Waar blijft syndicaal antwoord op patronale provocaties?

Artikel uit de februari-editie van De Linkse Socialist die voor het bekendmaken van het IPA op 19.1 ter perse is gegaan

Op 23 december werden de IPA-onderhandelingen stopgezet voor de feestdagen en om de gemoederen te bedaren. Over de loonmarge en het eenheidsstatuut voor werklieden en bedienden was een akkoord absoluut niet in zicht. In beide gevallen ging het patronaat over tot provocatieve standpunten waarop een stevig syndicaal antwoord vereist is.

Rond de welvaartvastheid van de sociale uitkeringen en het behoud van een aantal regelingen inzake brugpensioen zou er wel bijna een akkoord zijn. Maar daar gaat het dus enkel om het behoud van wat er al was of het toepassen van wat al was overeengekomen.

Provocaties

De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) stelde in haar rapport dat er naast de index (geschat op 3,9%) in 2011 en 2012 ruimte is voor 1,1% loonsverhoging. Dat is erg beperkt, maar zelfs dit wordt door het patronaat in vraag gesteld. Het patronaat stelde dat de indexberekening moet worden herzien en dat er geen ruimte is voor bijkomende loonsverhogingen. Dit standpunt werd niet alleen in de media verkondigd, maar ook aan de onderhandelingstafel.

Het model voor het patronaat is dat van Duitsland waar lage lonen en onzekere jobs de regel zijn. Dit is wat het Duitse model betekent: 1,15 miljoen Duitsers werken voor minder dan 5 euro per uur en 3,5 miljoen voor minder dan 7 euro.

Het tweede moeilijke dossier in de interprofessionele onderhandelingen is dat van het eenheidsstatuut van arbeiders en bedienden. Dat kan door een harmonisatie van de statuten naar boven, maar dat is niet wat het patronaat wenst. Tijdens de onderhandelingen werd bijvoorbeeld voorgesteld om opzegvergoedingen algemeen te beperken tot vier weken brutoloon en vier weken nettoloon per vijf gewerkte jaren.

Dat is uiteraard onaanvaardbaar: drie maanden loon per vijf jaar is vandaag de norm voor bedienden en met “loon” wordt wel degelijk brutoloon bedoeld. LBC-topman Ferre Wyckmans stelde in ‘Ons Recht’: “‘Geef de ene wat meer en de andere wat minder’, zeggen de werkgevers. Elke vergelijking loopt wel eens mank. Maar stel je voor dat in de VS of in Zuid-Afrika de discriminatie tussen blank en zwart op die manier zou zijn opgelost. Discrimineer ook de andere groep… en er is geen probleem meer. Foute boel, foute redenering en foute argumenten.” (Ons Recht, januari 2011).

De provocatie gaat erg ver. In het eerste jaar dat iemand werkt, zou er volgens het patronaat slechts een opzegvergoeding van een week mogen zijn. Dat betekent in de praktijk dat de proeftijd wordt uitgebreid tot een jaar. Wie vandaag wordt ontslagen, staat eind volgende week zonder loon op straat. Ook de totale opzegvergoeding voor wie al langer werkt, moet voor het patronaat worden beperkt tot maximaal 10 weken opzeg en een nettopremie van 10 weken loon.

Waar blijft het syndicaal antwoord?

De vakbondsleiders hebben ondanks de patronale provocaties geen enkele mobilisatie georganiseerd en bleven braaf aan de onderhandelingstafel verder palaveren. Het argument dat daarvoor werd ingeroepen, was dat de sociale partners in tegenstelling tot de politici wel hun verantwoordelijkheid nemen en wel tot akkoorden kunnen komen. Tegen de achtergrond van de politieke crisis kan bovendien geen beroep worden gedaan op een actieve interventie van de regering om alsnog een ‘akkoord’ op te leggen. De vraag is wiens belangen met zo’n “verantwoordelijkheidszin” worden gediend.

Het is beter om geen akkoord te sluiten dan een akkoord waar niets in staat. De crisis heeft vooral werkenden met lagere lonen, jongeren, uitkeringstrekkers,… getroffen. De Tijd stelde op 17 december op haar voorpagina dat de gevolgen van de crisis ongelijk zijn: “De werknemers met een laag loon hebben op de arbeidsmarkt de rekening van de crisis betaald. De groep werkenden uit de laagste inkomensklasse is in twee jaar tijd met bijna met een vijfde gekrompen. Tegelijk zijn in hetzelfde tempo arbeidsplaatsen bij gecreëerd voor de betere verdieners.” De ‘laagste inkomens’ zijn deze met minder dan 90 euro bruto per dag (of 2.000 per maand). In deze groep verloor 18,4% van de werkenden hun job , in de groep er net boven verloren 8,8% van de werkenden hun job. Een ‘betere verdiener’ krijgt een brutoloon van meer dan 3.300 euro per maand. Een aanval op de opzegvergoedingen zal een nog grotere sociale kaalslag aanrichten onder diegenen die het minste verdienen.

Er is nood aan een offensieve opstelling waarbij een eenheidsstatuut met een harmonisatie naar boven en echte loonsverhogingen worden geëist. Een vergelijking met de loonsstijgingen van de topmanagers in zowel de private als de publieke sector is daarbij nuttig. Voor zichzelf kunnen ze wel verhogingen toekennen, maar voor ons niet? Onze opzegvergoeding zou herleid worden tot een lege doos, maar voor zichzelf blijven gouden parachutes de norm?

De vakbondsleiders moeten enkel “verantwoordelijk” zijn tegenover hun leden. Dat betekent dat er offensief moet worden ingegaan tegen de patronale logica. De vakbonden moeten werk maken van een anti-crisisprogramma dat de belangen van de werkenden en hun gezinnen centraal stelt. Wij moeten niet betalen voor hun crisis! Waarop wordt gewacht om de leden te informeren en op basis van een bijhorend democratisch bediscussieerd actieplan te mobiliseren?

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie