Kinderen in armoede: geen pleister op een houten been, maar systeemverandering!

Door Serena (Die/zij)

Kinderarmoede is een term die vaak gebruikt wordt door kapitalisten om de armoede en ontberingen van kinderen te beschrijven. Dit etiket verhult echter vaak dat het systeem zelf de schuldige is. Kapitalisme stelt winst boven mensen, wat leidt tot uitbuiting en mishandeling van werkenden. Dergelijke uitbuiting draagt aanzienlijk bij aan de armoede van veel gezinnen en dus ook van hun kinderen. Door het als “kinderarmoede” te bestempelen, probeert het kapitalisme een pleister op een houten been te plakken, in plaats van de oorzaken van armoede aan te pakken.

Daarom wil ik ervoor pleiten om in plaats daarvan de term “kinderen in armoede” te gebruiken. Deze subtiele verschuiving in taalgebruik is belangrijk omdat het zien van armoede als een externe omstandigheid die invloed heeft op een kind, in plaats van een inherente eigenschap van het kind, een breder perspectief aanmoedigt. Het zet aan tot nadenken over de vele dimensies van armoede, waaronder economische, sociale en educatieve factoren, en de behoefte aan allesomvattende oplossingen.

Enerzijds vermenselijkt het hun ervaring en erkent het dat ze niet enkel gedefinieerd worden door hun socio-economische status. Het benadrukt hun individualiteit, agency en inherente waarde, in plaats van hen te reduceren tot een statistiek of een categorie die kapitalisten kunnen gebruiken wanneer ze maar willen.

Door de situatie van het kind expliciet te benoemen als “in armoede”, wordt de aandacht ook gevestigd op de bredere systemische factoren die bijdragen aan hun omstandigheden. Het moedigt een kritisch onderzoek aan naar de sociale, economische en politieke structuren die ongelijkheid in stand houden en de kansen van kinderen beperken.

Bovendien moedigt het empathie aan door te benadrukken dat armoede geen abstract concept is, maar een doorleefde realiteit die individuele kinderen treft. Het stimuleert een gevoel van urgentie om de systemische problemen die armoede in stand houden aan te pakken en motiveert actie om het welzijn van deze kinderen te verbeteren.

Zeggen dat kinderen in armoede leven, gaat in tegen de gangbare stereotypen die met armoede worden geassocieerd. Het benadrukt dat armoede geen persoonlijk falen is of een weerspiegeling van de waarde van een individu, maar het resultaat van systemische factoren buiten hun controle. Deze verandering in taalgebruik kan helpen om stigma’s te verminderen en een meer meelevende en inclusieve samenleving te bevorderen met een meer omvattende en genuanceerde aanpak van de problematiek van kinderen in armoede.

Want kinderen die opgroeien in armoede worden geconfronteerd met een veelheid aan obstakels die hun gezondheid, welzijn en toekomstperspectieven beïnvloeden. Hoewel sommige oplossingen binnen het systeem een antwoord kunnen bieden op de korte termijn, zoals gratis schooluniformen, doen deze weinig om de systemische problemen aan te pakken die bijdragen aan armoede. Bijvoorbeeld, zelfs met een gratis uniform kan een kind nog steeds moeite hebben om naar school te gaan als ze geen vervoer hebben of zich zorgen maken of hun familie wel genoeg eten kan betalen om de hele dag door te komen.

We mogen ook niet vergeten dat de impact van onbetaalde arbeid op armoede en kinderen in armoede diep verweven is met het kapitalistische systeem. Het kapitalisme exploiteert en devalueert onbetaalde arbeid, waaronder huishoudelijk werk, zorg en andere vormen van reproductieve arbeid, die voornamelijk door vrouwen en moeders wordt verricht. Deze uitbuiting houdt niet alleen de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in stand, maar draagt ook bij aan de armoedecirkel. De last van onbetaalde arbeid beperkt de economische kansen van vrouwen, en dus ook van hun kinderen, waardoor hun financiële afhankelijkheid blijft bestaan en ze kwetsbaarder worden voor armoede. Bovendien bestendigt het gebrek aan erkenning en steun voor onbetaalde arbeid de sociale en economische ongelijkheid, vooral voor alleenstaande moeders of moeders uit gemarginaliseerde gemeenschappen.

Daarom is het belangrijk om aan te geven dat er verschillende bijkomende factoren zijn die we eerst moeten bekijken voordat we gaan kijken naar zaken als het gebrek aan basisbehoeften.

Sociale vangnetten

Effectieve sociale vangnetprogramma’s spelen een cruciale rol in het verlichten van armoede.

Een studie uitgevoerd door de Belgische Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid (2018) analyseerde de impact van verschillende sociale vangnetmaatregelen op kinderen in armoede in België. Uit de bevindingen bleek dat de verstrekking van gerichte geldoverdrachten, zoals kinderbijslag, een belangrijke rol speelt bij het terugdringen van het aantal kinderen in armoede door gezinnen met een laag inkomen extra financiële steun te bieden.

Bovendien benadrukte de studie het belang van universele gezondheidszorg, toegankelijk voor alle burgers, om de negatieve effecten van armoede op de gezondheid van kinderen te verminderen. De beschikbaarheid van kwaliteitsvolle gezondheidszorg, met inbegrip van preventieve zorg en medische bijstand, droeg bij tot het verbeteren van het welzijn van de kinderen en het verminderen van de last van de medische uitgaven voor gezinnen.

Daarnaast benadrukte het onderzoek het belang van sociale huisvestingsprogramma’s bij het aanpakken van armoede. Toegankelijke en betaalbare huisvesting kan de financiële druk van huisvesting op gezinnen met een laag inkomen verlichten, hen stabiele levensomstandigheden bieden en het risico op dakloosheid verminderen.

Deze bevindingen sluiten aan bij het bredere onderzoek naar sociale beschermingsprogramma’s wereldwijd. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO, 2018) benadrukt de positieve impact van sociale beschermingsmaatregelen, waaronder geldoverdrachten en gezondheidsdiensten, op het terugdringen van het aantal kinderen in armoede.

Als socialist denk ik dat het cruciaal is om de effectiviteit van deze sociale vangnetmaatregelen te erkennen en te pleiten voor de uitbreiding en verbetering ervan. Door het implementeren van uitgebreide sociale beschermingsprogramma’s die geldoverdrachten (zonder voorwaarden), universele gezondheidszorg en initiatieven voor sociale huisvesting omvatten, kan de samenleving streven naar het creëren van een rechtvaardigere samenleving waar armoede effectief wordt aangepakt en het welzijn van alle individuen, vooral kinderen, prioriteit krijgt.

Intergenerationele effecten

Kinderen die in armoede leven, blijven vaak generaties lang in armoede leven. Een onderzoek uitgevoerd door Chetty et al. (2020) werpt licht op de blijvende gevolgen van armoede op het toekomstige inkomen.

Het onderzoek laat zien dat kinderen die zijn opgegroeid in gezinnen met een laag inkomen, aanzienlijke problemen ondervinden bij het doorbreken van de armoedecyclus als ze volwassen worden. Deze mensen lopen een grotere kans om in armoede te blijven en ervaren een beperkte opwaartse mobiliteit in vergelijking met hun leeftijdsgenoten die niet in armoede zijn opgegroeid.

Inzicht in de intergenerationele effecten van armoede versterkt de urgentie om beleid te voeren dat zonder voorwaarden of oordeel alle individuen, ongeacht hun sociaaleconomische achtergrond, laat voorgaan op wat als ‘winst’ wordt gezien onder het kapitalisme. Door de cyclus van armoede te doorbreken en ondersteuningssystemen te bieden die opwaartse mobiliteit mogelijk maken, kunnen we een samenleving creëren die gelijke kansen bevordert en individuen in staat stelt de beperkingen die armoede van generatie op generatie oplegt, te overwinnen.

Structurele ongelijkheid

Kinderen die in armoede leven zijn een direct gevolg van de structurele ongelijkheid in de kapitalistische samenleving. Als socialist denk ik dat het essentieel is om te erkennen dat armoede onder kinderen nauw verbonden is met bredere systemische problemen, waaronder systemisch racisme, genderdiscriminatie en sociaaleconomische ongelijkheden. Uitgebreid onderzoek, zoals dat van Brady et al. (2017), levert overtuigend bewijs van het verband tussen inkomensongelijkheid en het aantal kinderen in armoede in ontwikkelde landen.

De bevindingen van deze studie benadrukken dat landen met een grotere inkomensongelijkheid vaak een hoger percentage kinderen in armoede hebben. Deze correlatie onderstreept de systemische aard van armoede en het nauwe verband met economische ongelijkheid. Het benadrukt hoe het kapitalistisch systeem de problemen van kinderen die in armoede leven in stand houdt en verergert.

Bovendien toont onderzoek consequent aan dat kinderen uit gemarginaliseerde groepen, waaronder raciale en etnische minderheden, onevenredig hoge armoedepercentages ervaren en aanzienlijke barrières tegenkomen bij de toegang tot kwaliteitsonderwijs en gezondheidszorg. Studies uitgevoerd door Duncan et al. (2010) en Bellamy et al. (2020) werpen licht op de intersectionaliteit van armoede, ras en toegang tot essentiële diensten.

Deze studies onthullen een cyclus van nadelen waarin kinderen uit gemarginaliseerde milieus te maken krijgen met systemische belemmeringen en discriminatie, wat leidt tot nog hogere armoedecijfers.

Mentaal en emotioneel welzijn

Onderzoek uitgevoerd door Evans en Kim (2013) biedt waardevolle inzichten in de impact van armoede op het mentale en emotionele welzijn van kinderen. Hun bevindingen geven aan dat kinderen uit gezinnen met een laag inkomen vaker chronische stress ervaren, wat nadelige gevolgen kan hebben voor hun cognitieve ontwikkeling en gezondheidsresultaten op de lange termijn. Deze chronische stress kan het gevolg zijn van verschillende factoren die samenhangen met armoede, zoals onstabiele leefomstandigheden, blootstelling aan geweld en beperkte toegang tot middelen en kansen.

Om kinderen echt uit de armoede te halen, moeten we verder gaan dan kortetermijnoplossingen en moeten we de onderliggende systemische problemen aanpakken. Dit vereist uitgebreide beleidsinterventies, een mondiaal perspectief en een focus op economische rechtvaardigheid, collectieve verantwoordelijkheid, herverdeling van rijkdom, toegankelijk onderwijs en gemeenschapsopbouw.

Dit is hoe ik het zie:

1. We kunnen het mondiale perspectief niet vergeten. De kwestie van kinderen die in armoede leven, is een wereldwijd gegeven. De Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties benadrukken de urgentie van het aanpakken van kinderarmoede op wereldwijde schaal en benadrukken de noodzaak van collectieve actie en internationale samenwerking. Dit omvat het ondersteunen van beleid en initiatieven die eerlijke handel bevorderen, schuldverlichting voor ontwikkelingslanden en internationale hulpprogramma’s om verarmde regio’s en gemeenschappen te helpen.

2. We moeten effectieve beleidsinterventies implementeren. Een recente studie van Besharov et al. (2021) analyseerde het effect van een combinatie van beleidsmaatregelen, waaronder een hoger minimumloon, meer subsidies voor kinderopvang en meer belastingvoordelen voor de armsten, op het terugdringen van het aantal kinderen in armoede in de Verenigde Staten. De bevindingen benadrukken dat een alomvattende aanpak het aantal kinderen in armoede aanzienlijk kan verminderen. Ik denk natuurlijk dat we verder moeten gaan naar een leefbaar loon en gratis kinderopvang.

Ik wil ook drie dingen benadrukken.

Eén, het creëren van degelijke jobs met eerlijke lonen en bescherming van werknemers. Dit houdt een beleid in dat volledige werkgelegenheid bevordert, leefbare loonstandaarden afdwingt, veilige werkomstandigheden garandeert en de rechten van werknemers beschermt om zich aan te sluiten bij een vakbond en collectief te onderhandelen.

Twee, het uitbannen van de gender- en rassenongelijkheid die bijdraagt aan armoede. Dit omvat het aanpakken van beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen, het bevorderen van gelijke kansen voor gemarginaliseerde groepen en het implementeren van beleid om systemische discriminatie te ontmantelen.

Drie, prioriteit geven aan duurzame ontwikkeling die rekening houdt met de ecologische grenzen van de planeet. Dit omvat het bevorderen van milieuvriendelijke praktijken, de transitie naar hernieuwbare energiebronnen en het aanpakken van klimaatverandering om een duurzame toekomst voor iedereen te garanderen.

3. Als socialist geloof ik dat iedereen toegang moet hebben tot de primaire levensbehoeften, zoals voedsel, huisvesting en gezondheidszorg. Armoede is een schending van dit principe, omdat het mensen de toegang tot deze basisbehoeften ontzegt.

Om de negatieve effecten van armoede op het welzijn van kinderen te verminderen, is het essentieel om toegang tot uitgebreide geestelijke gezondheidszorg en ondersteuning te garanderen. Daarom moeten we prioriteit geven aan universele, kwalitatief goede en betaalbare geestelijke gezondheidszorg en erkennen dat geestelijke gezondheid een fundamenteel aspect is van algeheel welzijn. Dit omvat voldoende financiering voor geestelijke gezondheidsprogramma’s, de integratie van geestelijke gezondheidsdiensten in de eerstelijnsgezondheidszorg en de implementatie van preventieve maatregelen die de onderliggende oorzaken van stress en trauma’s aanpakken.

We moeten economische rechtvaardigheid bevorderen en ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot de middelen die nodig zijn om een degelijk leven te leiden.

4. Als socialist geloof ik ook dat we een collectieve verantwoordelijkheid voor elkaar hebben. Armoede is niet alleen een individueel probleem of de schuld van ouders, maar een sociaal probleem dat ons allemaal aangaat. Als we het als zodanig zien, kunnen we een samenleving creëren die het welzijn van al haar leden hoog in het vaandel voert.

5. We moeten de ongelijkheid in rijkdom aanpakken, omdat dit de sleutel is tot het terugdringen van het aantal kinderen in armoede. Onder het kapitalisme is rijkdom geconcentreerd in de handen van enkelen, terwijl velen worstelen om de eindjes aan elkaar te knopen. Door rijkdom en middelen te herverdelen, kunnen we armoede terugdringen en meer economische gelijkheid en rechtvaardigheid bevorderen. Om middelen te kunnen herverdelen, moet de gemeenschap die in publiek bezit nemen.

6. Kwaliteitsonderwijs zou een recht moeten zijn, geen privilege. Het mag geen geld kosten en er mogen geen voorwaarden aan verbonden zijn. Armoede beperkt de toegang tot kwaliteitsonderwijs, wat een sleutelfactor is in het bereiken van sociale, politieke en economische mobiliteit. Ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot gratis en rechtvaardig onderwijs, hoe lang en wanneer ze maar willen, kan meer gelijkheid, rechtvaardigheid en kansen bevorderen.

7. Tot slot geloof ik als socialist in de kracht van de gemeenschap. Armoede isoleert vaak individuen en gemeenschappen, waardoor het moeilijk is om sterke sociale banden op te bouwen. Door samen te werken om armoede uit te bannen, kunnen we sterkere, veerkrachtigere gemeenschappen en landen opbouwen, die elkaar steunen in tijden van nood.

Bovendien vereist het aanpakken van het mentale en emotionele welzijn van kinderen in armoede een holistische aanpak. Het gaat om het creëren van ondersteunende omgevingen binnen gemeenschappen, scholen en gezinnen. Als socialist pleit ik voor het stimuleren van sterke sociale banden, het bevorderen van gemeenschapsbetrokkenheid en het bieden van uitgebreide sociale ondersteuningssystemen. Dit omvat initiatieven zoals buurthuizen, naschoolse programma’s en mentorprogramma’s die kinderen positieve relaties en veilige ruimten bieden om veerkracht te ontwikkelen en om te gaan met de uitdagingen waar ze voor staan.

Concluderend kan gesteld worden dat het probleem van kinderen in armoede verder gaat dan alleen etiketten en een allesomvattende socialistische aanpak vereist. Door de wereldwijde aard van het probleem van kinderen in armoede te erkennen, effectieve beleidsinterventies te implementeren, prioriteit te geven aan mentaal en emotioneel welzijn, structurele ongelijkheden aan te pakken, te pleiten voor herverdeling van rijkdom, toegang tot kwaliteitsonderwijs en gezondheidszorg te garanderen en collectieve verantwoordelijkheid en steun vanuit de gemeenschap te bevorderen, kunnen we werken aan een rechtvaardigere samenleving waarin alle kinderen de kans hebben om zich te ontplooien. Alleen door systemische verandering kunnen we de onderliggende oorzaken van armoede echt aanpakken en een betere toekomst creëren voor kinderen over de hele wereld.

Literatuurlijst

Meulenbelt, A. (2022). Alle moeders werken al: Pleidooi voor een zorgzame samenleving. [All mothers are already working: Plea for a caring society]. Amsterdam, Netherlands: Uitgeverij Atlas Contact.

Cantillon, B., & Vandenbroucke, F. (2014). Reconfiguring the Belgian welfare state: Belgium in the 1990s and beyond. In D. Brady & L. M. Burton (Eds.), The Oxford Handbook of the Social Science of Poverty (pp. 272-293). Oxford University Press.

Van Lancker, W., & Ghysels, J. (2016). Child poverty in Belgium: The role of universal and means-tested benefits. Child Indicators Research, 9(4), 1107-1127.

Van Lancker, W., & Storms, B. (2020). Child poverty and child benefits in Belgium. In B. Cantillon, W. Van Lancker, & T. Goedemé (Eds.), The paradox of redistribution and strategies of equality: Welfare state institutions, inequality, and poverty in the Western countries (pp. 235-261). Oxford University Press.

Bradt, L., Marx, I., & Nolan, B. (2013). Child poverty and child well-being in the European Union—Policy overview and policy impact analysis: A case study: Belgium. Journal of Children and Poverty, 19(1), 1-20.

Cantillon, B., & Vandenbroucke, F. (2014). Solidarity and social justice in Belgium: Lifting the veil of a fragmented federal welfare state. In J. Kvist, B. Cantillon, & F. Vandenbroucke (Eds.), Making it personal: Individualising activation services in the EU (pp. 213-246). Policy Press.

Brady, D., et al. (2017). The impact of social spending on poverty and inequality in rich countries: A comparative analysis. LIS Working Paper Series No. 696. Retrieved from https://www.lisdatacenter.org/wps/696.pdf

Chetty, R., et al. (2020). The association between income and life expectancy in the United States, 2001-2014. JAMA, 315(16), 1750-1766.

Duncan, G. J., et al. (2010). Racial and ethnic differences in poverty and welfare dependence in four states. Children and Youth Services Review, 32(5), 740-748.

Evans, G. W., & Kim, P. (2013). Childhood poverty and young adults’ allostatic load: The mediating role of childhood cumulative risk exposure. Psychological Science, 24(9), 1864-1873.

International Labour Organization (ILO). (2018). Social protection and the reduction of child poverty. Retrieved from https://www.ilo.org/wcmsp5/groups/public/—dgreports/—integration/documents/publication/wcms_626991.pdf

Martorano, B., et al. (2014). Unconditional cash transfers and children’s educational outcomes: Evidence from the old-age pension program in South Africa. Journal of Development Studies, 50(3), 312-328.

Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Cambridge, MA: Belknap Press.

United Nations. (2015). Transforming our world: The 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/21252030%20Agenda%20for%20Sustainable%20Development%20web.pdf

Fraser, N. (2017). From Redistribution to Recognition? Dilemmas of Justice in a ‘Postsocialist’ Age. New Left Review, 103, 57-76.

Lister, R. (2017). Poverty. Cambridge, UK: Polity Press.

Marx, K., & Engels, F. (1848). The Communist Manifesto. Retrieved from https://www.marxists.org/archive/marx/works/1848/communist-manifesto/

Mckendrick, J. H., et al. (2017). Poverty: The Forgotten Englishmen. Bristol, UK: Policy Press.

Nandy, S., et al. (2014). Multidimensional Poverty and Child Survival in India. PLoS ONE, 9(3), e90209.

Offe, C. (2016). Capitalism by Democratic Design? Democratic Theory Facing the Triple Transition in East Central Europe. In N. Fraser & R. Werlhof (Eds.), Capitalism: A Conversation in Critical Theory (pp. 65-95). London, UK: Routledge.

Roemer, J. E. (2016). Theories of Distributive Justice. In E. N. Zalta (Ed.), The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Spring 2016 Edition). Retrieved from https://plato.stanford.edu/archives/spr2016/entries/justice-distributive/

Sen, A. (1999). Development as Freedom. New York, NY: Anchor Books.

Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Cambridge, MA: Belknap Press.

Standing, G. (2011). The Precariat: The New Dangerous Class. London, UK: Bloomsbury Academic.

Fraser, N., & Honneth, A. (2003). Redistribution or Recognition?: A Political-Philosophical Exchange. London, UK: Verso.

Alkire, S., & Santos, M. E. (2013). Measuring Acute Poverty in the Developing World: Robustness and Scope of the Multidimensional Poverty Index. World Development, 41, 67-75.

Wright, E. O. (2010). Envisioning Real Utopias. London, UK: Verso.

Harvey, D. (2005). A Brief History of Neoliberalism. Oxford, UK: Oxford University Press.

Lavalette, M., & Pratt, A. (Eds.). (2011). Social Policy: Theories, Concepts, and Issues. London, UK: SAGE Publications.

Esping-Andersen, G. (1990). The Three Worlds of Welfare Capitalism. Cambridge, UK: Polity Press.

Delen:
Printen:
Voorpagina van De Linkse Socialist