De Vierde Internationale en de Tweede Wereldoorlog

Dossier door Paul Moorhouse

80 jaar geleden, op 31 december 1943, werden 18 leiders van de revolutionair-marxistische Socialist Workers Party in Minneapolis (VS) gevangengezet wegens “subversieve activiteiten” die volgens de autoriteiten tot doel hadden om “de Amerikaanse staat te ondermijnen of omver te werpen.” Toen hij afscheid nam van SWP-leden om 14 maanden in de gevangenis door te brengen, legde nationaal partijsecretaris James Cannon uit dat ze net als de opstandeling tegen de slavernij, John Brown (omschreven door Cannon als “de grootste figuur uit de hele Amerikaanse geschiedenis), “de gruwel van de imperialistische oorlog zagen en zich genoodzaakt zagen om het volk de waarheid hierover te vertellen. We zien het visioen van een socialistische samenleving en zijn gedwongen om daarvoor te vechten, koste wat het kost en ondanks alle gevaren.”

Dit artikel onderzoekt hoe trotskisten wereldwijd tijdens de Tweede Wereldoorlog op deze dwang reageerden en ‘ondanks alle gevaren’ vochten om de schaarse krachten van de Vierde Internationale op te bouwen.

Terwijl de ’18 van Minneapolis’ in de gevangenis zaten, werden leiders van de Revolutionaire Communistische Partij (RCP) in Groot-Brittannië gevangen gezet en hun vrijlating werd bewerkstelligd door massaal campagne te voeren. De Parijse Gestapo vermoordde de Duitse trotskist Martin Monath en de 23-jarige Belg Abraham Leon kwam om in de gaskamers van Auschwitz. In Vietnam werd Tạ Thu Thâu, leider van de grootste afdeling van de Vierde Internationale, die in 1939 vijf jaar gevangen was gezet door koloniale autoriteiten op bevel van de ‘democratische’ Derde Republiek van Frankrijk, uiteindelijk vrijgelaten door dezelfde autoriteiten die nu handelden in naam van de (reeds afgezette!) Vichy-collaborateurs met de nazi’s.

Tạ werd onderworpen aan een tienjarig straatverbod zonder burgerrechten, maar sloot zich aan bij het ondergrondse verzet. Hij werd binnen een jaar geëxecuteerd door de nieuwe ‘communistische’ Viet Minh regering. President Ho Chi Minh verklaarde dat Tạ “een groot patriot was en we rouwen om hem. Maar degenen die de lijn die wij hebben uitgezet niet volgen, zullen worden gebroken.” Welke ideeën inspireerden zulke offers? Welke bedreiging vormde de Vierde Internationale, die het Duitse nazisme, zijn bondgenoten en ‘democratische’ tegenstanders, maar ook stalinisten als Ho ervan overtuigde dat ze ‘gebroken’ moest worden?

De doodsstrijd van het kapitalisme en de taken van de Vierde Internationale (Overgangsprogramma)

Het antwoord ligt in de analyse van de Vierde Internationale van het imperialistische karakter van de wereldoorlog. In 1938, op haar Oprichtingscongres, legde ze in het Overgangsprogramma uit: “De imperialistische oorlog is de voortzetting en verscherping van de burgerlijke roofpolitiek. De strijd van het proletariaat tegen de oorlog, is de voortzetting en verscherping van zijn klassenstrijd. Het uitbreken van de oorlog verandert de toestand en gedeeltelijk de methoden van de strijd tussen de klassen, niet echter zijn doel en zijn fundamentele richting. De imperialistische burgerij beheerst de wereld. Daarom zal de komende oorlog, in zijn diepste wezen, een imperialistische oorlog zijn. De wezenlijke inhoud van de politiek van het internationale proletariaat zal derhalve de strijd tegen het imperialisme en zijn oorlog zijn. De grondslag van deze strijd is: ‘de hoofdvijand bevindt zich in ons eigen land’ of ‘De nederlaag van de eigen (imperialistische) regering is het kleinste kwaad’.”

“Maar niet alle landen op de aarde zijn imperialistisch. Integendeel, de meeste landen zijn het slachtoffer van het imperialisme. Enkele van de koloniale of half-koloniale landen zullen zonder twijfel de oorlog trachten te benutten om het slavenjuk af te schudden. Van hun kant zal de oorlog geen imperialistische, maar een bevrijdingsoorlog zijn. Het zal de plicht van het internationale proletariaat zijn, de onderdrukte landen in de oorlog tegen hun onderdrukkers bij te staan. Ook tegenover de Sovjet-Unie of iedere andere arbeidersstaat, die voor of tijdens de oorlog kan ontstaan, heeft het deze plicht. De nederlaag van elke imperialistische regering in de strijd tegen de arbeidersstaat of een koloniaal land is het kleinste kwaad.”

Het Overgangsprogramma paste het revolutionaire internationalisme van Lenin en de Bolsjewieken tijdens de Eerste Wereldoorlog toe op het nieuwe conflict. Bij het opstellen ervan, in navolging van de ‘Stellingen over Oorlog en de Vierde Internationale’ uit 1934 en het ‘Manifest van de Vierde Internationale over Imperialistische Oorlog en de Proletarische Wereldrevolutie’ uit 1940, weigerde Leon Trotski, oprichter en (tot zijn moord in 1940) voortrekker van de Vierde Internationale, consequent om ook maar enige toegeving te doen aan de benadering van klassensamenwerking in naam van de ‘nationale verdediging’: “de nederlaag van onze eigen regering is het minste kwaad” (ten opzichte van het opgeven van de klassenstrijd).

De Vierde Internationale kon echter niet simpelweg de slogan herhalen die Lenin in 1914 gebruikte tegen het verraad van de leiders van de Socialistische Internationale: ‘revolutionair defaitisme’. Hun slogans hadden een betekenisvolle hedendaagse inhoud nodig. Zoals Trotski’s laatste artikel (dat onafgewerkt op zijn bureau lag toen een moordenaar in opdracht van Stalin zijn schedel doorkliefde met een ijshouweel) opmerkte, richtte Lenin zich tot een “kleine revolutionaire minderheid (…) Dit puur negatieve antwoord diende als basis voor het trainen van kaders. (…) Het kon de massa’s die geen buitenlandse veroveraar wilden, niet voor zich winnen.” In 1917 “veroverden de bolsjewieken in een tijdsbestek van acht maanden de overweldigende meerderheid van de arbeiders (…) Doorslaggevend hierin was niet de weigering om het burgerlijke vaderland te verdedigen, maar de slogan: ‘Alle Macht aan de Sovjets’.” De Vierde Internationale had slogans nodig die 25 jaar later tot het massabewustzijn spraken.

Sommige trotskisten gingen deze veeleisende taak uit de weg. Ze hielden vast aan de slogan van Lenin en maakten er een parodie van. In Groot-Brittannië viel de Revolutionary Socialist League, de officiële afdeling van de Vierde Internationale bij het uitbreken van de oorlog, zelfs de Workers International League (voorlopers van de RCP en ISA) aan voor het eisen van adequate schuilkelders voor arbeiders (bijvoorbeeld het bezetten van de ondergrondse stations in Londen) als een vorm van klassencollaboratie. De WIL antwoordde: “Als het enige dat van revolutionairen werd verlangd het tot vervelens toe herhalen van zinnen en slogans van de grote leraars van het marxisme was, dan zou de revolutie inderdaad eenvoudig zijn. Dan zou elke sektariër een meesterlijke strateeg zijn.”

De WIL was moedig aanwezig in discussies over de luchtaanvallen en in andere arbeidersstrijd. De organisatie had negen leden in West-Londen in 1937, maar groeide uit tot een nationale organisatie van honderden leden die in 1944 de kern vormden van de nieuwe Britse afdeling van de Vierde Internationale, de Revolutionary Communist Party (RCP).

Proletarische Militaire Politiek

Naarmate de oorlog vorderde, debatteerden trotskisten over de hele wereld over twee dimensies van het conflict waarmee de bolsjewieken 25 jaar eerder niet geconfronteerd waren geweest. De verdediging van de Sovjet-Unie en wat bekend werd als de ‘Proletarische Militaire Politiek’.

De oorlog was een roofzuchtig conflict over koloniën en wereldmarkten tussen imperialistische mogendheden (in wezen ‘WO I ronde twee’). Zowel de fascistische ‘As’-mogendheden als het Britse en Amerikaanse imperialisme zagen de oorlog ook als een kans om een andere ‘onafgewerkte zaak’ van 1918 af te handelen: het omverwerpen van de arbeidersstaat in de Sovjet-Unie om de verworvenheden van de revolutie van 1917 ongedaan te maken.

De bureaucratische dictatuur in Moskou was bang voor de internationale arbeidersklasse. Ze kon de revolutie niet effectief verdedigen, laat staan verspreiden. Echte revolutionairen moesten de Sovjet-Unie verdedigen, ondanks haar onderdrukkende politieke regime van showprocessen en werkkampen, zelfs toen Stalin heen en weer slingerde tussen allianties met de rivaliserende imperialistische blokken; aan het begin van de oorlog sloot hij een pact met Hitler om Polen te veroveren en te verdelen.

Trotski wijdde een groot deel van zijn laatste jaar aan het bestrijden van een minderheid binnen de SWP, geleid door Max Shachtman, die het stalinistische verraad en de Sovjetinvasie van Finland interpreteerde als zou de Sovjet-Unie niet langer een arbeidersstaat zijn. Trotski’s bijdragen aan dit debat, gepubliceerd in het boek dat de naam ‘In Defence of Marxism’ kreeg, blijven een klassieker in de marxistische theorie.

Het is bijzonder waardevol om dit te samen te lezen met James Cannons begeleidende boek ‘The Struggle for a Proletarian Party’. Cannon was een uitmuntend partijbouwer en agitator, maar gaf altijd voorrang aan organisatorische en opportunistische zaken boven theoretische grondbeginselen.

Tijdens de splitsing van 1940 vulde Trotski deze leemte inzake grondige inzichten op, waardoor de partij op lange termijn sterker werd. Zonder Trotski’s terughoudendheid was Cannon minder succesvol. Zijn bezorgdheid in 1938 om organisatorische ‘eenheid’ af te dwingen bij de erg verschillende trotskistische groepen in Groot-Brittannië betekende dat de propaganda van de RSL (de officiële afdeling van de Vierde Internationale) gedurende een groot deel van de oorlog een eclectische mengeling was van ultralinks ‘defaitisme’ tot de noodzaak van diepe schuilkelders en pacifistisch ‘antimilitarisme’. Dit was lichtjaren verwijderd van de strategie die centraal stond in het tweede debat binnen de Internationale, de zogenaamde ‘Proletarische Militaire Politiek’ (PMP).

Het werd aan de WIL overgelaten, niet erkend en niet gesteund door de Internationale, om deze politiek toe te passen en een sterke basis te ontwikkelen voor het trotskisme op de werkvloer en in het leger, terwijl de ‘verenigde’ RSL-fracties uiteenvielen. Hoewel deze vergissing niet fataal bleek, was de weigering van Cannon om de perspectieven na de oorlog te herevalueren vernietigend. De Vierde Internationale bleef abstracte formules herhalen die zonder context uit het Overgangsprogramma werden gehaald. Dit maakte een einde aan de rol van de Vierde Internationale als instrument voor revolutionaire strijd.

Wat was de ‘Proletarische Militaire Politiek’ en hoe ontstond ze? In mei 1940 viel Duitsland Frankrijk binnen. Binnen enkele weken eisten de kapitalistische politici van de Derde Republiek vrede met Hitler, velen sloten zich aan bij het collaborerende Vichy-regime dat Zuid-Frankrijk bewaakte voor het nazisme. In juli legde Youth for Socialism (van de WIL) uit hoe de Franse bazen, terugdenkend aan de Parijse Commune van 1870, weigerden de arbeiders te bewapenen: “Frankrijk werd verraden. De echte Vijfde Colonne was de capitulatie-regering van financiers, fabrikanten, miljonairs en generaals… Liever dan al hun winsten te verliezen door een overwinning van de Franse massa’s, verzekerden deze ‘patriotten’ zich liever van restjes… van de tafels van de nazi’s’.”

Dit onthulde het onvermogen van kapitalistische natiestaten om op betrouwbare wijze te leveren wat arbeiders nodig hadden: bescherming tegen invasie en bezetting en het omverwerpen van fascistische onderdrukking. De kapitalisten vreesden wapens in de handen van de arbeidersklasse, in de overgebleven ‘democratieën’ Groot-Brittannië en de VS (die zich al voorbereidden om aan de oorlog deel te nemen) moesten revolutionairen dit aan de kaak stellen en ervoor pleiten om de arbeiders als klasse te bewapenen.

Vanuit de beklaagdenbank op het proces in Minneapolis wegens opruiing in november 1941 (voordat de VS in de oorlog traden), verklaarde Cannon: “Wij zijn voor een universele militaire training. Niet de methode gebruikt door de huidige kapitalistische regering. Arbeiders zonder militaire training moeten krijgen onder leiding van de vakbonden. Dit zou een van de grootste gebreken in het huidige militaire apparaat wegnemen: de sociale kloof tussen de arbeider-soldaat en de officier. Dat is de kern van onze militaire politiek.”

De oorlog was er niet een van democratie tegen fascisme: “Hitler wil de wereld overheersen, maar de Amerikaanse kapitalisten [hebben] hetzelfde idee. De zestig families die Amerika bezitten, zijn de grootste vijanden van de democratie hier. Ze zouden de oorlog gebruiken om de burgerlijke vrijheden in eigen land te elimineren, om de beste imitatie van fascisme te krijgen die ze kunnen.”

“Een arbeidersstaat zou een revolutionaire oorlog tegen het nazisme voeren, met de belofte geen nieuwe vrede van Versailles op te leggen om het Duitse volk te verlammen, hun melkkoeien af te pakken of Duitse baby’s te laten verhongeren. We zouden hen een reorganisatie van de wereld op een eerlijke socialistische basis voorstellen. We zouden hen ook zeggen dat we het grootste leger ter wereld bouwen om het ter beschikking te stellen en te helpen Hitler te verslaan aan het front, terwijl de Duitse massa’s tegen hem in opstand komen aan het thuisfront.”

De Vierde Internationale verzette zich zowel tegen de imperialistische oorlog als tegen het pacifisme en weerstond de druk voor een wapenstilstand in de klassenstrijd voor de duur van de oorlog. In Groot-Brittannië steunden trotskisten stakingen in de mijnen en andere sectoren en richtten ze een Militant Workers Federation op om het verzet van de basis te verbinden. Toen stagiairs in de machinebouw in Tyneside staakten tegen de dienstplicht in de kolenmijnen, wendden ze zich tot de nieuw gevormde RCP en de MWF voor steun en ze wonnen. Rechtse mijnwerkersleiders klaagden bij de regering: “Als de [stagiairs] mogen staken, kun je het onze jongens nauwelijks kwalijk nemen dat ze hetzelfde doen. Het wordt tijd dat de situatie stevig wordt aangepakt.”

Twee Labourleden van het coalitiekabinet, minister van Binnenlandse Zaken Herbert Morrison en minister van Arbeid Ernest Bevin, stonden vooraan in het oppakken en gevangenzetten van vier RCP-leden met behulp van anti-vakbondswetten die door de conservatieve regering waren aangenomen na het neerslaan van de algemene staking van 1926. Jock Haston, algemeen secretaris van de RCP, en Roy Tearse, secretaris van de MWF, kregen straffen van 12 maanden. Een breed gedragen campagne zorgde ervoor dat ze in hoger beroep werden vrijgesproken. Naast werkplekken in het hele land kwam er ook steun van soldaten in Noord-Afrika. Een petitie die in de Eighth Army News werd gepubliceerd, verklaarde: “Het recht om te staken maakt deel uit van de vrijheid waar we voor vechten. De echte schuldige is de regering die de industrie in handen van uitbuiters laat, die de uitbuiting intensiveert door onwillige stagiairs in de mijnen te laten werken.”

De arrestaties werden ook besproken in het Parlement van de strijdkrachten van Caïro (een soort algemene vergadering van soldaten), wat het groeiende succes weerspiegelde dat de WIL/RCP had bij het toepassen van de ‘Proletarische Militaire Politiek’. In februari 1944 woonden 600 soldaten een zitting van het parlement bij waar een resolutie werd aangenomen die door RCP-leden was ingediend voor de nationalisatie van banken, grond, mijnen en transport om 4 miljoen nieuwe sociale woningen te bouwen.

Stalinistisch verraad

Langs de andere kant was er enthousiaste steun voor de repressie vanwege de Communistische Partij van Groot-Brittannië. Voor de stalinisten van de CPGB ging het niet ver genoeg! Het communistische parlementslid DN Pritt eiste dat minister Morrison de krant Socialist Appeal van de RCP zou verbieden.

Toen de regering in januari 1941 de Daily Worker van de CP had verboden, had de WIL zich hiertegen verzet als een aanval op de democratie en de arbeidersbeweging. In 1941 verzette de CP zich tegen Britse deelname aan de oorlog omdat dit imperialistisch was en de partij verdedigde toen nog het pact tussen Stalin en Hitler. Op 22 juni 1941 viel Hitler de Sovjet-Unie binnen en maakte Stalin een bocht van 180 graden om een alliantie aan te gaan met Groot-Brittannië en, na Pearl Harbour, het Amerikaanse imperialisme.

In augustus schreef Socialist Appeal: “Omdat Hitler hen geen alternatief laat is de bureaucratie gedwongen om de Sovjet-Unie te verdedigen. Het doet dit echter op een vervormde bureaucratische manier, waarbij het vier vijfde van de consumptiegoederen zelf verslindt. Dat is waar ze voor vechten. Stalin wenst de nederlaag van Hitler, maar hij wil geen arbeidersrevolutie in Duitsland. De machtsovername door de Duitse werkende klasse zou het stalinisme van tafel vegen.”

De CPGB draaide met de meesters uit Moskou mee. Socialist Appeal stelde: “De geprostitueerde Comintern was eerst verkocht om Hitler gunstig te stemmen en wordt nu ingezet voor de bouw van gereedschap en wapens in het Westen.” In mei 1943 capituleerde Stalin verder voor het imperialisme door de Internationale van Lenin op te heffen.

Op de conferentie van Jalta in februari 1945 gaf hij nog meer toe: hij verdeelde Europa in ‘invloedssferen’. Oost-Europese staten die door het Rode Leger waren bezet, zouden het leengoed van Rusland worden, terwijl het imperialisme de scepter zwaaide in Frankrijk, Italië en Griekenland, waar Stalin instemde met de ontwapening, gevangenneming en marteling van door communisten geleide partizanen door fascistische collaborateurs onder toezicht van Groot-Brittannië. Op 3 december 1944 doodden Britse soldaten 28 ongewapende betogers in Athene die Griekse, Amerikaanse, Britse en Sovjetvlaggen droegen en scandeerden: ‘Leve Churchill, Leve Roosevelt, Leve Stalin’.

Het imperialisme had een hekel aan de dominantie van de bureaucratie ten oosten van wat het ‘IJzeren Gordijn’ werd. De kapitalistische frustratie over het verlies van de macht om een groot deel van Europa te plunderen en uit te buiten, wakkerde de Koude Oorlog aan. De WIL legde begin 1944 uit:

“De kracht van de Sovjet-Unie [dwingt] de imperialisten om tot een overeenkomst te komen. De oorlogsmoeheid en bitterheid van de massa’s in de hele wereld brengt een revolutionaire explosie met zich mee. Bezet Europa kijkt naar de Sovjet-Unie voor een uitweg. En ook in Groot-Brittannië en Amerika kijkt de arbeidersklasse met sympathie naar de Sovjet-Unie. De imperialisten zijn gedwongen om een compromis te sluiten met de bureaucratie van het Kremlin. Ze kunnen dit doen omdat Stalin de socialistische revolutie in Europa net zo vreest als zijzelf. De stalinistische bureaucratie is de enige kracht die hen kan helpen bij het neerslaan van de massa’s in Europa.”

De overwinning bij Stalingrad leidde er uiteindelijk toe dat één op de drie mensen wereldwijd de volgende halve eeuw onder een planeconomie leefde. Dit was niet de overwinning van Stalin, het was de postume overwinning van Lenin, Trotski en de ontelbare andere bolsjewieken die door hem gevangen waren gezet, gemarteld en vermoord. Het was een overwinning die werd behaald ondanks het repressieve wanbeleid van de bureaucratie. Russische arbeiders doorstonden de belegeringen van Leningrad en Stalingrad en een generatie jongeren stierf vechtend om hun staat te verdedigen. Deze opofferingen om de planeconomie te verdedigen, beantwoordden het defaitistische cynisme van Shachtman en de oppositie van de SWP in 1940 met argumenten geschreven in bloed.

Bovendien was dit ondanks het aandringen van de bureaucratie dat dit geen revolutionaire oorlog van de arbeidersklasse was maar een ‘Grote Patriottische Oorlog’, waarbij het revolutionaire internationalisme van Lenin en Trotski vervangen werd door chauvinisme en anti-Duits racisme. Dezelfde benadering heerste in bezet Europa: communistische militanten vormden de ruggengraat van de verzetsbewegingen, maar uitten geen kritiek op de kapitalistische leiders. Kansen om Duitse soldaten op een klassenbasis aan te spreken, zoals het Rode Leger in 1918-21 deed, werden onbenut gelaten: de enige ‘goede Duitser’ was een ‘dode Duitser’ zeiden de stalinisten. Daarentegen was Martin Monath het doelwit van de Gestapo vanwege zijn rol in het produceren van ‘Arbeiter und Soldat’ (Arbeider en Soldaat) dat onder Duitse soldaten en arbeiders werd verspreid door Franse trotskisten.

De steun in oorlogstijd voor imperialistische regeringen leidde er ook toe dat stalinisten het anti-imperialisme in de koloniale wereld opgaven, precies op het moment dat deze strijd groeide (zoals het Overgangsprogramma verwachtte). In India zette de Communistische Partij de onafhankelijkheid ‘in de ijskast’ waardoor ze de leiding van de nationale bevrijdingsstrijd overlieten aan de nationalisten van Congress. In Frankrijk waren de trotskisten in staat om te rekruteren onder geïnterneerde Indo-Chinese arbeiders omdat ze, in tegenstelling tot de stalinisten, hun bevrijding steunden.

De ‘socialistische’ overwinningen in het Oosten en de stalinistische hulp om de strijd in het Westen te doen ontsporen, samen met het relatieve isolement van de echte revolutionairen, stelden het kapitalisme echter in staat om zijn greep op West-Europa te consolideren, gebruikmakend van de toegenomen economische dominantie van het Amerikaanse imperialisme om de wederopbouw van door de oorlog verwoeste economieën te ondersteunen, waarbij hervormingen werden toegegeven om revolutie te voorkomen.

De leiding van de RCP, die dit proces karakteriseerde als ‘contrarevolutie in een democratische vorm’, en een minderheid in de SWP (aangevoerd door Felix Morrow en Albert Goldman, één van de Minneapolis 18 en hoofd van hun juridisch team) stelden dat de Vierde Internationale, om in deze nieuwe situatie te kunnen bouwen, de perspectieven die in het Overgangsprogramma werden geschetst, moest herbekijken.

In plaats van deze vragen politiek te bespreken, zoals Trotski had gedaan met Shachtman, en de WIL deed toen er binnen haar gelederen aanvankelijk vraagtekens werden geplaatst bij de ‘Proletarische Militaire Politiek’, gebruikten Cannon en de meerderheid van de leiding van de Vierde Internationale organisatorische methoden om deze oppositie te isoleren. Daarbij kreeg de RCP rake klappen en werd de hele Vierde Internationale beschadigd.

Wij staan in de traditie van de leiding van de RCP. In een nieuwe periode van wereldwijde conflicten en crisis, moeten we opnieuw hun methoden van democratisch politiek debat gebruiken, samen met een stevige organisatie van militante strijd om de arbeidersbeweging weer op te bouwen.

Delen:
Printen:
Voorpagina van De Linkse Socialist