De afgelopen weken werd Pakistan overspoeld door massaprotesten. Mensen in het hele land uiten hun woede over de stijgingen van de elektriciteitsfacturen die werden opgelegd door de ongekozen overgangsregering onder leiding van Anwaar-ul-Haq Kakar. Het protest begon op 3 augustus in het door Pakistan bezette gedeelte van Kasjmir en verspreidde zich vervolgens snel naar steden zoals Lahore, Rawalpindi, Attock, Karashi, Peshawar, Quetta, Taunsa, Nawabshah, Multan …
Door Serge Jordan (ISA India)
De betogers komen op straat, blokkeren wegen en verbranden hun facturen op straat. Deze verhoging van de prijzen komt bovenop tal van andere economische problemen. Op sociale media circuleren hashtags als #Burn_Electricity_Bills en #Civil_Nafarmani (=burgerlijke ongehoorzaamheid). De woede van het publiek leidde ertoe dat de Peshawar Electric Supply Company (PESCO) de groene kentekenplaten van haar voertuigen verwijderde uit angst voor mogelijke aanvallen van betogers.
De protestgolf zette de interim-premier ertoe aan om op 27 augustus een spoedvergadering bijeen te roepen en de autoriteiten op te dragen om binnen 48 uur “concrete stappen” te ondernemen om het lijden van de mensen te verlichten. Deze beloften bleken loos. Ze dienden slechts als vertragingstactiek en benadrukten de noodzaak voor de protestbeweging om alleen op haar eigen kracht te vertrouwen. Slechts drie dagen later verklaarde de minister van Financiën dat de beloften aan het IMF “niet-onderhandelbaar” waren en dat er geen budgettaire speelruimte was om terug te krabbelen. Bronnen binnen het kabinet merkten op dat zelfs als de regering zou overwegen om de nieuwe rekeningen in meerdere termijnen op te splitsen, voorafgaande “toestemming” van het IMF vereist zou zijn!
Deze ommezwaai van de regering, in combinatie met provocerende verklaringen van Kakar die de fors gestegen energierekeningen afdeed als een “non-issue”, wakkerde het ongenoegen onder de bevolking verder aan. Op zaterdag 2 september sloot een staking de meeste bazaars en commerciële activiteiten, vooral in de grote stedelijke centra zoals Karachi, Peshawar en Lahore. In sommige gevallen sloten werknemers van het openbaar vervoer zich bij de staking aan.
In Lahore hebben elektriciteitswerkers geprotesteerd en verlagingen van de energieprijzen geëist, evenals maatregelen om het personeelstekort in de sector aan te pakken. Dit toont de cruciale rol die deze arbeiders kunnen spelen door zich aan te sluiten bij het straatprotest om zo de plannen van de regering te dwarsbomen. Dit is vooral cruciaal in een context waarin ze door de regering tot zondebok worden gemaakt en sommigen van hen naar verluidt het doelwit zijn geworden van woedende betogers.
Economische ineenstorting
De uitbarsting van protesten in Pakistan komt niet als een verrassing. Onder de aftredende coalitieregering van de Pakistan Muslim League (Nawaz) en de Pakistan People’s Party (PML(N)-PPP) onder leiding van de miljardair Shehbaz Sharif werden strenge besparingen opgelegd om nieuwe kredieten van het IMF veilig te stellen. Dit omvatte een verhoging van de basiskosten voor elektriciteit op 21 juli, als onderdeel van de voorwaarden voor een noodlening van 3 miljard dollar waarover twee maanden geleden werd onderhandeld met de imperialistische instelling.
De gemiddelde elektriciteitstarieven in Pakistan zijn in één jaar tijd met maar liefst 76% gestegen, waardoor de armen in ondraaglijke omstandigheden terechtkomen. Dit gebeurt ondanks het feit dat de mensen te kampen hebben met verlammende stroomonderbrekingen in de verzengende hitte – sommige regio’s, zoals Balochistan, hebben te kampen met stroomtekorten tot 16 uur per dag – en al te lijden hebben onder de torenhoge algemene inflatie.
Sharif trad af toen zijn kabinet op 9 augustus het parlement van het land ontbond, wat de weg vrijmaakte voor de huidige overgangsregering. Deze heeft in theorie de taak om toezicht te houden op de nationale verkiezingen, maar in de praktijk doet ze vooral het werk voor het leger – waarvan de top de echte politieke machthebber is in Pakistan. De woede van de massa’s werd aangewakkerd toen deze ‘interim’-regering op haar eerste dag de brandstofprijzen verhoogde.
De algemene economische situatie is erbarmelijk. Het BBP-groei van Pakistan is op een jaar gekelderd van 6,1% naar ongeveer 0,3%. In dezelfde periode is de Pakistaanse roepie met ongeveer 30% in waarde gedaald ten opzichte van de dollar, waardoor de kosten van olie en andere importproducten zijn gestegen. Fabrieken en bedrijven krimpen in en ontslaan massaal werknemers. Invoerbeperkingen om de uitstroom van buitenlandse valuta te beteugelen hebben geleid tot een groot verlies van jobs, vooral in de textielsector, waar naar schatting zeven miljoen werknemers zijn ontslagen. De verwoestende overstromingen van vorig jaar hebben de situatie dramatisch verslechterd en enorme vernielingen achtergelaten. Nu worden zowel Punjab als Sindh opnieuw met overstromingen geconfronteerd.
Deze samenloop van crises heeft de hoop van veel jonge mensen de kop ingedrukt, wat heeft geleid tot een massale uittocht van Pakistani naar het buitenland. Alleen al in de eerste zes maanden van dit jaar zijn meer dan 800.000 mensen vertrokken, meestal naar Golflanden, waarmee een nieuw emigratierecord werd gevestigd. De Pakistaanse paspoortdienst meldde onlangs een enorme piek in het dagelijkse gemiddelde van paspoortaanvragen.
Politieke crisis
De economische ineenstorting verergert de grote politieke crisis die sinds vorig jaar in de openbaarheid is uitgebroken. Voormalig premier Imran Khan, ooit gesteund door het leger, viel uit de gratie toen hij zich probeerde te bevrijden uit de greep van het leger, wat resulteerde in zijn door de staat geënsceneerde afzetting in april 2022. Terwijl de economie van het land in een crisis belandde, werd de regering van Sharif, die aan de macht kwam na de afzetting van Khan en bestond uit een erg diverse coalitie van 13 partijen, steeds impopulairder.
Ondanks het feit dat Khan tijdens zijn ambtstermijn een besparingspolitiek en een pro-IMF beleid voerde, behield hij aanzienlijke steun, vooral onder de stedelijke jeugd en middenklasse. De afwezigheid van een politieke oppositie die echt voor de armen en de arbeidersklasse was, in combinatie met zijn uitgesproken retoriek tegen corruptie, het Amerikaanse imperialisme en het militaire establishment, hielp Khan zijn zaak te versterken. Zijn Tehreek-e-Insaf (PTI) partij behaalde eind vorig jaar een cruciale verkiezingsoverwinning in de provincie Punjab, wat een vernederende tegenslag betekende voor de nationale regering en haar militaire steunpilaren.
Hoewel hij een pro-kapitalistische figuur is, was Imran Khan een populistisch blok aan het been geworden voor belangrijkste delen van de heersende klasse. Als populairste politicus van het land vormde hij een potentiële bedreiging voor de parlementsverkiezingen. Deze achtergrond vormde de basis voor een door het staatsapparaat georkestreerde onderdrukkingscampagne tegen hem en zijn partij. Zijn vervolging en arrestatie op beschuldiging van corruptie door een rechtbank in Islamabad in mei van dit jaar leidde tot grote protesten, waarvan sommige gericht waren tegen militair personeel en militaire sites en waarbij de huizen van militairen werden bestormd.
De erosie van het gezag en de symbolen van het leger was onaanvaardbaar voor de generaals. Ze reageerden met harde maatregelen, waaronder massa-arrestaties, militaire processen en marteling van PTI-aanhangers. Bovendien kregen hoge militaire functionarissen te maken met disciplinaire maatregelen, wat de nervositeit van de militaire leiding onderstreepte. Deze repressie leidde er vervolgens toe dat een groot aantal prominente PTI-kaderleden de partij verlieten. Hoewel Khan zelf binnen enkele dagen op borgtocht werd vrijgelaten, werd hij begin augustus opnieuw gearresteerd en kreeg hij een veroordeling die hem de komende vijf jaar verbiedt een politiek ambt uit te oefenen.
De diepe crisis van de Pakistaanse regeringsinstellingen en de belangrijkste politieke partijen heeft de mensen ongetwijfeld aangemoedigd om het heft in eigen handen te nemen. Met een zeer impopulaire interim-regering aan het roer, de datum en het lot van de volgende verkiezingen in gevaar, en een oppositie die verlamd is door repressie en overlopers, hebben de Pakistaanse massa’s besloten om zelf actie te ondernemen nu ze op de rand van de afgrond staan door de meedogenloze besparingsmaatregelen en de ijzeren greep van het IMF.
Het recente harde optreden tegen de PTI bevestigt dat het militaire establishment niet tolerant is indien haar positie en belangen in vraag worden gesteld. In het huidige klimaat van extreme politieke instabiliteit moet het spookbeeld van een regelrechte militaire machtsovername, hoewel riskant voor de generaals, serieus worden genomen. Dit gevaar onderstreept nog eens de dringende noodzaak voor de beweging op straat, en de werkende massa’s in het bijzonder, om hun onafhankelijke organisatie op te voeren en zich voor te bereiden op een stevige strijd tegen de economische, politieke en militaire dominantie van de heersende elite.
Nieuwe ‘zwakke schakel’ in de keten
Na Sri Lanka is Pakistan de nieuwe zwakke schakel in de keten van het Zuid-Aziatische kapitalisme, en een belichaming van alle elkaar overlappende crises van het systeem. Binnen deze context dient de huidige golf van protesten als een baken van hoop, dat het potentieel aangeeft voor arbeiders, kleine handelaren, arme boeren, werkloze jongeren en al diegenen die verpletterd worden door de kapitalistische samenleving. Het is een oproep om in opstand te komen tegen de niet aflatende stroom van onrechtvaardigheden.
Miljoenen mensen worden op brute wijze verarmd om de enorme rijkdom van corrupte generaals, bedrijfsbazen, landheren en politici die over het land heersen veilig te stellen en om een schuldenberg af te betalen waarvan de gewone mensen niets hebben geprofiteerd.
International Socialist Alternative is solidair met de strijdende arbeiders en de arme massa’s van Pakistan en roept op tot een uitbreiding van de protesten en stakingen en de coördinatie van een landelijke boycotcampagne tegen de veel te hoge elektriciteitsrekeningen.
We eisen lonen en uitkeringen die zijn aangepast aan de werkelijke kosten van levensonderhoud en een onmiddellijke stopzetting van de maatregelen die het IMF heeft opgelegd, regressieve belastingen, privatiseringsprogramma’s en verlammende subsidieverlagingen. Bovendien eisen we een volledige kwijtschelding van de schulden, niet alleen van de schulden aan door het Westen gedomineerde instellingen zoals het IMF, de Wereldbank en de Club van Parijs, maar ook van de aanzienlijke Chinese leningen, die bijna een derde van de huidige buitenlandse schuld van Pakistan uitmaken. De voorwaarden van deze leningen zijn niet minder roofzuchtig dan die van het imperialistische Westen.
We dringen aan op de onmiddellijke vrijlating van alle vastgehouden politieke activisten, vrijheid van meningsuiting en het recht om zich vrij te organiseren en te betogen, ook op de werkvloer – en staan voor de opbouw van strijdbare en democratisch geleide vakbonden.
Cruciaal is dat we oproepen tot nationalisatie onder arbeiderscontrole van de belangrijkste industrieën, grootste grondbezittingen en bedrijven (bankwezen, cement- en textielfabrieken, defensieproductie, onroerend goed etc.). Dit moet ook gelden voor alle private energiebedrijven, om betaalbare elektriciteit voor alle huishoudens te garanderen. Deze radicale maatregelen zijn van vitaal belang voor de overgang naar de democratische socialistische planning van de economie, het uitroeien van extreem winstbejag en corruptie die Pakistan al veel te lang hebben geteisterd. Zo kan het land weggehaald worden van de afgrond waarop het nu balanceert.