Onderwijs getroffen door chronische onderfinanciering

De start van het nieuwe schooljaar staat traditioneel garant voor een debat in de media over de staat van ons onderwijs. Een debat dat weliswaar gedomineerd wordt door het gebrek aan middelen, wat de onderwijskwaliteit systematisch ondermijnt. De traditionele politici spreken van een ‘werf met uitdagingen’, wij zouden het eerder omschrijven als een ‘bouwval’. Elk jaar worden de klassen groter en neemt het tekort aan schoolgebouwen toe. Indicatoren wijzen op een daling van het onderwijsniveau. Leerkrachten en professoren zijn niet bij machte om de situatie te keren. Het onderwijs is één van de vele publieke sectoren die gebukt gaat onder een chronische onderfinanciering met een groeiend ongenoegen onder lesgevers, leerlingen, studenten en ouders tot gevolg.

Artikel door Jan Vlegels, vakbondsafgevaardigde voor ACOD-Onderwijs aan de Universiteit Antwerpen

Ook langs Franstalige kant zijn er tekorten

Het budget voor het Franstalig onderwijs in ons land is goed voor 6 miljard euro. De gemiddelde kostprijs voor een leerling in het lager onderwijs neemt met 1,6% per jaar toe, maar daar worden niet de nodige middelen toe voorzien. Een aantal scholen moet zelfs besparen op de verwarming. Als zittenblijvers teveel kosten (372 miljoen euro), wordt voorgesteld om de mogelijkheid om een jaar over te doen af te schaffen. Niet dat jongeren met leermoeilijkheden in de plaats daarvan individuele hulp zouden krijgen, dat zou immers nog meer kosten.

Om het tekort aan middelen en de grote ongelijkheid – 20% van de scholen vangen 80% van de sociaal achtergestelde jongeren op – aan te pakken, stelde minister Simonet (CDH) aanvankelijk voor om middelen van arme scholen af te nemen om dit aan nog armere scholen te geven. De minister noemde dit het “Robin Hood”-decreet. Schuiven met de tekorten remedieert deze niet. Omwille van het massale protest (voor de zomervakantie betoogden 12.000 leraars in Luik) werden enkele miljoenen euro vrijgemaakt voor een zogenaamd “groot akkoord” dat amper een druppel op een hete plaat vormt.

Ondertussen houdt 40% van de leraars het binnen de vijf jaar voor bekeken. Jonge leraars worden overbelast en trekken van vervangingscontract naar andere tijdelijke contracten. Telkens opnieuw moeten overbevolkte klassen en gebrekkige infrastructuur worden overwonnen. Het gebrek aan middelen versterkt de ongelijkheid in het onderwijs en drijft een hele generatie leraars tot wanhoop. Een beetje extra middelen zullen niet volstaan, het publieke budget voor onderwijs moet drastisch worden verhoogd.

Gezocht: schoolgebouwen en leerkrachten

Het lijkt een eenvoudige rekenoefening: op basis van de geboortecijfers de behoefte aan schoolinfrastructuur bepalen, en daar vervolgens de nodige investeringen tegenover plaatsen. Maar toch wordt aan de alarmbel getrokken als het bijvoorbeeld gaat over de 23.500 extra leerlingen die tegen 2025 in Antwerpen school zullen lopen. De maximumcapaciteit, na het knip- en plakwerk van schepen van onderwijs Voorhamme bij het begin van vorig schooljaar, is bereikt. Echter, eind 2010 bevatte de wachtlijst voor nieuwe schoolgebouwen 2.500 aanvragen. “Als er niets verandert aan het beleid, is een project dat vandaag ingediend wordt pas uitgevoerd binnen dertig tot vijftig jaar”, voorspelt Dirk Vanstappen, hoofd van de Dienst Investeringen van het katholiek onderwijs, in De Standaard (1/9). Het probleem ligt dan ook niet bij de rekenvaardigheden van de Vlaamse Regering, maar bij de wil om de nodige middelen te genereren om tegemoet te komen aan de behoeften. Vanstappen vervolgt: “Er is gewoon te weinig geld, al decennialang. Het katholieke net heeft een investeringsbehoefte van 252 miljoen euro per jaar, terwijl er maar 140 miljoen beschikbaar is”.

Minstens even nijpend is het tekort aan leerkrachten. Volgens een ‘arbeidsmarktprognose’ van het ministerie van onderwijs zullen er binnen 10 jaar 20.000 leerkrachten te weinig zijn. Minister Smet denkt alweer aan blitse reclamecampagnes, maar het waren enkel de vakbonden die de vinger op de wonde legden: “Doe iets aan de arbeidsomstandigheden!”. Vele jonge leerkrachten werken jarenlang met onzekere contracten van bepaalde duur, de benoemingskansen dalen zienderogen, de administratieve taken nemen toe door de afbouw van administratieve medewerkers, de werkdruk stijgt door steeds groter wordende klassen en de instroom van migranten, wat extra begeleiding vraagt zonder dat daar middelen tegenover staan… En het loon, dat overigens bevroren werd tot minstens 2013, is ook al niet om van achterover te vallen.

Hervormingen kunnen het gebrek aan middelen niet maskeren

Dat België het afgelopen jaar concurrentiëler is geworden dan Frankrijk, heeft het volgens het Wereld Economisch Forum te danken aan haar gezondheidszorg en onderwijs. Het lijkt vreemd, nadat we te horen kregen dat 75% van de leerkrachten vindt dat het niveau van het onderwijs daalt, en 50% van de professoren hetzelfde denkt over het universitair onderwijs. Onmiddellijk ontspon zich een debat over de ‘nieuwe lesmethoden’ die jongeren dom en lui zouden maken. Bart De Wever liet zich zelfs opmerken met de stelling dat leerkrachten terug autoritairder moeten worden.

In talrijke scholen besteden leerkrachten veel tijd aan het ontwikkelen van nieuwe didactische methoden, vaak met bevredigende resultaten. Desondanks beseffen velen onder hen dat deze inspanningen de fundamentele problemen in het onderwijs niet kunnen oplossen. LSP denkt dat een substantiële injectie van extra middelen noodzakelijk is om de onderwijsloopbaan terug aantrekkelijker te maken, extra personeel aan te werven, kleinere klassen te creëren, jongeren met taalachterstand te begeleiden, te voorzien in geschikte infrastructuur… Het budget voor onderwijs moet terug opgetrokken worden tot 7% van het BBP!

Het antwoord van minister Smet bestaat erin om de schotten tussen ASO, TSO en BSO weg te nemen, en ‘belangstellingsgebieden’ te creëren met meer theoretische en praktische varianten. Op zich denken we dat het opheffen van de onderwijsniveaus een goede zaak is, maar in de context van een tekort aan middelen dreigt dit het niveau van het onderwijs verder naar beneden te halen. Bovendien wordt de druk van het bedrijfsleven steeds groter om ‘kant-en-klaar afgewerkte leerlingen’ af te leveren, waardoor in een dergelijk systeem algemene vakken nog sneller aan belang zullen inboeten. Het onderwijs mag geen fabriek worden waar nieuwe arbeidskrachten worden klaargestoomd, maar moet een plaats zijn met een gezond evenwicht tussen algemene vorming en praktische vaardigheden, zonder dat de winstlogica de gang van zaken dicteert.

Wie draait op voor de tekorten in het hoger onderwijs?

Ook het hoger onderwijs blijft niet gespaard van problemen die te maken hebben met onderfinanciering. Elk jaar stijgt het aantal studenten aan de instellingen, maar de toelagen stijgen niet evenredig. “Docenten werken zeven dagen op zeven” kopte De Standaard op 25/8. Het administratief en technisch personeel wordt aan de meeste instellingen afgebouwd met een systematisch stijgende werkdruk tot gevolg.

Ondertussen neemt de druk om de inschrijvingsgelden te verhogen toe als gevolg van de ontoereikende overheidstoelage. André Oosterlinck, voorzitter van de associatie KULeuven, pleitte voor een verdubbeling van de inschrijvingsgelden voor de richtingen die economisch minder interessant zijn. Hier en daar kon hij op bijval rekenen. De rectoren van de Vlaamse universiteiten reageerden met het voorstel om tegen 2013 een oriënteringsproef in te voeren: kandidaat-studenten leggen een test af die hen moet begeleiden in hun studiekeuze.

Dit voorstel kan op bijval rekenen bij het personeel omdat het de toename van studenten zou afremmen, en bijgevolg de werkdruk inperkt. Ook onder de huidige generatie studenten zijn velen vragende partij voor meer begeleiding. LSP begrijpt deze bekommernissen, maar we vrezen dat in een context van inkrimpende middelen zo’n oriënteringsproef al snel het karakter van een toelatingsproef kan krijgen, wat een inbreuk zou betekenen op de democratische toegang tot het hoger onderwijs. Enkel een gemeenschappelijke strijd van personeel en studenten voor meer middelen kan betere werkomstandigheden in combinatie met gratis, toegankelijk en kwaliteitsvol onderwijs afdwingen.

Sociale explosies onvermijdbaar

Het onderwijs staat niet alleen met haar chronische onderfinanciering. Vele (semi-)publieke sectoren ondergaan hetzelfde lot. Dit heeft vooralsnog niet geleid tot veralgemeende bewegingen, maar het ongenoegen en de frustratie nemen toe bij alle betrokkenen. De traditionele politici, vervreemd als ze zijn, zijn quasi blind voor deze ontwikkelingen. Maar voor wie op de werkvloer staat of gebruik maakt van diensten als onderwijs, is deze stelling niet meer dan een open deur intrappen. Wat zich vandaag ‘onder de oppervlakte’ afspeelt, kan morgen tot grote sociale explosies leiden. Waar de vakbondsleiding vandaag weinig of niets onderneemt, kan ze morgen door de basis gedwongen worden om de strijd te organiseren. Volgens ons is dit de enige mogelijke weg om onze openbare diensten te redden van besparingen en de winsthonger van de patroons.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie