De rol van een revolutionaire partij

In de leesbundel voor nieuwe LSP-leden is er een tekst opgenomen over de rol van een revolutionaire partij. Het gaat om een licht herziene versie van een oude vormingstekst.

Meer dan 150 jaar geleden legden Karl Marx en Friedrich Engels uit dat het noodzakelijk is om het kapitalisme omver te werpen en een nieuw systeem te vestigen: het socialisme. Dit doet de vraag rijzen naar wat het kapitalisme juist betekent en hoe het socialisme uitgebouwd kan worden. Lenin en de revolutionairen in Rusland gaven daar op het begin van de 20e eeuw een antwoord op door de Bolsjewistische partij uit te bouwen. De Bolsjewieken leidden de Russische arbeiders bij het omverwerpen van de Tsaristische staat en bij het vestigen van een arbeidersstaat gebaseerd op een geplande economie.

Ondanks het feit dat het kapitalisme sindsdien een grotere graad van uitbuiting, miserie en een geleidelijke vernietiging van ons milieu heeft veroorzaakt, is er sinds de Russische Revolutie geen nieuwe democratische arbeidersstaat gevestigd. Nochtans waren er wereldwijd tal van strijdbewegingen van de werkende klasse. Leon Trotski, één van de leiders van de revolutie in Rusland in 1917, gaf de oorzaken hiervoor aan in het Overgangsprogramma in 1938: “De historische crisis van de mensheid is terug te brengen tot de crisis van de revolutionaire leiding”. Deze stelling is vandaag nog steeds correct.

Discussie over de noodzaak van een revolutionaire partij en haar organisatievorm is vandaag nog steeds erg belangrijk, zeker op een ogenblik dat een groeiende laag jongeren zichzelf beschouwt als antikapitalisten en geïnteresseerd is in socialistische ideeën, maar nog een zeker wantrouwen heeft tegenover politieke partijen. Dit is niet verwonderlijk gezien de bureaucratische en ondemocratische methoden van de belangrijkste kapitalistische partijen en de aanvallen die deze partijen uitvoeren op de levensstandaard. Jongeren hebben in een aantal gevallen ook bedenkingen bij een organisatie op zich en bij de leiding van een organisatie. Soms wordt dat mee veroorzaakt door een bewustzijn over de ervaringen in het verleden met de repressieve en bureaucratische stalinistische regimes, of omwille van de rol van de vakbondsleiding. Als gevolg van al die factoren is er soms het idee dat een spontane ‘ongeorganiseerde’ actie van een los netwerk beter zou zijn.

Hoewel spontane acties soms de aanleiding kunnen vormen voor belangrijke bewegingen, zijn er enorme beperkingen bij dat soort acties. Het biedt geen democratisch forum aan om te discussiëren over de acties en verdere ontwikkelingen van de acties. Het kan een laag actievoerders overlaten aan de willekeur van repressie bij gebrek aan een degelijke organisatie en een degelijke planning van de acties. Als een groot aantal mensen in actie komen op een georganiseerde en verenigde wijze, zal de impact veel groter zijn dan bij een losse actie waarbij iedereen zich afzonderlijk of in een klein groepje manifesteert.

Deze tekst gaat in op de rol en de opbouw van een revolutionaire partij gebaseerd op de organisatorische vorm die naar voor gebracht werd door de Bolsjewieken: het democratisch centralisme. Dit is de organisatievorm van de revolutionaire partij en betekent niet dat we dit organisatiemodel willen opleggen aan bredere arbeidersorganisaties of nieuwe arbeiderspartijen.

Rol van een revolutionaire partij

Werkenden leven jaren, zelfs decennia onder ondraaglijke voorwaarden, zonder dat ze het gevoel krijgen dat ze een revolutie kunnen maken. Lenin spreekt over vier voorwaarden voor revolutie die tegelijkertijd dialectisch met elkaar verbonden zijn.

  • Ten eerste is de heersende klasse ten gevolge van maatschappelijke crisis niet langer in staat om op de oude manier te regeren en beginnen er zich splitsingen en scheuren te ontwikkelen in verschillende vleugels van die heersende klasse, waarbij verschillende fracties eigen oplossing voor de crisis zoeken.
  • Ten tweede doet zich bij de middenlagen een gisting voor. De middenklasse gaat dan uitkij­ken naar één van de twee grote klassen in de maatschappij – de arbeiders of de kapitalisten – voor een oplossing van hun problemen. Voor een revolutie moeten de middenlagen overtuigd worden door de arbeidersklasse.
  • Ten derde zoekt de arbeidersklasse naar een uitweg, niet binnen de oude maatschappij maar binnen een nieuwe maatschappijorde.
  • En ten vierde, en dit is de doorslaggevende voorwaarde, moet zich aan het hoofd van de massaorganisaties van de arbeidersklasse een duidelijke marxistische leiding bevinden die de noodzakelijke strategie, tactiek en organisatie beheerst om de overwinning te verzekeren.

Los van het bestaan van een revolutionaire partij, zal strijd dus ontwikkelen als de arbeids- en levensvoorwaarden van de arbeiders en de armen ondraagbaar worden of wanneer hun zelfvertrouwen groeit. De werkende klasse wordt door haar objectieve levensomstandigheden tot strijd gedwongen. Er zal strijd ontwikkelen en er zullen revolutionaire bewegingen plaatsvinden.

Een revolutionaire partij creëert zelf niet de voorwaarden die leiden tot klassenstrijd, maar als die voorwaarden bestaan kan de partij een sleutelrol spelen in het versnellen van de ontwikkeling van het bewustzijn van de werkende klasse en kan het een beslissende rol spelen in het bereiken van een overwinning. Trotski schreef in De geschiedenis van de Russische Revolutie: “Zonder organisatie die als gids optreedt voor de beweging, kan de energie van de massa’s verdwijnen zoals stoom verdwijnt als het niet in een piston geperst wordt. De beweging ontstaat echter niet door de piston of de stoommachine op zich, maar door de stoom.” Het eindresultaat is bij afwezigheid van een revolutionaire partij onzeker: de revolutie zal falen of niet slagen om de basis te leggen voor het socialisme.

Eerst en vooral moet een revolutionaire partij zich baseren op een marxistische analyse van de klassenstrijd in het verleden en de lessen die eruit getrokken worden. De werken van Marx, Engels, Lenin en Trotski zijn vitale hulpmiddelen om de lessen te trekken uit gebeurtenissen in het verleden en om een beter beeld te krijgen van hoe marxisten de zaken benaderen. In het kapitalisme wordt ons de geschiedenis geleerd vanuit het standpunt van de heersende klasse, de kapitalisten. De professoren die geschiedenisboeken schrijven, beweren objectief en neutraal te zijn, maar interpreteren in de meeste gevallen historische gebeurtenissen en strijdbewegingen vanuit het standpunt van het kapitalisme. Een revolutionaire partij moet een compleet andere vorming naar voor brengen: het zien van de historische gebeurtenissen vanuit het standpunt van de arbeidersklasse en met een marxistische benadering.

Ten tweede moeten leden van een revolutionaire partij deel uitmaken van de dagelijkse activiteiten en strijd van de arbeiders en jongeren rond hen, zodat ze op een directe wijze ervaring kunnen opdoen en het respect winnen van diegenen met wie ze de strijd voeren. Op deze manier kan een revolutionair een betere inschatting maken van het bewustzijn op ieder moment van de strijd. De partij is dan in een positie waar het een standpunt kan ontwikkelen over wat noodzakelijk is om de strijd vooruit te helpen.

De werkende klasse vormt geen uniforme laag. Er zijn altijd verschillen in de materiële omstandigheden, politiek begrip en de samenstelling van de klasse. Mensen komen niet altijd op hetzelfde ogenblik tot dezelfde conclusies. Een revolutionaire partij kan de verschillende stadia in het bewustzijn inschatten en een programma naar voor brengen dat een éénmakende rol speelt, dat strijd samenbrengt, de steun ervoor breder maakt en het bewustzijn verscherpt over nieuwe stappen die nodig zijn om de strijd te versterken. De partij legt uit wat de belangen van de kapitalisten zijn. Dat is immers ook geen uniforme groep, er zijn interne tegenstellingen in die klasse waardoor verdeeldheid mogelijk is. Hierbij gebruikt partij haar collectieve kennis van het verleden waardoor het de taken in bewegingen beter kan inschatten, rekening houdende met het huidige bewustzijn en de lokale tradities van de arbeidersbeweging.

Hoe belangrijk is een partij?

Het volstaat om te kijken naar een aantal lessen van revoluties die mislukt zijn om een beter begrip te hebben van de cruciale rol van een revolutionaire partij.

Spanje

In Spanje was er tussen 1931 en 1937 een belangrijke beweging van arbeiders en boeren die meermaals probeerden het kapitalisme en de restanten van het feodalisme omver te werpen. Op een bepaald ogenblik hadden de arbeiders en boeren de controle over twee derden van het land. Er waren vier belangrijke partijen: de anarchisten, de sociaaldemocratische Socialistische Partij, de Communistische Partij en de kleinere POUM. Ondanks de revolutionaire doelstellingen van de leden van deze partijen, slaagden de leiders van deze partijen er niet in om de stappen vooruit te consolideren. Ze slaagden er niet in om duidelijk te maken dat komaf moest gemaakt worden met het oude staatsapparaat als voorwaarde om tot socialisme te kunnen komen. In plaats daarvan volgden ze allemaal de lijn van de Stalinistische communistische partij, die stelden dat er twee stadia waren: eerst een periode van ontwikkeling in een kapitalistische democratie in Spanje en dan pas een tweede stadium waarbij het socialisme als alternatief naar voor kan worden geschoven. Voor hen was de opdracht niet om met de arbeidersklasse de macht te grijpen, maar wel om de macht terug te geven aan de vertegenwoordigers van het kapitalisme. Dit zorgde ervoor dat de weg voorbereid werd voor een overwinning van de fascisten van Franco tijdens de Spaanse revolutie. Daarbij werden duizenden vakbondsmilitanten en arbeiders omgebracht en werd een brutale fascistische dictatuur gevestigd die 40 jaar de macht zou behouden.

Duitsland

Na de Russische revolutie probeerde de Duitse arbeidersklasse om het kapitalisme omver te werpen in 1918. De leiders van de Duitse Sociaaldemocratische partij baseerden zich op een reformistische ideologie, ze dachten dat het kapitalisme geleidelijk kon veranderd worden, en dit leidde tot een nederlaag van de revolutie en de moord op twee belangrijke revolutionaire leiders: Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht. In 1923 zorgden de economische ineenstorting en de bezetting van het Ruhrgebied door Frankrijk voor een enorme crisis en een kans voor de arbeidersklasse om komaf te maken met het Duitse kapitalisme. Ditmaal had de Communistische Partij (CP) een belangrijke invloed binnen de arbeidersklasse, maar de CP-leiding slaagde er niet in om hen voor te bereiden op de taak van het vestigen van een ander systeem. De CP gaf geen leiding op een ogenblik dat de situatie er rijp voor was.

Minder dan 10 jaar later, tegen de achtergrond van de economische recessie tussen 1929 en 1933, was er opnieuw een kritieke situatie. De middenklasse was compleet verpauperd en de levensstandaard van de arbeiders was sterk gedaald. De heersende klasse was bang van een nieuwe revolutionaire beweging en investeerde in de Nazipartij. Toen de nazi’s 6 miljoen stemmen haalden bij de algemene verkiezingen van 1930, legden Trotski en zijn aanhangers uit dat er nood was aan een ‘eenheidsfront’ van de CP met de socialisten om de fascisten te verslaan. De politieke degeneratie van de leiding van de CP werd echter bijzonder duidelijk door de kwalificatie van de sociaaldemocraten als ‘sociaal-fascisten’ waarmee uiteraard geen eenheidsfront mogelijk was. De Communistische Internationale (Comintern) verklaarde zelfs dat de CP beter met de fascisten kon samenwerken tegen de sociaaldemocraten! De Duitse CP-leiding nam het standpunt in dat Hitler geen grotere bedreiging zou vormen dan de burgerlijke regering en dat de machtsovername door Hitler zou leiden tot een massale beweging van de arbeiders waarmee komaf zou gemaakt worden met het fascisme.

Ook de sociaaldemocratische leiders bleken niet in staat om leiding te geven. Terwijl arbeiders instinctief begonnen samen te werken in verdedigingsgroepen in de bedrijven en onder de werklozen, stelden de sociaaldemocratische leiders dat de fascisten geen echt gevaar vormden. Eén van hen, Sohiffrin, verklaarde zelfs: “Het fascisme is dood en zal nooit meer kunnen opkomen.” De leiders bleven kalm en teruggehouden. Hun falen leidde mee tot de overwinning van Hitler in 1933 en het neerslaan van de sterke arbeidersbeweging met een traditie van meer dan 75 jaar.

Lessen van Chili

De regering van de Unidad Popular (Volkseenheid) kwam in 1970 aan de macht in Chili. Deze regering werd gesteund door een sterke arbeidersbeweging. Onder de grote druk om de levensstandaard te verbeteren voor brede lagen van de bevolking, ging de regering verder dan aanvankelijk gepland haar leiding. Sleutelsectoren van de economie, zoals de kopermijnen, werden genationaliseerd, er kwam een bevriezing van de prijzen, de lonen en pensioenen stegen, er kwam een landhervorming en op school kregen alle leerlingen gratis melk. Omwille van deze maatregelen werd door de kapitalisten een staatsgreep voorbereid.

De situatie was nochtans erg gunstig om het kapitalisme volledig omver te werpen. De kapitalisten waren gedemoraliseerd en onzeker over de weg vooruit om hun belangen veilig te stellen. De middenklasse steunde de regering en de arbeidersbeweging was erg offensief en zelfzeker. Een revolutionaire partij zou opgekomen zijn voor de eisen van de arbeiders om zich te bewapenen om sterker te staan tegenover de contrarevolutionaire krachten. Zo’n partij zou ook de raden van arbeiders, boeren, soldaten en kleine middenstanders gesteund hebben en mee eraan gebouwd hebben om er de echte machtsorganen van te maken.

Maar de massa’s werden tegengehouden door de leiding van de socialistische en de communistische partijen van de regering. Deze ‘leiders’ legden nadruk op de noodzaak om binnen de kapitalistische ‘legitimiteit’ te blijven en gaven zo de ruimte aan de kapitalisten om zich te organiseren. Het leger, het gerecht, de politie en de burgerlijke media bleven onaangetast bestaan. Met als gevolg dat de kapitalisten zich dermate konden organiseren dat generaal Pinochet de macht kon grijpen en een brutale dictatuur had gevestigd. Dit leidde tot het vermoorden van veel arbeiders, socialisten en communisten.

Conclusie

Jammer genoeg kunnen nog veel andere voorbeelden gegeven worden van mislukte revoluties met tragische gevolgen: de Hongaarse Commune van 1919, de beweging van Italiaanse arbeiders in 1920, de Chinese revolutie van 1925-27, Chili in 1970-73, Portugal in 1974-76, Iran 1978-1979 … In Portugal werden 70% van de industrie en de banken genationaliseerd. Het Britse dagblad ‘The Times’ verklaarde dat het kapitalisme afgedaan had in Portugal. Maar de socialistische en communistische leiders speelden uiteindelijk een contrarevolutionaire rol door hun falen om de revolutie te vervolledigen.

Er zijn ook revoluties geweest op basis van guerrillastrijd waarbij het kapitalisme omver werd geworpen en een geplande economie werd ingevoerd. Dit was het geval in China in 1949 en in Cuba in 1959. De revolutionaire partijen die deze bewegingen leidden, begonnen niet vanuit de bedoeling om een socialistisch alternatief op te bouwen en waren eerder gebaseerd op de boeren. Ze slaagden er niet in om democratische socialistische regimes te vestigen. Marxisten omschrijven die regimes als ‘gedeformeerde arbeidersstaten’, omdat ze in staat waren om de levensstandaard spectaculair te laten stijgen op basis van een geplande economie, maar anderzijds vrij repressieve regimes zijn die niet gebaseerd zijn op arbeidersdemocratie.

De bolsjewieken

De voorbeelden hierboven staan in een schril contrast met de gebeurtenissen in Rusland in 1917. Lenin besefte dat de Russische arbeiders het dictatoriale tsaristische regime enkel konden omverwerpen door zich te organiseren en een gedisciplineerde kracht te vormen. Lenin stond voorop in de opbouw van de Bolsjewistische partij als een partij die haar leden vormde over de strijdbewegingen in het verleden, beslissingen nam door democratische discussie op alle niveaus van de partij en naar buiten trad op een eengemaakte wijze in haar campagnes en acties.

Leon Trotski schreef in zijn brochure Klasse, Partij en Leiding: 

“De bolsjewieken werden in maart 1917 gesteund door een onbelangrijke minderheid van de arbeidersklasse en bovendien was er onenigheid binnen de partij zelf. (…) Op een paar maanden tijd kon de partij, doordat ze zichzelf baseerde op de ontwikkeling van de revolutie, de meerderheid van de arbeiders overtuigen van de juistheid van haar slogans. Deze meerderheid werd georganiseerd in Sovjets en was in staat om de soldaten en boeren aan te trekken.”

Op basis van het succes van de bolsjewieken om het vertrouwen te winnen van de voorhoede van de arbeidersklasse, waren ze in staat om de arbeiders naar de overwinning te leiden met de Oktoberrevolutie. Het tsaristische staatsapparaat verdween volledig en werd vervangen door een democratische arbeidersstaat gebaseerd op een geplande economie. De arbeidersstaat degenereerde onder de politieke leiding van Stalin omwille van het isolement van Rusland (na de mislukte revoluties in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije), wat versterkt werd door de moeilijke omstandigheden veroorzaakt door de burgeroorlog en de problemen van de economische onderontwikkeling. Maar deze degeneratie doet niets af van het feit dat de bolsjewieken een succesvolle revolutie geleid hebben wat een belangrijke gebeurtenis is in de geschiedenis van de mensheid. Deze revolutie heeft het leven veranderd van miljoenen mensen en de ervaring van Rusland zorgt ervoor dat enorme lessen kunnen getrokken worden voor komende strijdbewegingen en revoluties.

De rol van de arbeidersklasse

Een analyse van de strijdbewegingen en revoluties in het verleden toont aan dat in een revolutie enkel de arbeidersklasse of werkende klasse een leidinggevende rol kan spelen onder de onderdrukte massa’s om zowel komaf te maken met het kapitalisme als om een socialistisch systeem te vestigen. Dit komt door de rol van de arbeiders in het kapitalistisch productieproces: ze worden verplicht hun arbeidskracht te verkopen om te overleven, waardoor ze gelijkaardige problemen ondervinden. Arbeiders in verschillende sectoren hebben in veel gevallen te maken met gelijkaardige arbeidsomstandigheden, eenzelfde loonniveau en soms ook eenzelfde jobonzekerheid.

De middenklasse – de “kleinburgerij” – wordt gevormd door de middengroepen in de samenleving die geen loonarbeiders zijn: de zelfstandigen, boeren, middenstanders … Ook de vrije beroepen en managers worden meestal gezien als onderdeel van de ‘middenklasse’, ook al zijn ze meestal tewerkgesteld waarbij ze een maandloon krijgen.

Naarmate de tegenstellingen in het kapitalisme scherper worden en de crisis dieper wordt, zullen de middengroepen in de samenleving in een situatie terechtkomen die dichter bij de arbeidersklasse staat waarbij veel van de problemen van de arbeiders gedeeld worden. De middenklasse zal als klasse, omwille van haar grote diversiteit en in landelijke gebieden omwille van haar verspreidheid, niet in staat zijn om onafhankelijke rol te spelen als klasse. Een laag zal de kapitalisten steunen en opkomen voor het behoud van het kapitalisme, maar een meerderheid kan gewonnen worden voor een revolutionaire beweging geleid door de arbeidersklasse en kan een belangrijke rol spelen als de arbeidersbeweging (geleid door een revolutionaire partij) een programma heeft dat steun kan verwerven onder deze lagen.

Een revolutionaire partij moet zich baseren op de arbeidersklasse – het ‘proletariaat’ – omwille van de leidinggevende rol die deze klasse speelt. Omgekeerd heeft ook de klasse een revolutionaire partij nodig om haar rol te spelen. De arbeidersklasse is minder heterogeen dan de middenklasse, maar kent ook verschillende lagen: geschoolde en ongeschoolde arbeiders, arbeiders van verschillende etnische afkomst … De heersende klasse buit deze verschillen uit, bv. door racistische vooroordelen te steunen of door verschillende loonniveaus in te stellen. Arbeiders moeten zich verenigen op een georganiseerde wijze in een revolutionaire partij om deze verdelingen te overstijgen en zich te verenigen in de strijd die noodzakelijk is om hun klassenbelangen te ontwikkelen.

Trotski stelde in zijn artikel ‘Wat nu?’: “Het proletariaat zal slechts een onafhankelijke rol spelen als het van een klasse-an-sich een politieke klasse wordt, een klasse-für-sich. Dit kan enkel door middel van een partij. De partij die een historisch orgaan is door middel waarvan de klasse klassenbewust wordt.”

Het programma van de partij

“De belangen van de klasse kunnen niet anders geformuleerd worden dan door middel van een programma, het programma kan niet anders verdedigd worden dan door middel van een partij.” (Trotski in ‘Wat nu?’)

Om gewapend te zijn voor toekomstige gebeurtenissen, moet een revolutionaire partij zich baseren op een revolutionair marxistisch programma. Dat is een geheel van opvattingen dat gebaseerd is op de eerste vier congressen van de Communistische Internationale, de stichtingsdocumenten van de Vierde Internationale en de opeengestapelde ervaring van de Trotskistische beweging sindsdien (in het bijzonder de ervaringen van International Socialist Alternative). Het programma baseert zich op ideeën en perspectieven, maar bevat ook eisen die op ieder ogenblik van de klassenstrijd verfijnd worden. Deze eisen moeten niet enkel een echo vormen van de sfeer en de bestaande eisen van de werkenden, maar moet ook rekening houden met de stappen die moeten gezet worden om het bewustzijn verder te ontwikkelen zowel op vlak van de directe taken als op vlak van de noodzaak van socialisme. Delen van het programma moeten geregeld aangepast en geactualiseerd worden, om zo beter in te spelen op de gebeurtenissen die plaatsvinden. En uiteraard moet het programma ook in de praktijk getest worden. James Cannon (één van de stichters van de trotskistische beweging in de VS in de jaren 1930) maakte in zijn brochure ‘De revolutionaire partij’ het punt dat een programma constant naar de werkenden moet gebracht worden om een betere inschatting te kunnen maken, aanpassingen te kunnen doorvoeren, in actie te kunnen omzetten en op die manier getest te worden.

Sommige partijen of organisaties hebben wat we noemen een ultralinkse benadering. Dat betekent dat ze denken dat het voldoende is om zichzelf uit te roepen als voorstanders van een revolutie en dat ze daardoor automatisch een revolutionaire partij vormen. Het komt er echter altijd op aan om de brug te maken tussen de directe eisen waarvoor werkenden en jongeren in strijd gaan en de noodzaak aan een socialistische omvorming van de maatschappij. Zonder een dergelijke benadering kan je wel revolutionair-klinkende toespraken houden, maar op beslissende ogenblikken van de strijd terugvallen op een reformistisch standpunten en er bijgevolg niet in slagen om de strijd vooruit te helpen.

Hoe wordt een revolutionaire partij opgebouwd?

Een revolutionaire partij wordt niet automatisch opgebouwd; het is een bewust proces waarbij de leden een belangrijke rol spelen. Het begint meestal met een klein aantal revolutionairen. Een kleine kracht zal niet op een eenvoudige wijze een grote invloed verwerven, de klemtoon van het werk zal dan aanvankelijk ook liggen op socialistische propaganda en het aangaan van discussies met individuen. Het werk van een grotere partij is anders, in die zin dat zo’n partij een sleutelrol kan spelen in strijdbewegingen, waardoor er meer verantwoordelijkheden zijn zowel op vlak van propaganda als op vlak van agitatie. In elk geval is een goed evenwicht nodig tussen actie en vorming. Beiden kunnen niet zonder elkaar bestaan.

Hoe kan een kleine partij een grote partij worden? Dit is afhankelijk van zowel een correcte marxistische benadering en oriëntatie enerzijds als van belangrijke gebeurtenissen in de samenleving anderzijds. Trotski schreef: “Het is duidelijk dat tijdens een revolutie, dat wil zeggen als de gebeurtenissen erg vlug ontwikkelen, een zwakke partij erg snel kan groeien tot een machtige partij op voorwaarde dat het een klaar begrip heeft van de ontwikkeling van de revolutie en beschikt over geharde kaders die niet bedwelmd raken door frasen en die niet geterroriseerd worden door vervolgingen. Maar zo’n partij moet bestaan voor een revolutie plaatsvindt, aangezien het proces om kaders te vormen een aanzienlijke tijdspanne vergt en de revolutie niet toelaat om een dergelijke tijdspanne af te wachten.” (Trotski, Klasse, Partij en Leiding).

Revolutionaire partijen kunnen opgebouwd worden door directe rekrutering van individuen en groepen arbeiders. Daarnaast kunnen revolutionaire partijen op bepaalde ogenblikken opgebouwd worden door fusies met andere organisaties als er een principieel akkoord kan bereikt worden over belangrijke elementen als perspectieven, programma, oriëntatie en strategie.

Los van de omvang van de partij, is steeds een inzet, engagement en zekere opofferingen van de leden vereist. Trotski schreef: “Je kan revolutionairen hebben die erg slim zijn of die onwetend zijn, intelligent of middelmatig. Maar je kan geen revolutionairen hebben die niet bereid zijn om hindernissen te overkomen, die niet toegewijd zijn.” (Trotski, Hoe revolutionairen gevormd worden).

Welk soort partij?

De arbeidersbeweging wordt geconfronteerd met een sterk gecentraliseerde burgerlijke staat. De organen van de burgerij – van burgerlijke partijen, gerecht, media tot de essentie van de staat als dwangmacht, in de vorm van politie en leger – hebben decennia van ervaring in het misleiden en onderdrukken van de arbeidersbeweging. Tijdens stakingen zien we wat de essentiële rol is van het gerecht (o.a. via dwangsommen tegen stakingspiketten) en de burgerlijke media (die de staking in eerste instantie in beeld brengen vanwege de “overlast” en “chaos” van de staking).

De heersende klasse heeft bij haar politici en generaals de lessen uit de strijd voor haar klassenbelangen opgeslagen. Daartegenover heeft de arbeidersklasse eveneens een leiding en een partij nodig die de lessen uit de klassenstrijd heeft geleerd. Een gecentraliseerde, maar democratisch werkende, partij.

Onder het kapitalisme, stelde Marx, zijn de heersende ideeën de ideeën van de heersende klasse. Het is in periodes van fundamentele crisis van de maatschappij dat die heersende ideologie door bredere lagen in vraag wordt gesteld. Maar gezien het gewicht van de heersende burgerlijke ideeën, in periodes die nog niet revolutionair of prerevolutionair te noemen zijn, betekent dit ook dat er gradaties zijn in de strijdbaarheid en het bewustzijn van de arbeidersklasse.

Ook op de werkvloer tijdens een staking, of als scholieren een actie in elkaar steken, zie je dat er een harde kern is die het meest actief of betrokken is, met daarrond anderen die bij dit of dat aspect van de actie willen helpen, sommigen zijn dan weer passieve sympathisanten, en anderen zijn helemaal nog niet actief betrokken. Met de LSP richten we ons in eerste instantie op de meest bewuste, actieve en strijdbare arbeiders en jongeren, wat we de “voorhoede” noemen.

Via die voorhoede willen we op termijn de brede massa’s organiseren rond hun directe belangen, die meer en meer – gezien de crisis van het huidige systeem – rechtstreeks verbonden zijn met de strijd voor een socialistische maatschappij.

Samengevat kan je op basis van het voorgaande stellen: de LSP bouwt aan een democratisch centralistische voorhoedepartij, die op termijn de basis moet leggen voor een revolutionaire massapartij.

Hieronder leggen we concreter uit wat we met deze termen bedoelen.

Democratisch centralisme

Onder leiding van Lenin baseerden de bolsjewieken in Rusland zich op het democratisch centralisme als organisatievorm. Het dook op bij de bolsjewieken en de mensjewieken tijdens de congressen die beide strekkingen van de Russische sociaaldemocratie hielden in 1905. In zijn geschriften vatte Lenin deze idee samen als “volledige vrijheid van discussie en kritiek, zolang dit de eenheid van een specifieke actie niet verstoort”. Of korter: “vrijheid van discussie, eenheid in actie”.

Dit principe is afgeleid uit de ervaring van arbeidersstrijd. Een staking is het meest efficiënt als alle arbeiders eerst in volle vrijheid de mogelijke doelstellingen en tactieken van de staking kunnen bediscussiëren, waarop op het einde van het debat de meerderheid beslist over een specifieke actie. In die actie – naar buitenuit, tegenover de bazen en de tegenstanders van de arbeidersklasse – wordt van een minderheid die mogelijk niet akkoord was, verwacht dat ze op het moment van actie de eenheid niet verstoort.

Achteraf, bij de evaluatie van het al dan niet behaalde succes van de actie, kan deze minderheid opnieuw haar ideeën naar voor brengen en mogelijk wel in staat zijn om de meerderheid van haar fouten te overtuigen.

In principe werkt een revolutionaire organisatie niet anders. LSP erkent ook het tendensrecht, waarbij een groep die niet akkoord is rond een bepaald aspect van het programma, of een specifieke tactiek, een tendens kan vormen, die op een georganiseerde manier haar zienswijze aan de rest van de partij kan voorleggen. We erkennen ook het fractierecht, in het geval dat een groep van leden een fundamenteel verschillende koers voorstelt dan de bestaande leiding van de organisatie.

Het democratisch centralisme heeft niets gemeen met de organisatorische vormen die toegepast werden door de stalinistische partijen in het Oostblok. Dat waren repressieve, bureaucratische en ondemocratische partijen. In Rusland nam de Communistische Partij onder leiding van Stalin elementen over van de organisatievorm van de oude bolsjewieken, maar het werd meer en meer een instrument in het belang van een groeiende laag van bureaucraten. Democratisch centralisme is de meest democratische organisatievorm die mogelijk is. Door deze methode te gebruiken, is er enorm veel discussie en debat in de partij, maar als het op acties aankomt, treedt de partij eensgezind en verenigd op. Dit is de meest effectieve organisatievorm.

Het democratisch centralisme betekent eerst en vooral dat alles in de partij wordt bediscussieerd wat de leden willen bespreken en dat op alle niveaus van de partij. Dit betekent niet dat de partij een discussieclub wordt waar eindeloos gepalaverd wordt. De discussies zijn immers gericht op het versterken van de doelstellingen van de partij, ze zijn belangrijk voor de politieke vorming en om tot beslissingen te komen over het programma en de activiteiten van de partij. Op nationaal vlak is het belangrijk dat er een eengemaakte partij is tegenover de goed georganiseerde en gecentraliseerde burgerlijke staat. Arbeiderseenheid in actie door middel van het bestaan van een revolutionaire partij is daarbij van cruciaal belang.

Ieder lid moet het recht hebben om zijn/haar standpunten naar voor te brengen op de lokale afdelingsvergadering. Het is belangrijk dat leden altijd proberen hun politieke vorming te versterken, zodat collectieve beslissingen kunnen genomen worden. De belangrijkste politieke opvattingen en perspectieven van de partij, naast de centrale organisatorische kwesties, worden beslist op een congres (dat meestal jaarlijks plaatsvindt) waar verkozen afgevaardigden van de afdelingen samenkomen.

Centralisme is het tweede onderdeel van het democratisch centralisme. Dit betekent dat eens de partijleden een beslissing genomen doorheen discussie in de eerste plaats, indien nodig met een meerderheid van de stemmen, alle leden geacht worden samen de beslissing uit te voeren. Als er in een bepaalde stad vijf, twintig of meer revolutionairen wonen, is het uiteraard efficiënter om als groep tussen te komen in plaats van als individu.

Ieder lid moet tijdens de discussies het recht hebben om in te gaan tegen standpunten van de partij, maar eens een beslissing genomen is, moet dat lid naar buiten uit het standpunt van de partij verdedigen. Dit neemt uiteraard niet weg dat deze leden ook nadien op partijbijeenkomsten kunnen opkomen voor hun afwijkende standpunten met het oog op het wijzigen van de standpunten van de partij. Indien nodig kan daartoe een tendens of een fractie binnen de partij opgezet worden.

Op bepaalde ogenblikken zal de partij een grotere nadruk leggen op de noodzaak van discussie en debat. Op andere ogenblikken zal actie belangrijker zijn. Dit hangt af van de concrete situatie. Het democratisch centralisme is geen rigide formule, het moet op een flexibele wijze toegepast worden naargelang het stadium van de ontwikkeling van de partij, maar ook de legale context (dictatuur, politiestaat, burgerlijke democratie …) waarin de partij functioneert. Dit zal mee afhangen van factoren als de omvang van de partij, de ervaring die aanwezig is in de partij, de politieke situatie en de tradities van de arbeidersbeweging.

Democratie en centralisme zijn dus niet elkaars tegengestelden, wat hopeloze formalisten zouden kunnen denken, maar een noodzakelijke aanvulling op elkaar. “Democratisch centralisme” is geen “schema” dat uit de lucht komt vallen. Het idee zelf is echter afgeleid van de materiële condities waarin we werken, van de ervaring van arbeidersstrijd, en de voorwaarden die nodig zijn om socialisme te bereiken en te handhaven.

Partijleiding

In zijn brochure ‘Klasse, partij en leiding’ legt Trotski het verband uit tussen de drie lagen die voorkomen in de titel van zijn brochure. Hij stelde dat werkende klasse de leiding heeft, en op haar beurt geleid wordt door de partij, die op haar beurt geleid wordt door de leiding. Trotski voegde eraan toe dat de partijleden en de leiding getest worden en groeien doorheen discussies en gebeurtenissen, om zo het best mogelijke instrument te creëren voor de arbeidersklasse om de samenleving te kunnen veranderen.

Enerzijds heeft een revolutionaire partij op alle niveaus van haar structuur een leiding nodig die in staat is om een politieke en organisatorische richting te geven aan de werking van de partij. Basismilitanten die lokaal actief zijn hebben niet altijd voldoende informatie of tijd om een volledig beeld te hebben over de politieke situatie op regionaal, nationaal of internationaal vlak. Ze verkiezen diegenen van wie ze denken dat ze politiek en organisatorisch het best in staat zijn om leiding te geven op basis van een bredere kijk.

Anderzijds is een goede leiding van een revolutionaire partij afhankelijk van het bestaan van een politiek geschoolde en kritische basis, omdat een dergelijke basis het best in staat is om een stevige leiding te selecteren en indien nodig de leiding te vervangen. Zelfs de beste leiders zijn afhankelijk van de basis in hun partij. Zonder de kritiek van de basis, kunnen leidinggevende organen toegeven aan de druk van reformisme, ultralinkse standpunten innemen of conservatisme vertonen waardoor de volledige partij op een verkeerd spoor wordt gezet. Alle verkozen leiders moeten volledige verantwoording verschuldigd zijn aan diegenen die hen verkozen hebben en ook permanent afzetbaar zijn.

Tussen de vergaderingen in moeten leidinggevende organen beslissingen nemen die het werk van de partij vooruitstuwen, zodat de leden vertrouwen kunnen hebben in de mogelijkheden van hun leiders om tot correcte beslissingen te komen. Dit kan enkel door steeds opnieuw de leiding te testen doorheen gebeurtenissen en discussies. De ervaring van oudere kaders is essentieel om af en toe bij te sturen, maar het is tegelijk essentieel dat de leiding geregeld vernieuwd wordt, zodat deze niet vastgeroest raakt.

Zoals eerder gezegd zijn democratie en centralisme twee delen van dezelfde eenheid. Zonder een democratische cultuur kan centralisme onmogelijk inspelen op de levende realiteit en treedt er roest en stilstand in. Anderzijds wordt democratie, zonder centralisme, een hol woord. Het wordt onmogelijk om met tot eengemaakte actie te komen en dus de democratie uit te voeren. Wanneer een verkozen leiding haar taak niet doet om politieke en praktische lessen te veralgemenen en initiatieven te nemen waar nodig, kunnen leden ook de collectieve ervaring niet delen en dus ook niet veralgemenen en toepassen. ISA is de voorzetting van de meerderheid van het CWI in 2019. Na een periode waarin de voormalige internationale leiding van het CWI een gebrek aan centralisme en politiek initiatief aan de dag legde werd ze uiteindelijk ingehaald door de realiteit: verschillende nationale secties hadden hun eigen initiatieven ontwikkeld om aan de uitdaging van de periode te beantwoorden. Toen ze haar gebrek aan democratisch centralisme probeerde recht te trekken verviel ze in bureaucratisch centralisme: zonder politieke basis probeerde zich enkel op vroeger opgebouwde autoriteit te baseren om haar leiding te behouden.

Men zou soms kunnen zeggen dat er niets zo conservatiefs is als een revolutionair. Daarmee wordt bedoeld dat die revolutionairen die reeds lang meedraaien de neiging hebben zich vast te klampen aan oude zekerheden, diepwatervrees hebben voor wat nieuw is, denken dat ze het allemaal wel al gezien hebben, aanzetten tot voorzichtigheid op een ogenblik dat het erop aankomt stoutmoedig te zijn, etc.

Terwijl de leden kritisch moeten zijn, stelde Trotski ook dat: “De vorming van leden komt in het bijzonder tot uitdrukking in het feit dat een lid niet meer eist van de partij dan wat deze kan bieden … Het is natuurlijk noodzakelijk om in te gaan tegen iedere fout van de leiding, iedere onrechtvaardigheid … Maar het is nodig om deze fouten in te schatten, niet door ze als afzonderlijk gegeven te zien, maar in verhouding tot de algemene ontwikkeling van de partij zowel op nationaal als internationaal vlak. Een correcte inschatting en een gevoel voor proportie zijn erg belangrijk.”

Leidinggevende kameraden mogen geen financiële privileges hebben bovenop de noodzakelijke uitgaven. De leiding en publieke vertegenwoordigers van de partij mogen niet meer verdienen dan het gemiddeld loon van een geschoolde arbeider. Leidinggevende leden moeten het voorbeeld geven voor alle leden door aan te tonen dat ze zelf bereid zijn om opofferingen te maken op vlak van tijd en geld dat besteed wordt aan de partij. Je kan geen lid vragen om een grotere inspanning te doen dan de inspanningen die je zelf bereid bent te maken.

Een aantal van de maatregelen om de democratie te vrijwaren in een revolutionaire partij zullen ook toegepast worden op de verkozen vertegenwoordigers van een socialistische samenleving na een succesvolle revolutie. Voor de Russische revolutie had Lenin een aantal centrale voorwaarden naar voor gebracht om de ontwikkeling van een bureaucratie te vermijden. Hij baseerde zich hiervoor op de ervaring van de Commune van Parijs. Belangrijke elementen hierbij waren: vrije en democratische verkiezingen van alle vertegenwoordigers die steeds volledige verantwoording verschuldigd zijn aan diegenen die hen verkozen hebben; permanente afzetbaarheid; vertegenwoordigers mogen niet meer verdienen dan een gemiddeld arbeidersloon; een rotatie van de mensen die administratieve functies uitoefenen.

Internationalisme en wat na de revolutie?

Hoewel het kapitalisme gebaseerd is op nationale staten, is de kapitalistische economie onderling verbonden met de rest van de wereld. Geen enkele socialistische staat kan gedurende een lange periode overleven of de problemen overkomen, als het geïsoleerd blijft. Socialisme is noodzakelijk op internationaal vlak, wat betekent dat een revolutionaire partij ook internationaal moet georganiseerd zijn. Dit biedt de mogelijkheid om een completere analyse te kunnen maken van de wereldgebeurtenissen doorheen discussie met zusterpartijen waarmee ook de lessen van de partij-opbouw worden gedeeld. Dit kan ertoe leiden dat potentieel fatale fouten worden vermeden in individuele landen.

De rol van een internationale revolutionaire partij zal bijzonder duidelijk worden na een succesvolle revolutie. Zo’n internationale partij zal dan immers wereldwijd de steun voor de revolutie organiseren en ervoor zorgen dat de revolutie sneller kan ontwikkelen in andere landen. De rol van een revolutionaire partij zal ook niet uitgespeeld zijn na een succesvolle revolutie. De partij zou de arbeiders moeten bewapenen met haar ervaring en kennis om te vermijden dat contrarevolutionaire activiteiten van een kleine minderheid in de samenleving een grote impact kunnen krijgen. De partij zou er ook op toezien dat de nieuwe socialistische samenleving een gezonde ontwikkeling kent met volledig democratische arbeiderscontrole en arbeidersbeheer van de productie en de diensten op basis van een geplande economie. Net zoals een kersverse moeder erop toeziet dat haar pasgeboren kind kan ontwikkelen, zal de revolutionaire partij ook de nieuwe samenleving begeleiden na een succesvolle revolutie. Uiteraard zal het niet mogelijk zijn om onmiddellijk komaf te maken met alle problemen die de afgelopen eeuwen veroorzaakt zijn, maar het zal wel mogelijk zijn om snel te komen tot een samenleving met een betere levensstandaard voor iedere mens, een samenleving waar het milieu kan beschermd worden en waar de individuele talenten van iedereen vollediger tot uiting kunnen komen en bijdragen tot de ontwikkeling van de samenleving tot een nooit gezien niveau

Delen:
Printen:
Voorpagina van De Linkse Socialist