Van waar komt ongelijkheid? (deel 2)

millionairDe ongelijkheid neemt fenomenale vormen aan. De 1% rijksten zijn wereldwijd goed voor net niet de helft van het vermogen, tegen 2016 zal dat meer dan de helft zijn. De overgrote meerderheid van de wereldbevolking, 80%, moet het met amper 5,5% van de rijkdom doen. De kloof tussen arm en rijk is geen fenomeen dat beperkt is tot de zogenaamde ‘Derde Wereld’. Ook bij ons groeit de ongelijkheid, de 1% rijksten gaan er steeds verder op vooruit en zijn nu al goed voor 17% van het totale vermogen.

Tweede deel van een dossier door Mathias (Antwerpen). Dit tweede deel verscheen in de aprileditie van maandblad ‘De Linkse Socialist’.

De verontwaardiging over de groeiende ongelijkheid is groot. Om er iets tegen te kunnen ondernemen, moeten we begrijpen hoe ongelijkheid ontstaat. In het eerste deel van dit dossier werd gewezen op de basis: werkenden verkopen hun arbeidskracht voor een loon, maar het loon bedraagt minder dan de waarde van wat geproduceerd is. Het verschil is meerwaarde en vormt de basis voor de winst van de kapitalisten. De kapitalisten willen steeds meer winsten en daarom willen ze de lonen naar beneden halen en de productiviteit verder opdrijven. In dit tweede deel gaan we hier verder op in.

Uitbuiting wordt opgedreven

De strijd om meerwaarde ligt aan de basis van de klassenstrijd. De kapitalist wil de meerwaarde zo groot mogelijk maken. Hij wil de uitbuitingsgraad dus vergroten. De werkenden daarentegen willen de meerwaarde zo klein mogelijk houden. Beide groepen hebben fundamenteel tegengestelde belangen.

Het vergroten van de meerwaarde kan op verschillende manieren gebeuren. De meest voor de hand liggende zijn het verlengen van de werkdag en het bevriezen of zelfs verlagen van het loon. Zulke maatregelen zijn onverholen aanvallen op onze levensstandaard en stoten doorgaans op hevig verzet. Daarom pakken de heersende klasse en haar vertegenwoordigers het doorgaans slinkser aan.

Zo wordt vaak geknipt in het collectief loon, het gedeelte waarmee onze pensioenen, werkloosheidsuitkering, gezondheidszorg, … betaald wordt. Concreet vertaalt zich dat in het beperken van uitkeringen, duurder maken van gezondheidszorg, optrekken pensioenleeftijd en ga zo maar door. Er wordt ons gezegd dat op ons uitgesteld loon wordt bespaard om het individueel gedeelte van ons loon te beschermen, maar het resultaat is dat de burgerij meer meerwaarde opstrijkt door het opdrijven van de uitbuitingsgraad. Tegelijk zorgen dergelijke maatregelen vaak voor een algemene neerwaartse druk op arbeids- en loonvoorwaarden, lagere uitkeringen en mindere sociale bescherming dwingen ons bijvoorbeeld om gelijk welke job aan gelijk welke voorwaarden te aanvaarden.

Tegelijk wordt de productiviteit van de werkenden opgedreven. Securex kwam in januari met een studie waaruit bleek dat 64% van de werknemers overmatige stress op het werk ervaart, een toename met 18,5% tegenover 2010. De studie gaf aan dat bijna 80% van de werkgevers erkende dat de toename van het aantal bur-nouts te wijten is aan een stijging van de werkdruk. (1) In de laatste 50 jaar van de vorige eeuw nam de productiviteit van de Belgische werknemers toe met 650%. Er was een afname van het aantal jaarlijkse werkuren en een stijging van de brutolonen met 250%, maar om op het einde van de periode een even groot deel van de geproduceerde waarde te ontvangen als bij het begin, hadden de reële brutolonen met 433% moeten toenemen.

Neoliberalisme maakt einde aan welvaartstaat

Het loon of de waarde van de arbeidskracht is, net zoals met andere waren, gelijk aan de maatschappelijk noodzakelijke arbeidstijd om deze te produceren. Anders gezegd is het loon gelijk aan de waarde van de noodzakelijke producten om een werkende en zijn gezin in leven te houden. Sommigen stelden dat dit betekende dat Marx een verdediger was van de ijzeren loonwet. Deze houdt in dat het loon nooit boven het absolute bestaansminimum zou uitstijgen en de werkenden in het kapitalisme gedoemd zouden zijn tot een hongerbestaan. Hier is echter niets van aan. Het is voornamelijk de krachtsverhouding tussen arbeid en kapitaal die bepalend is voor de levensstandaard van de werkenden en hun gezinnen.

Volgens Marx is er in het kapitalisme wel de tendens om een steeds grotere laag te creëren die volledig of gedeeltelijk uit de boot valt. Het is een groep die het in groeiende mate moeilijk heeft om rond te komen en steeds meer een precair bestaan heeft. Dit is wat hij het lompenproletariaat noemt.

In de ontwikkelde kapitalistische landen leek die tendens door de groei in de jaren 1950, 1960 en 1970 iets van het verleden te zijn. Niet alleen was er een ongeziene groei na de massale verwoestingen in de oorlog, maar er was ook een gunstige krachtsverhouding ten voordele van de werkenden en dit als gevolg van hun sterke organisaties en het bestaan van het Oostblok dat toen ondanks alle beperkingen nog een aantrekkingskracht op de werkenden uitoefende. De lonen stegen enorm en de welvaartstaat werd uitgebouwd. Het is een van de weinige historische periodes geweest waarin de ongelijkheid in deze landen afnam.

Sinds de opkomst van het neoliberalisme ontstaat er, al naargelang het land op een verschillend tempo, een grotere achtergestelde laag onder de bevolking. Met de hernieuwde diepe crisis vanaf 2008 wordt dat nog versneld. Vandaag zouden we de term lompenproletariaat niet meer in de mond nemen. We spreken van werkende armen, zij die vastzitten in precaire en slecht betaalde interimjobs of pakweg mensen die in de werkloosheid geraken en moeten leven op een uitkering onder de armoedegrens. Het is deze groep die het hardst geraakt wordt door de besparingen. In landen als Griekenland, Spanje en Portugal is deze laag op korte tijd explosief gegroeid.

Concurrentie en monopolie

Ongelijkheid was een van de centrale thema’s die het protest van de Occupybeweging voortstuwde. Het was een strijd tussen de 1% en de 99%. Uit rapporten als die van Oxfam blijkt echter dat de rijkdom zelfs bij die 1% niet gelijk verdeeld is. Ze is geconcentreerd bij een zeer kleine fractie ervan. Deze enorme concentratie van rijkdom vloeit voort uit de interne logica van het kapitalisme.

Wie kapitalisme zegt, zegt concurrentie. Het feit dat kapitalisten rechtstreeks concurreren met elkaar zorgt voor een extra druk om de uitbuitingsgraad te verhogen. Maar het maakt ook dat het kapitalisme een enorm dynamisch systeem is met technologische vernieuwing en productiviteitsstijgingen. Paradoxaal genoeg leidt het ook tot haar tegenstelling. De nieuwe technologieën en machines vergen steeds grotere kapitalen om te investeren. Kleine bedrijven worden opgeslokt door grotere. En een sector bestaande uit vele kleine bedrijfjes wordt er een waar een paar grote onderling de markt domineren. Er is sprake van concentratie en centralisatie van het kapitaal. Zowat alle sleutelsectoren worden vandaag gedomineerd door slechts een handvol multinationals.

Dit betekent niet dat er een einde aan de concurrentie is gekomen of dat het kapitalisme in een minder turbulent vaarwater komt, integendeel. De inherente tegenstellingen en de concurrentie nemen enkel nieuwe dimensies aan. Multinationals beconcurreren elkaar op wereldvlak op alle mogelijke manieren. Door de opkomst van nieuwe technieken en nieuwe producten verdwijnen oude sectoren en monopolies en ontstaan er nieuwe. Er is een snellere productie dan waar consumenten behoefte aan hebben. Er is een groeiende overproductiecapaciteit. Dit versterkt de zoektocht van de kapitalisten naar andere methoden om snelle winsten te boeken, onder meer via speculatie en allerhande financiële zeepbellen.

Door hun enorm economisch gewicht zorgt die concentratie van kapitaal voor een verdere concentratie van rijkdom. Multinationals kunnen hun toeleveranciers van grondstoffen goedkopere prijzen opleggen en hun consumenten hogere prijzen laten betalen. Bovendien betalen ze dankzij lobbywerk en fiscale spitstechnologie amper belastingen. Dit alles is geen uitwas van het kapitalisme, het zit ingebakken in het systeem.

Welk alternatief?

De enorme ongelijkheid vandaag leidt terecht tot verontwaardiging. Onder brede lagen van de maatschappij leeft het idee dat er iets aan gedaan moet worden. Zaken als een vermogensbelasting zijn een mogelijk antwoord. Maar wie aan de belangen van de allerrijksten en hun bedrijven raakt, wordt al snel geconfronteerd met chantage in de vorm van kapitaalvlucht en de dreiging van delokalisatie.

Op zich is dit niet verbazingwekkend. Ongelijkheid is inherent aan het kapitalisme. Het is geen foutje van het systeem, maar een systeem dat fout is. Uiteindelijk staan de belangen van een kleine elite centraal. Belangen die ze door haar bezit van de sleutelsectoren van de economie en de bijhorende politieke macht ook kan behartigen.

Wie daar een antwoord op wil formuleren, moet buiten de grenzen van de huidige maatschappij treden. Enkel door de economie te organiseren in het belang en onder controle van de meerderheid van de bevolking kan de productie op een democratische wijze gepland worden en kan er echt werk van worden gemaakt om iedereen een degelijke levensstandaard aan te bieden en de ongelijkheid aan te pakken.

 

(1) http://www.securex.be/nl/detail-pagina/Werkgevers-erkennen-verantwoordelijkheid-bij-burn-out-00001/

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie