Dienstencheques: private bedrijven willen meer winst!

De dienstenchequesector, die in 2001 officieel werd ingevoerd om zwartwerk tegen te gaan en werklozen aan het werk te helpen, staat er slecht voor. Is de sector winstgevend voor de privébedrijven die de markt beheren? Ja, en bovendien wordt twee derde van de kosten betaald door de gemeenschap. In het Waals gewest gaat het om een publieke steun van 550 miljoen euro per jaar. Waarom sluit Trixxo, een van de grootste werkgevers in deze sector (13.0000 werknemers over het hele land), dan enkele van zijn strijkcentrales in Wallonië? 

door Maxime (Luik)

Het Waalse gewest wilde de verhoging van de klantenbijdrage, het bedrag dat het dienstenchequebedrijf aan klanten vraagt voor de administratie en opleiding van het personeel, beperken. Hiermee werd aan de winsten geraakt. De privésector wil wel publieke financiering, zeker indien het om een kant-en-klaar contract gaat zonder al te veel risico’s. Maar de vraag om niet te veel winst te maken op de kap van de gemeenschap doet de sector steigeren. De winsthonger van deze bedrijven stuurt het personeel, waaronder veel vrouwen, terug naar een nog grotere onzekerheid als voorheen. 

Officieel zijn de dienstencheques bedoeld om zwartwerk tegen te gaan. In de praktijk worden ze vaak gebruikt als cadeau aan de werkgevers die de dienstencheques gebruiken. Tegelijkertijd vormen ze een belangrijk onderdeel van de opmars van steeds flexibelere jobs met meer onzekere arbeidsvoorwaarden. 

Hoe werkt een dienstencheque? De gebruiker betaalt 9 euro, een prijs die niet meer veranderd is sinds de regionalisering in 2014. De gemeenschap betaalt de rest. In 2022 legde het gewest zo 17,59 euro per cheque bij. Daarvan gaat gemiddeld slechts 60% naar de werknemer, de rest naar het privébedrijf. Het is dus de gemeenschap die de (beperkte maar noodzakelijke) loonsverhogingen van het personeel in de voorbije periode aanvult.

Er is dus een stelsel waarin de werkgelegenheid vooral door de gemeenschap wordt betaald, maar waar de volledige beslissingsmacht bij privébedrijven ligt. Zij krijgen de voordelen, wij betalen. En bovenal: het personeel in de sector draait op voor de onzekerheid.  

Een huishoudhulp verdient gemiddeld 1.150 euro bruto per maand. Dat is onder de armoedegrens van 1.248 euro. Ondertussen verdwijnt een groot deel van de publieke middelen in de zakken van het bedrijf. Eens te meer speelt de overheid het spel van de kapitalisten. Hoeft het verwondering te wekken dat die laatsten gewoon met het geld gaan lopen? 

Zelfs dat vinden de bazen dan nog niet genoeg. Langs Vlaamse kant zegden de werkgeversfederaties Federgon en DCO Vlaanderen eenzijdig twee cao’s op om de huishoudhulpen een eindejaarspremie en een toeslag bij economische werkloosheid te ontzeggen. 

Waarom redden we deze sector niet uit de greep van het private bedrijfsleven en creëren we een openbare dienst met goede lonen en arbeidsvoorwaarden, waardoor deze taken gesocialiseerd worden? Immers, zonder de private sector komt 40% van het geld dat we investeerden terug in gemeenschapshanden. Dat is genoeg om de lonen van de vooral vrouwelijke werknemers op te trekken en ervoor te zorgen dat ze uit de onzekerheid geraken.

Enkele cijfers

  • Er werken 150.000 mensen in de sector
  • Het startloon bedraagt 13,36 euro bruto per uur 
  • 90% van de huishoudhulpen werkt deeltijds met een gemiddelde arbeidsduur van 24 uur per week
  • 80% van de huishoudhulpen werkt in een winstgevend dienstenchequebedrijf
Delen:
Printen:
Voorpagina van De Linkse Socialist