Onderwijs: een bedrijf zoals alle andere?

Het Franstalig onderwijspersoneel kan alvast niet verweten worden dat het zweeg over de problemen in de sector. Sinds 2022 waren er in alle grote Franstalige steden betogingen met telkens 10.000 of meer deelnemers. Dit was ongezien sinds de grote onderwijsstakingen van 1996. Het personeel maakt zich grote zorgen en wil het tekort aan leerkrachten bestrijden door de job te herwaarderen en een einde te maken het chronische gebrek aan middelen voor onderwijs. Respect is echter niet wat het onderwijspersoneel krijgt. ‘Het kan ons geen barst schelen’ is de korte samenvatting van het onderwijshoofdstuk in de regionale regeringsverklaring van MR en Les Engagés. 

Artikel op basis van een bijeenkomst van Franstalige leraars die lid zijn van LSP

Het regeerakkoord is natuurlijk slechts een intentieverklaring, maar het is wel beangstigend. De afgelopen jaren was een van de weinige progressieve maatregelen de geleidelijke invoering van maatregelen om het onderwijs meer ‘gratis’ te maken. Dit werd eerst ingevoerd in het kleuteronderwijs en vervolgens in de eerste twee jaar van het lager onderwijs. Vanaf dit schooljaar geldt het ook voor het derde leerjaar. Het voorziet een forfaitair bedrag van ongeveer 70 euro per leerling om te besteden aan schoolbenodigdheden en extra kosten (zoals zwemmen, culturele activiteiten …). Deze middelen volstaan bij lange na niet, maar de toekomst ervan is onzeker. De nieuwe Franstalige meerderheid wil deze maatregel namelijk ‘evalueren’ en ‘aanpassen’. In het licht van andere voorstellen valt het ergste te vrezen. 

Enkele jaren geleden ging een leerkracht in discussie met Olivier de Wasseige, toenmalig voorzitter van de werkgeversorganisatie Union Wallonne des Entreprises die ondertussen Waals parlementslid voor Les Engagés is. De leerkracht zei: “wij willen jongeren maatschappelijk vormen, terwijl jullie willen dat we ze vormen voor jullie bedrijven.” Die vaststelling blijft vandaag overeind. De regionale regeringsverklaring staat bol van verwijzingen naar publiek-private samenwerking voor woonzorgcentra, huisvesting en openbaar vervoer. Ook onderwijs wordt behandeld als een privaat bedrijf. De nieuwe regering verdoezelt de bedoelingen niet: “We willen de bruggen tussen het onderwijs en de bedrijven versterken.” Zo wil de regering elke jongere verplichten om een stage van vijf dagen te doen in een bedrijf of vrijwilligersorganisatie, en dit als onderdeel van de verdere schooloriëntatie van de leerling na de gemeenschappelijke sokkel in de eerste jaren van het secundair onderwijs. 

Zoals de ‘Oproep voor een Democratische School’ (OVDS) stelt, gaat de regering van MR en Les Engagés ervan uit dat een schooldirecteur zich morgen “moet zien als de baas van een klein bedrijf dat concurreert met anderen” waarbij de concurrentie tussen netten en scholen wordt opgevoerd door een grotere autonomie om een “assertief educatief en pedagogisch beleid” te voeren. Het komt neer op een uitbreiding van de invloed van de marktwerking op het onderwijs. 

Aanval op het statuut

Op hypocriete en cynische wijze verklaren de MR en Les Engagés dat ze jonge leerkrachten willen beschermen. Blijkbaar willen ze dat doen door de vaste benoemingen te vervangen door contracten van onbepaalde duur, zoals in de private sector. Met een grotere mate van eerlijkheid verdedigen ze het principe van de vrijheid van ontslag. Régis Dohogne, de vroegere algemeen-secretaris van CSC Onderwijs, reageerde met een opiniestuk waarin hij verwees naar de opmerking van Lacordaire: “Tussen de sterke en de zwakke, tussen de rijke en de arme, tussen de meester en de dienaar, is het de vrijheid die verdrukt en de wet die bevrijdt.”

Dohogne merkt op dat er 33 jaar strijd en de stakingen van de jaren 1990 voor nodig waren om de bescherming van het statuut af te dwingen, in het bijzonder voor leerkrachten in het vrije onderwijs die het slachtoffer waren van de willekeur van de inrichtende machten. Hij legt uit: “Het specifieke kenmerk van het onderwijs, namelijk met de netten, betekent dat er in werkelijkheid eigenlijk één werkgever is. Als iemand ontslagen wordt in een school, wordt die het slachtoffer van een echt beroepsverbod. De telefoon werkt en de directie zal de redenen voor het ontslag achterhalen zonder dat de betrokkene zich kan verdedigen. Dit lijkt op het werkboekje van de 19e eeuw.”

Bovendien wordt er gesproken over een uitbreiding van de werktijd met 2 uur voor toekomstige leraren, waardoor niet alleen de werkdruk toeneemt, maar ook het aantal beschikbare uren en dus de werkgelegenheid in gevaar komt. 

Solidariteit opbouwen en in actie gaan

In een van zijn laatste verklaringen als verantwoordelijke van ACOD Onderwijs trok Joseph Thonon (die in augustus werd opgevolgd door Luc Toussaint) een vergelijking tussen de huidige situatie en die van de jaren 1990. “In de jaren 1990 gingen er jobs verloren. Vandaag dreigt het verlies van de vaste benoeming. Dat is vreselijk. We kunnen dus lange stakingen verwachten.” 

Buiten de sector zullen veel mensen zich afvragen waarom de vakbonden tegen arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur zijn, terwijl er elders opgekomen wordt voor dergelijke contracten als antwoord op de onzekerheid en precariteit. De MR en Les Engagés zullen niet nalaten om te suggereren dat leerkrachten bevoorrecht zijn. Minister Valérie Glatigny (MR) zei dat het geen goede zaak zou zijn als de leerkrachten het beeld scheppen dat ze pas terug uit vakantie meteen gaan staken. 

Om te winnen, is er nood aan offensieve eisen die duidelijk maken dat het in de eerste plaats gaat om de toekomst van de jonge generaties en het maatschappijkritische onderwijs dat die verdienen. Kleinere klassen waar het niet binnen regent, voldoende pedagogische omkadering en degelijke arbeidsvoorwaarden die de ontwikkeling van leerlingen bevorderen. We mogen ons niet laten verdelen. De aanvallen stoppen, doen we door ons te organiseren in de strijd voor meer middelen en meer collega’s.

Delen:
Printen:
Voorpagina van De Linkse Socialist