Pakistaanse verkiezingen: stem van wantrouwen en afkeer tegen het leger en zijn politici

Enkel de georganiseerde werkende klasse kan het land uit het moeras halen

Ondanks alle ondemocratische maatregelen en fraude kreeg het machtige Pakistaanse leger niet het verkiezingsresultaat dat het wilde. Een verbod voor de Pakistan Tehreek-e-Insaf (PTI) van voormalig premier Imran Khan om onder eigen naam en symbool op te komen, het uitschakelen van mobiele netwerken op de verkiezingsdag en een opmerkelijk lange tijd vooraleer de resultaten bekend gemaakt werden, zijn slechts de meest zichtbare tekenen van verkiezingsfraude.

Door Geert Cool

Wellicht duurde het tellen van de stemmen zo lang omdat de Pakistanen massaal tegen de kandidaten van de door het leger gesteunde partijen stemden. Onafhankelijke kandidaten gesteund door de PTI zijn goed voor 96 van de 266 zetels die verkozen worden. De PML-N van Nawaz Sharif blijft op 75 zetels steken en de PPP behoudt 54 zetels. Daarnaast zijn er 60 gereserveerde zetels voor vrouwen en 10 voor niet-moslims die verdeeld worden onder de geregistreerde partijen met rechtstreekse verkozenen. Deze goede resultaten voor de PTI werden algemeen omschreven als een verrassing.

De stem voor de kandidaten van Imran Khan is er minder een van enthousiasme voor de PTI dan wel een afkeuring van het gevoerde beleid door het politieke en economische establishment en meer bepaald door het leger van Pakistan, dat een belangrijke economische rol speelt en ook op het politieke terrein de lijnen uitzet. Bij gebrek aan een politieke uitdrukking van de arbeidersbeweging kan Imran Khan zijn electorale positie in stand houden. Er is de achtergrond van een galopperende inflatie – in december liep die op tot 29,7% – gekoppeld aan een val van de waarde van de Pakistaanse munt en de dreiging van het faillissement van het land die slechts tot in maart werd uitgesteld met een tijdelijk noodpakket van het IMF en Saoedische kredieten die werden onderhandeld door de legerleiding.

De economische ramp werd erger gemaakt door de overstromingen van 2022, waarvan de gevolgen nog steeds doorwegen in onder meer de textielsector die voorheen goed was voor tot een derde van de industriële jobs in het land. Dit alles maakt het leven van de Pakistaanse massa’s ondraaglijk, wat onvermijdelijk leidt tot een groeiend wantrouwen in de machthebbers die verantwoordelijk zijn voor deze situatie.

Onder het bewind van premier Imran Khan tussen 2018 en 2022 was er evenmin sociale vooruitgang en viel de steun voor zijn PTI terug. Imran Khan bouwde jarenlang aan zijn politieke loopbaan met een combinatie van een populistische retoriek die inspeelde op de hoop op verandering onder de bevolking gekoppeld aan het opbouwen van nauwe banden met de legertop. Die banden gingen al terug tot de militaire dictatuur van Musharraf tussen 1999 en 2007. In 2008 keerde Imran Khan zich tegen Musharraf op een ogenblik dat het duidelijk werd dat het leger de voorkeur gaf aan een democratisch bewind. In 2018 won de PTI overtuigend de verkiezingen en kon Imran Khan een regering vormen met enkele kleinere partners.

Imran Khan werd overmoedig toen hij zich mengde in de samenstelling van de legerleiding. Daarmee werd zijn lot bezegeld en startte een enorme campagne tegen Imran Khan en zijn partij. Hij werd vervolgd en gevangen gezet, met geen uitzicht op een snelle vrijlating. In de twee weken voor de verkiezingen waren er maar liefst drie veroordelingen van Khan met respectievelijk 10 jaar, 14 jaar en 7 jaar gevangenisstraf op beschuldigingen van corruptie, het vrijgeven van staatsgeheimen en de bewering dat Khan en zijn vrouw de religieuze regel van de Iddat (periode na het overlijden van haar man dat een vrouw niet mag hertrouwen) niet hadden nageleefd in 2018.

De PTI mocht niet onder eigen naam en met eigen logo opkomen, waardoor verkozenen van de partij noodgedwongen als onafhankelijken zetelen. Dit heeft gevolgen voor hun gewicht in het parlement. Een mogelijke achterpoort is dat de PTI-verkozenen allemaal aansluiten bij de kleine oorspronkelijk Sjiietische partij Majlis Wahdat-e-Muslimeen (MWM) die in een alliantie met de PTI in de provincie Khyber Pakhtunkhwa een zetel in de National Assembly haalde. Het is echter de vraag hoe het leger daarop zou reageren.

De PML-N van Shehbaz Sharif en zijn broer en partijleider Nawaz Sharif probeert ondertussen snel een regering op de been te brengen. Met 75 zetels kreeg de PML-N een nieuwe nederlaag te verwerken en bleef de partij onder de verwachtingen. Het is echter mogelijk om een meerderheid te vormen met de PPP (54 zetels) van de familie-Bhutto die enthousiast is om een dergelijke coalitie te vormen. Daarnaast komt er wellicht ook steun van de kleinere partij MQM, die vooral in de miljoenenstad Karachi sterk staat en 17 zetels behaalde. Voor de verkiezingen verklaarde de MQM reeds dat het Sharif zou steunen als kandidaat premier.

De hoop om met de verkiezingen een mandaat of minstens de schijn van een mandaat voor deze regering te krijgen, is echter niet ingelost. Dit ondergraaft de stabiliteit ervan en dit in een context van grote moeilijkheden en problemen. De dreiging van een direct militair bestuur is reëel, zelfs indien de stem van wantrouwen tegen de partijen die nu een regering vormen ook tegen het leger gericht was.

De regering-Sharif zal het huidige beleid verderzetten. Er zijn pogingen om aan populariteit te winnen door Afghaanse vluchtelingen als zondebok aan te vallen. In oktober 2023 besliste de regering, officieel een regering van lopende zaken, om miljoenen Afghanen het land uit zetten. Er leven 3,8 miljoen Afghanen in Pakistan, sommigen al decennialang en vaak in slechte omstandigheden. Het massale deportatieplan wordt in daden omgezet, waarbij Afghanen op vrachtwagens over de grens gezet worden, zelfs indien er daar geen enkele opvang is en velen niet weten waar ze naartoe kunnen in Afghanistan. Wellicht zijn er reeds ongeveer een half miljoen Afghanen het land uitgezet. Deze massale deportatie is een aanslag op de mensenrechten, maar blijft grotendeels onderbelicht in de internationale media.

In Pakistan is er weinig verzet tegen en lijkt de zondebokpolitiek aan te slaan. De economische en sociale problemen zullen hiermee echter niet verdwijnen. Er is geen uitzicht op verbetering. Er is geen economische groei, de inflatie is bijzonder hoog, de werkloosheid blijft sterk toenemen (in het bijzonder onder jongeren) en het geopolitieke koorddansen wordt niet gemakkelijker. Er is de afgelopen decennia een steeds grotere afhankelijkheid van China ontstaan, de militaire banden tussen China en Pakistan zijn eveneens erg groot.

Voor China biedt Pakistan een doorgang naar de zee en een belangrijke regionale bondgenoot, ook tegenover de enige regionale concurrent India. De infrastructuur en economische projecten vlotten echter niet en botsen bovendien op tegenstand en zijn sterk geconcentreerd in Balochistan, met de door de Chinezen uitgebouwde haven van Gwadar. Op 16 januari voerde Iran een reeks raketaanvallen op Pakistaans grondgebied uit, met de bewering dat het een Balochi groepering viseerde. Dit werd op 18 januari gevolgd door Pakistaanse wraakaanvallen, naar eigen zeggen op andere Balochi nationalistische groeperingen. Zelfs indien op 19 januari een de-escalatie werd aangekondigd, blijft Balochistan een vat van instabiliteit. Samen met de economische problemen in China zelf zet dit druk op de investeringen en doorprikt het de illusie van een door China aangedreven economische heropleving.

Tegelijk houdt het Pakistaanse regime de connectie met het VS-imperialisme open. Die band verloor aan belang met de Amerikaanse terugtrekking uit Afghanistan, maar langs de andere kant wil het VS-imperialisme evenmin dat Pakistan een volledige marionet van China wordt. De bereidheid van het IMF om tussen te komen met tijdelijke kredieten om de schuldencrisis over de verkiezingen te tillen, is daar een uitdrukking van. Alleen is die schuldencrisis zo groot dat het ene tijdelijke krediet slechts een opstap kan zijn naar het volgende, waarbij de kredieten van het IMF gepaard gaan met voorwaarden die de koopkracht en de levensstandaard van de massa’s verder ondergraven. Met de huidige schuldenberg en de economische ramp in Pakistan, waar enkel de legerleiding en door die leiding vertrouwde kapitalisten (waaronder politici zoals de Sharif-familie en de Bhutto-familie) hun rijkdom verder zien aangroeien, is er geen uitweg in zicht.

De enige sociale kracht die een antwoord kan bieden is de werkende klasse met de steun van andere onderdrukte groepen. De arbeidersbeweging is weinig georganiseerd en beschikt al helemaal niet over een politieke stem. Dit biedt ruimte voor andere krachten en voor elementen van verdeeldheid en steun voor reactionaire strekkingen. Na jaren van reactionair bewind is het echter duidelijk dat er uit die hoek geen vooruitgang voor de massa’s moet verwacht worden. De werkende klasse moet aansluiting vinden bij haar tradities van organisatie en strijd. Er zijn voorbeelden van strijd en stakingen, doorgaans op beperkte schaal maar soms met een grotere impact zoals de protesten tegen de hoge energieprijzen in 2023 of de recent door vrouwen geleide bijeenkomsten en de ‘Lange Mars’ van de bevolking in Balochistan tegen de verdwijningen, extralegale moorden en ander misbruik door de Pakistaanse staat. Die protesten versterken en koppelen aan het populariseren van een programma van socialistische maatschappijverandering is een dringende noodzaak.

Delen:
Printen:
Voorpagina van De Linkse Socialist