Op het congres van Vooruit moest Conner Rousseau zwaar uithalen naar N-VA om het Vlaams regeerakkoord te kunnen framen als iets waarmee erger vermeden werd. Hij beweerde veel van de “lelijke ideeën” van N-VA te hebben gestopt en tegelijk middelen afgedwongen te hebben voor welzijn en openbaar vervoer. Een nadere blik toont enkele vage sociale beloften, maar vooral veel rechts en verdelend venijn dat wel concreet is.
Sancties voor de ‘have-nots’, “zuurstof voor de markt” om hun winsten veilig te stellen
Het sanctionerende gehalte in dit Vlaamse regeerakkoord is opvallend. Het doet wat denken aan een keizer-koster-mentaliteit waarbij voor van alles en nog wat regels worden opgelegd. Tenminste voor wie niet als volwaardig wordt beschouwd: werklozen, vluchtelingen, sociaal huurders, anderstaligen … Daarbij wordt de toegang tot sociale rechten meer voorwaardelijk, individueler en in het bijzonder gelinkt aan taaleisen. Taalnationalisme als uitsluitingsmechanisme dus!
Het regeerakkoord pleit voor een “aanklampende bemiddeling en controle” van werklozen met snellere controles en sanctioneringen. Er moet sneller gestart worden met opleidingen. De rol van de VDAB daarin wordt beperkt tot de “regie” van het traject. “Enkel waar er geen privé of semipubliek opleidingsaanbod is, kan de VDAB dat zelf voorzien.” De private opleidingssector staat mooie tijden te wachten! Opvolging van werklozen kan ook meer op het lokale niveau gebeuren, waarbij de verplichte gemeenschapsdienst wordt uitgebreid onder de nieuwe naam van “samenlevingsjobs.” Het gaat om verplichte tewerkstelling na een jaar werkloosheid in taken voor lokale besturen, vzw’s en scholen aan 4,5 euro per uur bovenop de werkloosheidsuitkering. Waarom zouden lokale besturen nog personeel aan goede voorwaarden en lonen aanwerven als ze beroep kunnen doen op goedkoop dwangpersoneel? Het idee dat deze werkervaring een opstap is naar een reguliere job wordt op die manier ondermijnd.
Gezien het federale voorstel om de werkloosheidsuitkering in de tijd te beperken, wil de nieuwe Vlaamse regering meer inzetten op arbeidsbemiddeling van leefloongerechtigden. In aansluiting op het federale voorstel van een jacht op langdurig zieken krijgt de VDAB de verplichting om 12.000 terug-naar-werktrajecten per jaar te realiseren, wat tegen 2029 moet toenemen tot 20.000. Het uitgangspunt is niet dat er minder langdurig zieken zullen zijn. Dat zou ook vreemd zijn met een beleid dat geen antwoorden biedt op de redenen waarom mensen ziek uitvallen.
Anderstaligen moeten van deze Vlaamse regering eveneens een tandje bijsteken. Anderstalige nieuwkomers met schoolgaande kinderen moeten aantonen dat ze een inspanning doen om Nederlands te leren. Zonder bewijs van deelname aan een cursus door minstens één ouder verliezen ze de schoolbonus. Dit is het eerste punt rond onderwijs in het akkoord. Pas erna wordt ingegaan op de positie van leerkrachten. Dit gebeurt in erg vage bewoordingen zoals het “opwaarderen van de maatschappelijke status van het beroep.” Allemaal goed en wel, maar om dat te doen is er geld nodig. Een massaal plan van publieke investeringen in opleiding, infrastructuur en voldoende personeel is niet te vinden in het regeerakkoord. Zo wordt rond de infrastructuur enkel gezegd dat het “investeringsritme aangehouden wordt.” Lees: er komen geen extra middelen. De noodzakelijke massale investeringen waar het onderwijspersoneel eerder dit jaar voor betoogde, komen er niet. In plaats van meer middelen voor het hoger onderwijs, wil de Vlaamse regering het aantal studenten beperken met verplichte starttoetsen. De sancties zijn concreet, de beloften vaag. Het is een rode draad in het regeerakkoord. Als de scholen via het CLB het lokale sociaal beleid kunnen contacteren als “ouders moeite hebben om hun verantwoordelijkheid op te nemen,” doet dit vermoeden dat het eerder gericht zal zijn op sancties dan op het aanbieden van hulp. In een op sancties gericht beleid zijn er op alle niveaus kleine politieagenten nodig.
Het opleggen van regeltjes wordt verder aangevuld met het optrekken van het verplichte taalniveau voor sociaal huurders of nog de aanzet tot een breder hoofddoekenverbod bij de Vlaamse overheid onder het mom dat elk contact “als neutraal” moet ervaren worden. Het opleggen van regels gebeurt natuurlijk niet overal. De mogelijkheden van bezwaar tegen vergunningen wil de regering inperken. De actiegroep Climaxi stelt vast: “De combinatie van weinig klimaatinvesteringen en een minder democratische wetgeving is zowel voor lokale dossiers als voor het internationale klimaat nefast.”
De winstbelangen staan centraal in het regeerakkoord en er wordt gepleit voor een KMO-vriendelijk beleid. Tegelijk wil de Vlaamse regering bedrijfssubsidies onder de loep nemen omdat deze een “rem kunnen zijn op ‘creatieve destructie’.” Ook bij het verdedigen van de winstmachines en het doorsluizen van publieke middelen daartoe, wordt de controle dus overgelaten aan de ‘vrije markt’. Het is een indicatie dat publieke investeringen geen sociaal doeleinde hebben, maar gericht worden op de belangen van de grote bedrijven. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de extra investeringen in openbare werken.
Wat met de sociale beloften?
De extra investeringen in welzijn zijn een trofee van CD&V en Vooruit. Er komen (voorwaardelijk) 10.000 plaatsen bij in de kinderopvang. Dat is minder dan nodig, maar een noodzakelijke stap vooruit. Voor de Vlaamse regering gaat het niet enkel om een sociale dienst, maar ook om een “belangrijk instrument om de combinatie tussen werk en privé ook praktisch werkbaar te maken.” Rond werkbaar werk wordt voor de rest amper iets concreet gezegd in het akkoord. Omdat de maatregel rond kinderopvang vooral daarop gericht is, wordt ook de voorrang voor werkenden bevestigd.
De daling van de registratierechten voor de aankoop van een eerste eigen woning van 3 naar 2%, wordt voorgesteld als een maatregel om wonen meer betaalbaar te maken. De Wever had het echter meteen ook over “een stukje zuurstof voor de markt” omdat er “veel te weinig wordt gebouwd in Vlaanderen.” De connecties met de private projectontwikkelaars beperken zich duidelijk niet tot het lokale niveau. Het regeerakkoord stelt: “Als overheid faciliteren we de gezonde werking van de vastgoedmarkt en sturen we gericht bij waar nodig.” De noodzaak van een drastische uitbreiding van het aanbod van sociale huisvesting werd daarbij niet opgemerkt.
Als sociale maatregelen passen in de winstbelangen, zijn ze concreter in het regeerakkoord. Andere voorstellen blijven wel erg vaag. De belofte van Vooruit om alle schoolkinderen een gezonde maaltijd op school aan te bieden, is bijvoorbeeld sterk afgezwakt: “Als basisscholen en het betrokken lokale sociale beleid in collectieve ondersteuning willen voorzien rond gezonde maaltijden op school, kunnen ze een beroep doen op Vlaamse cofinanciering.”
Het gedeeltelijk herstel van de indexering van het groeipakket (de kinderbijslag) komt op een ogenblik dat de inflatie weer lager is, waardoor er voorlopig niets verandert. De sociale toeslag voor ouders met laag inkomen wordt niet geïndexeerd. En over het inhalen van het voorheen geleden verlies door de onvolledige indexering de afgelopen jaren, een verlies van 1 miljard euro, wordt uiteraard niets gezegd. CD&V mocht een trofee binnenhalen, maar het mocht niets kosten.
Rond het openbaar vervoer wordt in vage termen gesproken over uitbreiding van het aanbod. Inzake de noodzakelijke middelen wordt enkel gesteld dat de “investeringstoezeggingen uit het openbaredienstencontract met De Lijn nagekomen” worden. Meer middelen voor onderhoud en vervanging hebben als doel om “onze infrastructuur op peil te houden.” Tegelijk wordt de deur geopend voor fors duurdere tarieven. Met Annick De Ridder (N-VA) als nieuwe minister van Mobiliteit, is het duidelijk dat dienstverlening geen prioriteit zal zijn. De Ridder is een gekende en rabiate tegenstander van het openbaar vervoer. Twintig jaar geleden, toen ze nog liberaal parlementslid was, klaagde ze steen en been over de zogenaamd vele “lege bussen” die rondreden. Dat belooft dus weinig goeds.
De verlaging van successierechten kan overkomen als sociaal, aangezien steeds meer mensen voor hun oudere dag afhankelijk zijn van middelen die ze erven van hun ouders. Het is frustrerend dat daar een groot deel van verdwijnt via successierechten. De grootste bedragen van erfenissen zijn echter niet bij de werkende klasse te zoeken. De superrijken organiseren hun erfenissen veel efficiënter en hebben tal van achterpoortjes om op de veel grotere bedragen minder te moeten betalen. Dit versterkt en vergroot de ongelijkheid in de samenleving, erfenissen zijn voor superrijken doorgaans de belangrijkste bron van hun rijkdom. Het verlagen van successierechten zou volgens het regeerakkoord in eerste instantie gericht zijn op kleine en middelgrote erfenissen. Concreet is het nog niet en er wordt niets gezegd over hoe achterpoortjes voor de allerrijksten aangepakt worden. Dient een eventuele verlaging van onze erfbelasting als middel om het niet over de enorme ongelijkheidsmachine van het erfrecht tout court te moeten hebben?
De afschaffing van de jobbonus voor lage lonen treft 1 miljoen rechthebbenden op 2,5 miljoen werkenden. Die jobbonus was een paradepaardje van Open VLD en moest daarom verdwijnen. Met deze bonus werd het loon van werkenden aangevuld, zodat de werkgevers dat niet moesten doen. De bijpassing verdwijnt op termijn, enige druk op de werkgevers om zelf degelijke lonen te betalen is er niet.
Over de dienstencheques zou er naast het regeerakkoord een informeel akkoord zijn om de prijs te verhogen en de fiscale aftrek af te schaffen. Dit maakt dienstencheques duurder. Slechts een beperkt deel hiervan zou gaan naar het loon van het personeel in de sector, dat nochtans al lang actie voert voor echte loonsverhogingen.
Sterke oppositie nodig tegen zwakke regering
De onderhandelingen verliepen stroef, op het einde moest De Wever erbij gehaald worden om de laatste plooien glad te strijken. Er waren lekken over bitsige confrontaties, ook tussen N-VA’ers onderling (Demir versus Weyts en Demir versus De Ridder, waarbij De Wever moest tussenkomen). ‘Sterke Jan’ Jambon is al lang gelost, niet enkel omdat Conner Rousseau daarop aandrong. Enkele N-VA-sterkhouders van de vorige Vlaamse regering deden het niet goed inzake voorkeurstemmen op 9 juni. Het verlies van N-VA bij de Vlaamse verkiezingen (opnieuw een daling met 4 zetels nadat er in 2019 ook al 8 zetels verloren gingen), maakt dat Vooruit en CD&V relatief meer gewicht hebben. Om zijn congres mee te krijgen, haalde Conner Rousseau zwaar uit naar N-VA. Tijdens de onderhandelingen aarzelde Sammy Mahdi (CD&V) niet om naar de media te stappen met zijn eisen. Zelfs indien het alsnog gelukt is om voor de gemeenteraadsverkiezingen te landen, is de kans klein dat dit een stabiele en samenhangende regering wordt.
Bovendien is er een context van enorme tekorten en crisis op de terreinen waarvoor de Vlaamse regering bevoegd is. In De Standaard stelt Marc Reynebeau: “Onderfinanciering heeft al tal van Vlaamse kroonjuwelen, van onderwijs via zorg en sociale huisvesting tot openbaar vervoer, tot probleemgevallen gemaakt.” De PVDA merkt terecht op: “We zitten in een wooncrisis, het openbaar vervoer faalt en de tekorten in de zorg en het onderwijs zijn groot. Maar ondanks lange onderhandelingen leggen de N-VA, CD&V en Vooruit amper oplossingen op tafel. Wel komen ze met vage beloftes, zonder uit te doeken te doen waar ze gaan besparen.”
Het ABVV zegt tevreden te zijn met de aangekondigde investeringen in zorg, kinderbijslag, openbaar vervoer en onderwijs, maar stelt zich “ook nog veel vragen” omdat “de budgetten en de concrete uitwerking vaag blijven.” Bij het ACV wordt gelijkaardig gereageerd, met de waarschuwing dat “de commercialisering van de zorg geen duidelijke halt wordt toegeroepen.” BBTK Social Profit verklaart “voorzichtig optimistisch” te zijn over zorg en welzijn. “Er wordt een ongezien grote investering in de Vlaamse social profit aangekondigd,” aldus BBTK, dat echter ook moet erkennen dat er nog geen exacte cijfers beschikbaar zijn. Over de asociale aanvallen in het regeerakkoord blijft het ondertussen veel te stil in de vakbondsreacties.
De PVDA merkt op: “Wij gaan er de komende vijf jaar alles aan doen om de nodige investeringen in huisvesting, zorg, openbaar vervoer en het onderwijs af te dwingen.” Dat is een goede opstelling, die we best concretiseren met plannen inzake strijd. De uitdagingen zijn enorm, de tekorten blijven oplopen en deze regering zal die verder vergroten. Het regeerakkoord maakt duidelijk dat de deelnemende partijen ervan uitgaan dat de Arizona-regering op federaal niveau er komt. Dat betekent extra aanvallen op de werkende klasse en al wie het moeilijk heeft. De oppositie hiertegen mag niet beperkt worden tot sterke uitspraken, we moeten ons organiseren op elke werkplek en in elke buurt om doorheen strijd eisen rond onze noden te formuleren en te populariseren. Zo kunnen we een krachtsverhouding opbouwen waarmee we kunnen winnen. Als we dat niet doen, laten we ruimte aan allerhande valse profeten – van marketingboys tot extreemrechts vergif – die door verdeeldheid te zaaien de werkende klasse verzwakken.