Voor een breed front van sociale strijd met actiecomités tegen extreemrechts en tegen het besparingsbeleid
Dossier door Stéphane Delcros
Het is een overwinning en een grote opluchting. Vooral voor de onderdrukten, voor sociale bewegingen, vakbonden, linkse activisten – voor iedereen die hoop heeft op een fundamentele verandering van beleid. Het Rassemblement National is teruggedrongen. Niet alleen blijft extreemrechts ver van een absolute meerderheid, maar is het slechts de derde in termen van blokken in de Nationale Assemblee. We weten echter dat deze overwinning slechts tijdelijk kan zijn. Extreemrechts was sinds de Tweede Wereldoorlog nog nooit zo dicht bij de macht.
De wil om het RN te blokkeren was bijzonder sterk. Dit toont het potentieel voor een krachtige antifascistische beweging die op elke aanval of intimidatie, online en daarbuiten, reageert door de straat op te gaan. Om dit te organiseren, is er nood aan democratische strijdcomités tegen extreemrechts en tegen het besparingsbeleid.
Sinds de avond van 9 juni is in brede lagen van de samenleving het enthousiasme gewekt om een programma uit te voeren dat breekt met het beleid van de rijken en dat een einde maakt aan de winstmachine. Actiecomités zouden ook een rol kunnen spelen in het in de gaten houden van linkse partijen en volksvertegenwoordigers, om hen te dwingen een links programma te verdedigen dat echt breekt met het pro-kapitalistische beleid. Adrien Quatennens, die was veroordeeld voor huiselijk geweld, trok zijn kandidatuur in nadat hij was genomineerd. Dit gebeurde onder druk van de feministische beweging. Dit geeft een idee van het soort constante druk dat de basis kan uitoefenen op gekozen vertegenwoordigers, zeker als die basis gestructureerd en democratisch georganiseerd is.
Het waren de straten die extreemrechts blokkeerden
Jarenlang hebben de gevestigde media – en niet alleen die in handen van Bolloré – een beeld van Frankrijk geschetst dat nauw aansluit bij de politieke visie van extreemrechts. Toen de peilingen erop wezen dat het Rassemblement National op de drempel van de macht stond, beweerden de meeste journalisten dat er slechts een zoveelste regeringswissel zou komen. Er was nauwelijks aandacht voor de toename van racistisch en LGBTQIA+foob geweld en incidenten tijdens de campagne.
Emmanuel Macron wees op “overdreven zaken” in het programma van het Nieuw Volksfront en had het daarbij uitdrukkelijk over wat hij omschreef als “geslachtsveranderingen in het gemeentehuis.” Tegelijk werd RN-kopman Jordan Bardella gespot in het huis van de voormalig politiek adviseur van Macron, Thierry Solère. Dit was een paar dagen na de aankondiging van de ontbinding van de Nationale Assemblee. De krant Libération wees er verder op dat er onlangs ontmoetingen waren tussen Marine Le Pen, Jordan Bardella en illustere Macronistische figuren als voormalig premier Edouard Philippe en voormalig minister van Defensie Sébastien Lecornu.
Het is duidelijk niet aan de dominante politici en media te danken dat het RN niet aan de macht kwam. Het was van onderaf dat er druk werd opgebouwd in de samenleving en dat er een grootschalige mobilisatie ontstond om alle voorspellingen te dwarsbomen, te beginnen met spontane acties aan de hoofdkwartieren van linkse partijen, acties waarmee werd opgeroepen tot eenheid.
Op de avond na de Europese verkiezingen op 9 juni en de eerste ronde op 30 juni gingen grote aantallen mensen de straat op om te protesteren tegen de opkomst van extreemrechts en om een beleid in het voordeel van de werkende klasse, jongeren en onderdrukten te verdedigen. Hoewel de betogingen minder groot waren dan die in 2002, toen Jean Marie Le Pen het in de tweede ronde opnam tegen Jacques Chirac, was de mobilisatie op straat zeer reëel. De mobilisatie was niet alleen gericht tegen het RN, maar ook tegen het asociale, autoritaire regime van Macron en co dat de weg voor extreemrechts heeft vrijgemaakt.
“De jongeren hebben lak aan het Front National”
Vooral jongeren waren sterk gemobiliseerd en toonden daarmee hun vastberadenheid om de aanvallen van rechts en extreemrechts op mensen die lijden onder onderdrukking te bestrijden. Op 15 en 16 juni kwamen 650.000 mensen op straat in bijna 200 steden. De oproep voor het protest kwam van vakbonden, verenigingen en linkse partijen. Het weekend daarop kwamen feministische en vakbondsorganisaties opnieuw in actie. Sinds 9 juni waren er ook talrijke blokkades van universiteiten, bijeenkomsten en stakingen.
Deze sfeer dwong de linkse partijen om een alliantie te vormen met het oog op de vervroegde parlementsverkiezingen. Het is ook wat ervoor zorgde dat het RN uiteindelijk werd geblokkeerd, terwijl het Nieuw Volksfront de grootste fractie in de Assemblee werd, ondanks een intense mediacampagne tegen links en in het bijzonder tegen La France Insoumise. “Bardella en Mélenchon: wie zet hen naar eer en geweten op gelijke hoogte? Het programma van het RN is in veel opzichten zeker zorgwekkend, maar aan de andere kant van de medaille is er ook antisemitisme, islamo-links, klassenhaat, fiscale hysterie…”, schreef Alexis Brézet in een redactioneel artikel in Le Figaro. Op de avond van 7 juli waren het vreugde en opluchting die de boventoon voerden tijdens de vele bijeenkomsten, in de metro’s en op straat.
Ondanks de intense anti-LFI en anti-Mélenchon campagne, werd de instructie om zich terug te trekken in kiesdistricten waar het RN aan de leiding stond in de eerste ronde en een linkse kandidaat derde was, nauwgezet nageleefd door Mélenchon en LFI. Het Franse kiesstelsel omvat twee rondes: indien geen enkele kandidaat meer dan 50% haalt in de eerste ronde volgt een tweede ronde met alle kandidaten die boven een bepaalde kiesdrempel komen in de eerste ronde. Dit terugtrekken gebeurde zelfs in het 6e kiesdistrict van Calvados, waar een LFI kandidaat zich terugtrok ten gunste van de voormalige Macronistische premier Elisabeth Borne. “Geen enkele stem, geen enkele stem extra voor het RN,” verklaarde Mélenchon, terwijl bij rechts en zeker onder de aanhangers van Macron het beeld veel vager was als het ging om een terugtrekking ten gunste van een kandidaat van LFI.
Deze demonstratie van een “republikeins front met variabele geometrie” bracht rechts en de partij van Macron duidelijk in moeilijkheden. Maar het gaf Marine Le Pen ook de gelegenheid om te zeggen: “Dit is de grote droom van Emmanuel Macron: één enkele partij die zich uitstrekt van LFI tot LR.” Terwijl het RN het moeilijk had met de pensioenkwestie, omdat bleek dat haar model in sommige opzichten slechter was dan het onpopulaire model dat vorig jaar werd opgelegd door de regering van Elisabeth Borne met behulp van artikel 49.3 van de Grondwet, ironiseerde Le Pen dat Mélenchon liever een alliantie vormde met “Madame 49.3”.
Zich terugtrekken in haar voordeel of in dat van voormalig minister van Binnenlandse Zaken Gérald Darmanin betekent een nauwe relatie onderhouden met degenen die de weg hebben gebaand voor het RN en die het gevaar van racisme en autoritarisme hebben gebagatelliseerd. Darmanin beschuldigde Marine Le Pen ervan “soft” te zijn op het gebied van islamitisch radicalisme. Hij is ook de architect van de “immigratiewet”, die door Le Pen terecht wordt gezien als een ideologische overwinning.
Vandaag heerst er een opgeluchte stemming. Maar het is slechts een adempauze die niet verloren mag gaan. Extreemrechts is in korte tijd van 5 miljoen stemmen naar 10 miljoen gegaan. En er is nog steeds ruimte om te groeien.
En helaas, voor mensen die een afkeer hebben van het beleid van Macron, werpt deze houding van kandidaten terugtrekken ten gunste van Macronisten nog meer diskrediet op linkse formaties. Om te denken dat een obstakel tegen extreemrechts kan worden gebouwd met degenen die de weg hebben gebaand voor extreemrechts, is een aanzienlijke onderschatting van het geweld van het Macronistische beleid in de afgelopen jaren, in het bijzonder voor die delen van de bevolking die het slachtoffer zijn van systematische onderdrukking. Zelfs als veel mensen die links hebben gestemd in de tweede ronde op de Macronisten stemden “om het RN te blokkeren”, hebben veel anderen dat niet gedaan. Velen onthielden zich van stemming en sommigen stemden waarschijnlijk zelfs op het RN uit afkeer van het beleid van de afgelopen zeven jaar.
Een dergelijke benadering van links maakt de weg nog vrijer voor het RN in de komende jaren. Het kan zich immers presenteren als het enige “alternatief” tegenover alle anderen die als het erop aankomt met elkaar akkoorden sluiten. Hierdoor kan extreemrechts benadrukken dat links (opnieuw) verraad pleegt en geen echt alternatief vertegenwoordigt.
De politieke instrumenten van de kapitalistische klasse zakken weg in hun historische crisis
De verkiezingsuitslag toonde de voortzetting van de desintegratie van het politieke “centrum”. Macron had zijn overwinning van 2017 gebouwd op de as van de twee blokken die steeds het fundament vormden van de Vijfde Republiek (de rechterzijde van LR, UMP en RPR en de linkerzijde van de PS). Die overwinning liet de heersende klasse toe om het beleid gewoon voort te zetten, maar dan met een nieuw gezicht en in feite met nog meer brutaliteit. De Macronisten haalden nu niet alleen de laagste score sinds Macron aan de macht kwam, maar als je het optelt bij de resultaten van de PS en Les Républicains, is het een historisch lage score voor de institutionele partijen die de stemmen van de dominante ideologie concentreren.
De Vijfde Republiek was opgezet om te voorkomen dat “de extremen” het beleid ten gunste van de kapitalisten konden blokkeren. Nu blijkt de onmacht van de Vijfde Republiek. De drie grote politieke stromingen die 65 jaar lang regeerden, zien hun positie ondermijnd als gevolg van hun asociale beleid.
De Macronisten redden de meubels en willen aan de macht blijven
Door uiteindelijk bij verrassing het tweede en niet het derde grootste blok in het parlement te worden, kon Macron de meubels redden. Dit gebeurde dankzij het terugtrekken van linkse kandidaten in de kiesdistricten waar deze achter extreemrechts en de Macronisten naar de tweede ronde van de parlementsverkiezingen konden doorstoten. In deze districten stemde 72% van de NFP-kiezers Macronistisch om het RN te blokkeren. Langs de andere kant trokken heel wat Macronisten hun kandidatuur niet in als een LFI-kandidaat beter geplaatst was om extreemrechts te verslaan. Minder dan 50% van de Macronistische kiezers stapte over naar het NFP. Statistieken laten zien dat als de NFP-kandidaten en de kiezers zich op dezelfde manier hadden gedragen als de Macronisten, het RN nu de grootste fractie in het parlement was geweest.
Nadat ze de meubels gered hebben, voelen de Macronisten en Les Républicains zich sterk. Ze willen de mogelijkheid van een linkse regering blokkeren en roepen op tot een regering die LFI uitsluit. Het zwaartepunt van zo’n regering zou meer in de richting van ‘centrumlinks’ of zelfs het ‘centrum’ liggen. Kortom, er zou een rechtse regering komen.
Overwinning voor het NFP – maar zonder absolute meerderheid en met een veranderd intern machtsevenwicht
Het Nouveau Front Populaire (NFP) behaalde een overwinning, maar het is ook een verkapte overwinning, zonder absolute meerderheid en met kleinere verschillen tussen de verschillende onderdelen van het linkse front. In werkelijkheid staat LFI alleen in het parlement, met een programma van sociale transformatie dat zijn zwakke punten heeft, maar veel beter is om de huidige uitdagingen aan te gaan dan de programma’s van de PS, de groenen of de PCF.
LFI is erin geslaagd haar positie te behouden met hetzelfde aantal parlementsleden, nadat ze honderden kiesdistricten voornamelijk aan de PS overliet als onderdeel van de overeenkomst om het Nieuwe Volksfront te vormen. PS-kandidaten die tegen het NFP waren, kwamen ook op tegenover LFI, net als dissidente LFI-kandidaten. En dan waren er nog de Macronisten die weigerden zich terug te trekken ten gunste van een LFI-kandidaat. Maar als de balans wordt opgemaakt, is het duidelijk dat de machtsverhoudingen binnen het linkse blok zijn veranderd en dat de PS zich in een betere positie bevindt.
Door de Nationale Assemblee te ontbinden, rekende Macron op een versplinterde linkerzijde en op het voordeel om zich opnieuw te profileren als het enige bastion tegen extreemrechts. Dit gebeurde in een context waarin aan het eind van het jaar waarschijnlijk vervroegde verkiezingen zouden worden gehouden, op basis van een motie van wantrouwen die was ingediend door de conservatieve partij Les Républicains (LR). Maar de heersende klasse had nog een ander doel: profiteren van het succes van de lijst PS-Place Publique van Raphaël Glucksmann bij de Europese verkiezingen, die voor LFI bleef (die overigens zijn vorige resultaat aanzienlijk verbeterde, bij verkiezingen die het traditionele kiespubliek van LFI weinig mobiliseerden).
Het uitschrijven van vervroegde verkiezingen, meteen en binnen slechts 20 dagen (het wettelijk minimum), betekende gokken op een verdeelde linkerzijde, maar ook op een mogelijke verzwakking van het meer anti-establishment links (LFI) en een herschikking ten gunste van het traditionele, pro-liberale ‘links’. Zoals Glucksmann drie dagen voor de tweede ronde terecht zei: “Dit is het einde van Mélenchons hegemonie op Frans links”.
Nu het Macronistische kamp erg verzwakt is en Les Républicains in een complete crisis verkeren, verwelkomen de meerderheidslagen van de heersende klasse (degenen die – nog – niet voldoende vertrouwen hebben in het RN) met open armen de terugkeer van ‘institutioneel links’ dat beweert ‘verantwoordelijk’ te zijn om hun belangen te blijven verdedigen – met misschien meer sociaal vernis dan in de afgelopen jaren.
Nog voordat ze gevormd is, wordt de optie van een linkse regering al verworpen
Het Nieuwe Volksfront werd de grootste in de Nationale Assemblee, maar zonder absolute meerderheid, en kreeg niet het recht om een regering te vormen. Macron treuzelt met de benoeming van een premier van het NFP. In een brief die op 10 juli werd gepubliceerd, riep Macron op tot “een brede bijeenkomst van politieke krachten die zich herkennen in republikeinse instellingen,” wat (in zijn woorden) betekent zonder het Rassemblement National (RN) en La France Insoumise (FI). “Niemand heeft gewonnen,” zei hij.
Dit is een voortzetting van de poging om links te verdelen, waarbij Macron erop gokt dat de partijen die gelieerd zijn aan LFI uiteindelijk zullen besluiten om een coalitie van “nationale eenheid” te vormen zonder LFI. Het RN, LR en een deel van de Macronisten hebben al aangekondigd dat ze een motie van wantrouwen zullen stemmen in het geval van een NFP-regering.
Een linkse regering kan niet worden uitgesloten, maar hoe verder we verwijderd zijn van de avond van 7 juli, toen het NFP een (relatieve) overwinning behaalde, hoe verder we verwijderd zijn van een dergelijk scenario, en hoe dichter we zijn bij een (helaas verwacht) verraad door ‘links’ buiten LFI, of de vorming van een zeer harde rechtse regering.
Naar een regering van ‘nationale eenheid’ van alle partijen buiten RN en LFI (of op zijn minst hun steun geniet)?
Macron wil een regering op basis van zijn eigen troepen, inclusief LR en/of de PS, met andere woorden een “groot centrum blok”, dat een rechts beleid zou voeren. Dit is een recept voor een nog grotere afkeer van deze drie schakeringen van pro-kapitalistische politiek, en wellicht een nog grotere afwijzing voor deze drie stromingen bij de volgende verkiezingen.
LR is verdeeld over het idee om toe te treden tot of steun te geven aan zo’n “centrumregering”. De afkeer tegenover de Macronisten is zo groot dat het onpopulair zou zijn om zich bij hen aan te sluiten. De PS is (althans voorlopig) verplicht om te laten zien dat ze samen met de andere linkse partijen wil handelen, anders zou ze snel in diskrediet geraken. De PS probeert al sinds 2022 het imago van het asociale beleid van François Hollande, dat haar zeer terecht wordt opgespeld, van zich af te schudden.
Als de kapitalistische klasse echter wil dat er zo’n regering komt, als enige garantie voor een verderzetting van een beleid dat haar belangen dient, dan zullen zowel LR als de PS hun ‘verantwoordelijkheid’ tonen en de consequenties dragen. Dat kan door ofwel door een nieuwe Macronistische regering van buitenaf te steunen; ofwel door een brede regering te vormen van deze drie politieke strekkingen (mogelijk aangevuld met anderen, zoals de groenen en de PCF) of van twee van de drie met gedoogsteun van buitenaf door de derde. Het is echter ook mogelijk dat de Macronisten en LR overeenkomen om een minderheidsregering te vormen, en gedoogsteun krijgen van het RN om minstens een tijdlang de regering niet ten val te brengen.
Sinds 9 juni verkeren de Macronisten in een crisis die hen intern verscheurt. Een meerderheid van de voormalige parlementsleden en het electoraat van de Macronisten geven Macron de schuld van de huidige crisis – niet vanwege zijn beleid, maar vanwege de ontbinding van het parlement…
Volgens de krant Le Monde ligt premier Attal overhoop met Macron. Het parlementslid Sacha Houlié (die tegen de hervorming van de werkloosheidsverzekering en de immigratiewet was – maar voor de pensioenhervorming) overweegt om een nieuwe ‘sociaaldemocratische’ fractie op te richten in de Nationale Assemblee, met de zogenaamde ‘linkervleugel’ van de Macron-partij. Het is niet onmogelijk dat er op een gegeven moment een alliantie wordt gevormd tussen de ‘minst rechtse’ elementen van het Macronisme en ‘links’ buiten LFI, met steun van de rest van het Macron-kamp (en zelfs de LR), van buitenaf.
De kapitalistische klasse oefent druk uit voor een asociaal beleid
Elke nieuwe regering zal echter moeten voldoen aan de eisen van de kapitalistische klasse. Alle economische instanties hebben de afgelopen weken hun cijfers en retoriek bovengehaald om duidelijk te maken dat een links beleid ondenkbaar is.
De EU zet haar regels voor een begrotingsevenwicht weer op de agenda; de financiële markten zetten het land onder druk; de Banque de France stelt haar prognoses voor 2025 en 2026 naar beneden bij; de Europese Centrale Bank (ECB) waarschuwt dat ze niet zal ingrijpen om Frankrijk te helpen… In een paar dagen tijd zijn we getrakteerd op een bloemlezing van angstwekkende economische verklaringen, toch voor het geval er een linkse regering zou komen.
De eerste voorzitter van het Rekenhof, Pierre Moscovici, waarschuwde op 15 juli: “De volgende regering zal onze schuld moeten verminderen”; “Het verminderen van de staatsschuld is geen links of rechts beleid, het is een noodzaak”; en “Of je nu links of rechts bent, je moet je realiseren dat een staat met schulden een verlamde staat is”. Spoiler alert: de voormalige minister van Economie en Financiën onder Hollande kan niet bepaald tot de ‘linkerzijde’ gerekend worden.
De huidige minister van Economie en Financiën, Bruno Le Maire, kondigde aan dat het land 25 miljard euro moet besparen, dat is 5 miljard euro meer dan verwacht. Deze aankondiging werd gedaan op 11 juli, op een moment dat Macron druk uitoefende op de rest van ‘links’ om LFI uit te sluiten van een mogelijke volgende regering.
Een NFP-regering zou het dagelijkse leven van tienduizenden mensen kunnen verbeteren… en de kapitalistische klasse in een neerwaartse spiraal sturen
Het is niet verwonderlijk dat de kapitalistische klasse er alles aan doet om de vorming van een NFP-regering, waarin LFI zit, te voorkomen. En het is geen wonder dat LFI jarenlang, maar vooral de laatste maanden en weken, zo gedemoniseerd wordt door zowel rechts en extreemrechts, als door haar ‘bondgenoten’ ter linkerzijde.
Het is het gewicht van de ideeën en oriëntatie van LFI aan de linkerzijde en onder brede lagen van de samenleving dat haar “bondgenoten” dwingt om concessies te doen en om eisen te accepteren die verder naar links gaan dan ze eigenlijk willen.
De hoop op een verandering van beleid, naar links, die in brede lagen van de samenleving leeft, is ook de reden waarom de PS, de groenen en de PCF het zich niet kunnen veroorloven om zich te snel van LFI te ontdoen en naar een regering met de Macronisten te gaan.
Het programma van het NFP is verre van perfect en sluit minder goed aan bij de behoeften van de meerderheid van de bevolking dan dat van de linkse alliantie NUPES in 2022 en dat van LFI. Maar als het wordt toegepast, zou het een echte vooruitgang betekenen voor heel veel mensen, vooral de meest kwetsbaren, en dus ingaan tegen de belangen van de heersende klasse.
Prijsbevriezing, verhoging van het minimumloon naar 1600 euro, herinvoering van een vermogensbelasting (Impôt de solidarité sur la fortune – ISF) … en vooral het intrekken van de laatste pensioenhervorming, en mogelijk zelfs een terugkeer naar de pensioenleeftijd van 60 jaar. Dat alles is absoluut onaanvaardbaar voor de Franse kapitalistische klasse, en zelfs voor de hele Europese heersende klasse, die bang zou kunnen zijn voor sociale bewegingen die soortgelijke maatregelen eisen in andere landen.
Na de eerste ronde kwamen de werkgeversfederatie MEDEF en hun vrienden met een lijst van 10 voorwaarden voor een toekomstige regering. Het doel was om het programma van het NFP aan te vallen (zonder een woord van kritiek op het RN te uiten), vooral de sociaal-economische punten die LFI aan de linkse coalitie wist op te leggen.
Het Franstalige Belgische zakenblad L’Echo onthulde dat “veel rijke Fransen informeren naar een mogelijke verhuis naar België”, om te ontsnappen aan het strengere belastingbeleid ten aanzien van de superrijken als links aan de macht komt.
Volgens Patrick Martin, hoofd van de MEDEF, “zou het programma van het Nieuwe Volksfront fataal zijn voor de Franse economie.” Laten we eens kijken waar we het over hebben. Volgens Oxfam hebben de 4 rijkste Franse miljardairs (Bernard Arnault en zijn familie, Françoise Bettencourt Meyers en haar familie en Gérard Wertheimer en Alain Wertheimer) sinds 2020 hun rijkdom zien toenemen met 87%! Tegelijkertijd daalde de gezamenlijke rijkdom van 90% van de Franse bevolking. In dezelfde periode gingen de 42 Franse miljardairs er met 230 miljard euro op vooruit, wat gelijk staat aan een cheque van 3.400 euro per persoon in Frankrijk. Elf van de grootste Franse bedrijven maakten 101 miljard dollar winst tussen juni 2022 en juni 2023, een stijging van 57% ten opzichte van de periode 2018-2021. Er is dus geld. Genoeg om alle sociale tekorten op te vangen. Genoeg om ervoor te zorgen dat niemand achterwege blijft. We zullen die middelen echter niet zomaar bekomen, er zal harde strijd voor nodig zijn.
Front van eengemaakte strijd nodig tegen extreemrechts, sociale afbraak en alle vormen van onderdrukking
We moeten een beweging opbouwen in de geest van de strijd tegen de pensioenhervorming, die de aanzienlijke kracht van de georganiseerde arbeidersbeweging, dankzij het wapen van de dagelijks hernieuwbare staking combineerde met de moedige en inspirerende wil tot fundamentele verandering in het belang van de jongeren en onderdrukten. Dit kan de klassenstrijd stimuleren.
Personeel in bedrijven die staken voor loonsverhoging tonen de weg vooruit. De stakende arbeiders-zonder-papieren op de Olympische bouwwerven toonden de weg. De oproepen aan het personeel om te staken op de Parijse luchthavens tijdens de Olympische Spelen wijzen de weg. De oproep van de spoorbond CGT Cheminots om op 18 juli te mobiliseren voor een premier van het Nieuwe Volksfront wijst ook de weg en biedt een kans aan bredere lagen van de samenleving om deel te nemen aan de strijd.
De jongeren en arbeiders die de afgelopen weken gemobiliseerd zijn tegen extreemrechts en voor een links beleid, baseren hun acties niet op niets. We kunnen inspiratie putten uit al deze gevechten, en uit de krachtige beweging rond de pensioenen, waar we collectief lessen uit moeten trekken, want een overwinning in die strijd had onze klasse vandaag in veel betere situatie geplaatst.
Strijd is noodzakelijk en moet georganiseerd worden. In alle volkswijken, voorsteden, scholen, universiteiten en werkplekken zouden democratische strijdcomités tegen fascisme en besparingen kunnen worden opgericht: lokale comités tegen extreemrechts, sociale afbraak en alle vormen van onderdrukking.
Comités die vechten tegen elke aanval van reactionaire groepen of individuen. Het aantal aanvallen nam de afgelopen weken immers toe. Er is het gevaar dat het RN in 2027 alsnog aan de macht komt. Dat versterkt het zelfvertrouwen van reactionaire groepen en individuen om vooral mensen aan te vallen die al lijden onder racisme, LGBTQIA+ mensen, en activisten ter linkerzijde, in sociale en vakbondsbewegingen.
Dergelijke actiecomités zouden ook een rol spelen van controle en toezicht op de linkse partijen: waakzaamheidcomités die, door de strijd van onderaf te organiseren, de gekozen vertegenwoordigers van links dwingen om effectief op te treden als strijders die aan onze kant staan.
Het programma van het NFP bevatte belangrijke elementen, zelfs indien het minder was dan dat van de NUPES en natuurlijk van LFI. Dit soort programma’s kunnen als uitgangspunt dienen voor de strijd. Maar het is ook nodig om eisen te stellen voor de nationalisatie van belangrijke sectoren van de economie onder publiek beheer en controle, te beginnen met de financiële sector en de energiesector, om echte controle te hebben over de prijzen en tegelijkertijd de ecologische planning te financieren. Alleen een verandering van systeem, in de richting van een democratische socialistische samenleving, zou ons in staat stellen een beleid te voeren dat in ons voordeel is.