de Dreyfus-affaire. Als een kat in het nauw gedreven, eiste de koning straffen. Hij doelde niet op de criminelen van het plan van Pericles, maar wel op de officiers die daar onderzoek naar gedaan hadden. Zij hadden immers “het principe van hiërarchie van het leger geschonden.”

Koninklijke samenzwering

Met Papandreou die tot stilstand gebracht was, gingen de officiers opnieuw in het offensief met de Aspida-samenzwering. Een handvol jonge legerofficiers vormden zogezegd een beschermingsorganisatie – Aspida (het schild) – om zich tegen een toekomstige militaire staatsgreep te beschermen. Alles was in kaart gezet. Maar de rechterzijde bracht tal van verhalen over een vermeend “rood complot” en er was zelfs de absurde beschuldiging dat Andreas Papandreou, een econoom aan Harvard, daarbij betrokken was.

De koning weigerde het ontslag van de legerleider die had deelgenomen aan de staatsgreep van Pericles en hij weigerde tevens toe te laten dat de premier het ministerie van Defensie overnam. Er ontstond een scherpe confrontatie tussen de koning en de regering. Er was omkoperij en chantage, er werden infiltranten ingezet om de Eenheid van het Centrum neer te halen en uiteindelijk besloot de koning om Papandreou in juli 1965 aan de kant te schuiven.

De Griekse monarchie was een Brits importproduct gebaseerd op het Britse model. De wijze waarop koning Constantijn optrad, zou nadien overigens ook herhaald worden door de vertegenwoordiger van de Britse koningin in Australië.

“Geef ons wapens”

De massa’s kwamen op straat tegen de koning. Na zijn ontslag werd Papandreou op straat opgewacht door een miljoen betogers. Er werd een algemene staking uitgeroepen. De bouwvakkers trokken door de straten terwijl ze riepen: “Geef ons wapens”. De ene regering na de andere viel en ze zagen dan ook het gevaar van een staatsgreep.

De Eenheid van het Centrum zou ongetwijfeld samen met EDA de nieuwe verkiezingen winnen die gepland waren voor 28 mei 1967. Ze zou hiermee een mandaat van de bevolking krijgen om de macht van het paleis, het leger en de Amerikaanse ambassade minstens aan banden te leggen.

Andreas Papandreou werd door een Amerikaanse topdiplomaat gewaarschuwd: “Tenzij de Eenheid van het Centrum bereid was om de verkiezingen te verliezen, zou een dictatoriale oplossing onvermijdelijk op de agenda staan. Het establishment zou geen duidelijke overwinning van Papandreou toelaten.”

Het paleis en de generaals van IDEA zaten in een moeilijk parket. Als ze toelieten dat de verkiezingen doorgingen, dan zouden deze de Eenheid van het Centrum en EDA een overweldigende meerderheid bezorgen. Dat zou de koning in het defensief plaatsen en het zou niet langer houdbaar zijn om de koninklijke controle op het staatsapparaat aan de parlementaire controle te onttrekken. Het zou de deur voor de revolutie openzetten.
Anderzijds werden ze door Tsirimokos, een voormalige leider van EAM die van kamp gewisseld was, gewaarschuwd: “Eens het volk in actie komt, kan je het niet stoppen met dictaturen.” Het was nodig om eerst een compromis met de liberalen te bekomen. Die waren immers net zoals de conservatieven bijzonder bang van de tijger die ze creëerden.

Liberalen geven toe

Papandreou kon niet capituleren zonder alle geloofwaardigheid te verliezen. Maar hij deed alles wat hij kon om de reactie gunstig te stemmen. Hij steunde de reactionaire regering van Paraskevopolous. Hij beperkte zich tot neutrale slogans als “De koning regeert, het volk beslist”, “Het leger hoort de natie toe” en “Bondgenoten van de VS? Ja. Satelietstaat? Neen.”

Volgens zijn zoon was zijn toon ten aanzien van de koning “restpectvol en afgemeten. Af en toe haalde hij uit naar de linkerzijde om aan te tonen dat er geen volksfront zat aan te komen.” Door een confrontatie te vermijden, gaf hij “tijd aan de koning, IDEA en de rechtse regering om een tegenaanval voor te bereiden.” EDA volgde Papandreou op dit pad.

Naarmate de verkiezingen naderden, waren de ogen van de massa’s nog steeds gericht op de mogelijkheid om rechts een nederlaag toe te brengen.

Het paleis werkte een noodplan uit – dat in alle NAVO-landen werd voorbereid en in Griekenland bekend staat als “Operatie Prometheus” – voor een militaire staatsgreep. De staatsgreep zou net voor de verkiezingen of snel erna volgen, op een ogenblik dat de regering van Papandreou zich begon te discrediteren.

Een dergelijk scenario was bijzonder gevaarlijk. In het beste geval was het de bedoeling om een “gematigde” staatsgreep te plegen naar het voorbeeld van de coup van Gursel in Turkije in 1960. Daarna zouden de verkiezingen met een jaar uitgesteld worden wegens “veiligheidsredenen”, zou er een partij georganiseerd worden die stevig onder koninklijke controle stond, zouden de kieslijsten vervalst worden, zou de oppositie lastig gevallen worden en zou de reactie uiteindelijk een verkiezingsoverwinning halen.

Staatsgreep van de kolonels

Maar de CIA, die nooit bekend stond voor strategische subtiliteit, drong er bij de kolonels van de EENA-samenzwering op aan om het mechanisme vervroegd in werking te zetten. Deze kolonels stonden dichter bij de Amerikanen dan het paleis waar er nog een sterke band met de Britten was. De kolonels zouden de koning voor de keuze stellen om ofwel de nieuwe junta te steunen ofwel het verzet van onderuit te organiseren. Er was weinig twijfel over de keuze die de koning zou maken.

Op 21 april reden de tanks Athene binnen. Er werden 8.000 mensen opgepakt. Voor de arbeiders begon een nachtmerrie die zeven jaar zou duren. De liberale mooipraters hadden hen eens te meer verraden.

Andreas Papandreou beschreef hoe hij zich na de staatsgreep afvroeg: “Waar is het fout gegaan? Wat gebeurde er met de Democratische Liga’s? Met de jongerenorganisaties? Met de vakbonden? Ergens hadden we gefaald. We werden bij verrassing genomen.” Nochtans waren ze gewaarschuwd, zowel door de koning als door de Amerikaanse ambassade als door de arbeiders zelf. George Papandreou had in gezelschap gereageerd op de waarschuwingen voor een staatsgreep: “Dit is Congo niet.” Andreas had als leider van centrum-links eveneens verklaard: “In Europa is een militaire dictatuur in 1967 ondenkbaar.”

De arbeiders hadden dus geen verdediging. Andreas Papandreou gaf later toe: “Als we serieuze aandacht hadden geschonken aan de vestiging van een clandestiene op het verzet gerichte organisatie, als we kernen haden gevormd doorheen het land, als we duidelijke instructies hadden gegeven voor actie in antwoord op een staatsgreep, als we radio-ontvangers hadden verspreid en stencilmachines, als we appartementen hadden gehuurd onder valse namen om de leiding van de organisatie te beschermen, dan hadden we de staatsgreep wellicht in de eerste uren al kunnen stoppen. Niemand had de mogelijkheid van een staatsgreep erkend, terwijl alle tekenen van een mogelijke staatsgreep aanwezig waren.”

Dat de liberalen vertrouwen stelden in de waardigheid van de militaire officiers was de keerzijde van de medaille van hun weigering om een kettingreactie op te starten die enkel kon leiden tot de socialistische revolutie. Ze waren zelfs niet bereid om nog maar de afschaffing van de monarchie op tafel te leggen, of een breuk met de NAVO en de heerschappij van de VS, laat staan dat ze socialistische eisen naar voor brachten.

De ernstige strategen van de heersende klasse waren gealarmeerd door de haast van de kolonels. Ze beseften dat de junta geen sociale basis had en enkel kon heersen op basis van brutale repressie. Daarmee zou ze de massa’s niet lang kunnen stoppen. Het zou voor zowat alle kapitalistische politici onmogelijk worden om Griekenland veilig te stellen voor het kapitalisme na de onvermijdelijke desintegratie van de junta. Dat is waarom figuren als Kanellopoulos en Elini Vlachou, zelf nochtans geen watjes als het op geweld tegen de massa’s aankomt, zich allemaal luidruchtig tegen het regime keerden. Zelfs de koning ging over tot een halfslachtige tegenstaatsgreep in een poging om zijn aftakelende geloofwaardigheid te herstellen.

De vrees van de meest vooruitkijkende strategen van het Griekse kapitalisme werd op dramatische wijze bevestigd door de gebeurtenissen in de drie jaar sinds de val van het kolonelsregime.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie