2003: toen miljoenen betoogden tegen de oorlog in Irak

20 maart 2003: een nieuwe Golfoorlog breekt uit. Een imperialistische oorlog om prestige en olie onder het mom van een morele kruistocht van ‘goed tegen kwaad’. In de nasleep van de mobilisaties van de antiglobaliseringsbeweging groeit in de aanloop naar de oorlog een massale internationale protestbeweging. Op 15 februari 2003 is er de grootste internationale actiedag uit de geschiedenis. 

door Jonas (Luik) uit maandblad De Linkse Socialist

Het dictatoriale regime van Saddam Hoessein werd ervan beschuldigd nauwe banden te onderhouden met terroristische organisaties zoals Al Qaida en massavernietigingswapens te bezitten. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell toonde op de Veiligheidsraad een flesje Anthrax als ‘duidelijk bewijs’ van het bestaan van chemische wapens in Irak. De leugens waren toen al duidelijk, nu zijn ze bewezen.

Een andere leugen was dat de oorlog werd gevoerd “in naam van de democratie.” Eerder was de Iraakse dictator één van de regionale bondgenoten van de Verenigde Staten tegen Iran. Dat bleef zo tot de invasie van Koeweit in 1990. Het embargo dat toen aan het land werd opgelegd veroorzaakte de dood van tussen de 400.000 en 500.000 Iraakse kinderen. Dat was hoe de ‘as van het kwade’ werd bestreden.

De invasie van Irak was bedoeld als een oogverblindend machtsvertoon van het Amerikaanse imperialisme en om de controle over de oliebronnen van Irak veilig te stellen. De oliemultinationals behoorden tot de grootste geldschieters van president Bush Jr. Er was geen gebrek aan oorlogsprofiteurs in zijn regering, zoals vice-president Dick Cheney, die aandelen bezat in de defensiegigant Halliburton, een belangrijke pijler van het Amerikaanse militair-industriële complex.

Internationaal verzet tegen oorlog en kapitaal

Anti-oorlogsbewegingen hebben altijd een zeer sterke internationale dimensie gehad. De beweging tegen de oorlog in Irak was geen uitzondering. Integendeel: er waren internationale actiedagen rond een veelheid van nationale en lokale acties en betogingen. Op 15 februari 2003 betoogden wereldwijd ongeveer 15 miljoen mensen: 3 miljoen in Rome, 1,3 miljoen in Barcelona, 1 miljoen in het VK, 100.000 in Brussel, enzovoort. Noam Chomsky merkte op dat “dit de eerste keer in de westerse geschiedenis is dat een imperialistische oorlog zoveel weerstand oproept nog voor hij is begonnen.” Deze mobilisatie hielp de basis te leggen voor een latere trend: de snelle internationalisering van het protest, zoals bij de golf van feministische strijd en Black Lives Matter.

LSP had in de antiglobaliseringsbeweging de campagne Internationaal Verzet opgezet om actiecomités van jongeren en werkenden te organiseren. Deze gingen naadloos over in anti-oorlogscomités die opriepen tot massale betogingen op Dag X, de dag waarop de aangekondigde oorlog zou uitbreken. Er was een oproep tot scholieren- en studentenstakingen. Op 20 maart waren er duizenden betogers in het hele land. In de voormiddag begonnen de jongeren en ’s avonds was er in zowat elke stad een anti-oorlogsbetoging.

Ondanks de grote beweging kwam de oorlog er dus toch. Het cruciale element dat ontbrak was de betrokkenheid van de arbeiders als zodanig, door middel van stakingen en blokkades van havens, vliegvelden, enz. om de konvooien van troepen en bewapening tegen te houden en de oorlogsmachine van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië te stoppen. Om de betrokkenheid van de arbeidersklasse te verzekeren, volstonden algemene anti-oorlogseisen niet. Er waren ook sociale eisen nodig die de economische gevolgen van de oorlog benadrukten. Het zijn immers altijd de werkenden die opdraaien voor de winsten van de oorlogsprofiteurs!

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie