Op vrijdag 26 november 1993 werd België verlamd door de grootste algemene staking sinds 1936. Het Globaal Plan van de regering-Dehaene was de aanleiding tot deze beweging. Een terugblik op dit protest begin jaren ‘90.
door Maximilien (Brussel)
In 1992 werd het verdrag van Maastricht gesloten. Daarmee werd de aanzet voor de Europese Unie gegeven. Dit ging gepaard met strikte begrotingsvoorwaarden voor de lidstaten. Met het oog op toetreding tot de eurozone wilde de regering van Jean-Luc Dehaene (CVP, voorloper van CD&V) de Belgische staatsschuld verminderen. De regering voorzag in de begroting voor 1993 een besparingsoperatie van 146 miljard Belgische frank (3,6 miljard euro).
De regering-Dehaene (1992-1995) was een coalitie van christendemocratische en socialistische partijen. In 1993 kwam de regering met haar Globaal Plan met een besparing van maar liefst 500 miljard frank (12,5 miljard euro) met drastische besparingen op de uitgaven, een verhoging van de btw, meer flexibiliteit voor werkenden en verlagingen van de werkgeversbijdragen.
Van juli tot december onderhandelden de vakbonden en werkgevers over een ‘sociaal pact’ inzake werkgelegenheid, concurrentievermogen van de bedrijven en sociale zekerheid. Het resultaat op 24 oktober was een totale mislukking. Dehaene: “Ondanks talrijke pogingen is het duidelijk dat het momenteel onmogelijk is om de dialoog voort te zetten.” Daarop nam de regering zelf maatregelen.
Onder druk van onderuit kondigde het ABVV een nationale betoging aan op 29 oktober 1993. Daar namen maar liefst 75.000 betogers aan deel, ook al riep het ACV op tot voortzetting van de onderhandelingen. Het protest breidde zich snel uit. Er waren vanaf 15 november stakingen en acties in alle sectoren. De openbare diensten hielden van maandag 22 tot woensdag 24 november provinciale stakingen. Dit bouwde op naar een algemene staking op vrijdag 26 november. Het openbaar vervoer, grootwarenhuizen, de post en de industrie lagen plat.
De staking was vooral effectief in het lamleggen van het openbaar vervoer: internationale treinen werden omgeleid, wegen afgesneden, vluchten verstoord en de haven van Antwerpen geblokkeerd. Er werden stakingsmarsen georganiseerd voor grote fabrieken en er waren massale demonstraties in grote steden zoals Charleroi, Luik en Antwerpen.
Op het hoogtepunt van de strijd besloten de vakbondsleiders echter om het protest op te schorten. Ze verklaarden nadien in de media: “We staken niet om de regering te doen vallen en te vervangen door een andere, meer rechtsere, regering.” Ondanks de druk van de achterban, haalden de banden tussen de vakbondsleiders en hun bevriende partijen (sociaaldemocraten en christendemocraten) de overhand. In het parlement stemden alle christendemocratische en socialistische parlementsleden voor het Globaal Plan. De beweging ertegen stierf een stille dood.
Deze ervaring toonde het belang van democratische en strijdbare vakbonden die een eengemaakt front vormen tegen alle aanvallen op onze levensstandaard. Ook werd duidelijk hoe de afwezigheid van een consequente politieke vertegenwoordiging de arbeidersstrijd verzwakte. Deze zwakheden aanpakken, blijft essentieel om overwinningen te boeken.