Sinds de vroege ochtend van zaterdag 15 april voeren de chefs van de Soedanese strijdkrachten en de milities van de Snelle Strijdkrachten (RSF) een open oorlog met elkaar. De bevolking van Soedan zit gevangen in het kruisvuur van een broederstrijd om de macht tussen de twee gewelddadigste vleugels van de contrarevolutie.
Door Serge Jordan (geschreven op 20 april)
Doodsbange inwoners zitten vast in hun huizen in de hoofdstad Khartoem, waar al vijf dagen lang een stadsoorlog en luchtaanvallen woeden. Volgens het Centraal Comité van Soedanese artsen zijn er sinds het begin van de gevechten bijna 200 burgers gedood en vele honderden gewond geraakt. Dit is zeker een ernstige onderschatting, want veel lichamen liggen onopgehaald op straat. Een internationaal bemiddeld staakt-het-vuren op dinsdag stortte binnen enkele uren in.
We konden kort spreken met Ahmed, een ISA-sympathisant die in Omdurman woont, de zusterstad van Khartoem aan de overkant van de Nijl. Hij beschrijft: “De situatie is erg slecht. Het lijkt erop dat de gevechten nog lang zullen duren. Alleen al in mijn gebied zijn twee ziekenhuizen buiten gebruik. De medische en voedselvoorraden raken op en we kunnen onze huizen niet uit. De situatie in de wijken rond de legerposities en rond de strategische plaatsen in Khartoem is nog erger. Zij hebben voor de vierde dag op rij geen elektriciteit of water.”
Berichten over zware plunderingen, verkrachtingen en mensen die hun verwoeste huizen ontvluchten zijn er in overvloed, nu alle verschrikkingen van de oorlog het hart van de hoofdstad hebben bereikt. Hoewel de eerste confrontaties in Khartoem uitbraken, hebben ze zich snel over meerdere delen van het land verspreid.
Wie vecht er?
Nog niet zo lang geleden waren de leider van de RSF, krijgsheer Mohamed Hamdan Dagalo (ook bekend als “Hemedti”), en de commandant van het Soedanese leger, generaal Abdel Fattah al-Burhan, contrarevolutionaire medestanders. De laatste werd hoofd van de Militaire Raad en de eerste zijn plaatsvervanger nadat de oude dictator Omar al-Bashir na een massale revolutionaire opstand in april 2019 door de generaals was afgezet.
De twee mannen waren de bedenkers van het bloedbad onder revolutionaire betogers tijdens een sit-in voor het hoofdkwartier van het leger in Khartoem in juni van datzelfde jaar. Zij orkestreerden de militaire staatsgreep van oktober 2021, die een einde maakte aan het kader voor “machtsdeling” dat de militaire junta twee jaar lang een civiel gezicht had gegeven. Maar de ongemakkelijke alliantie tussen de RSF-militie en de generaals is sindsdien volledig verzuurd.
In werkelijkheid was het conflict tussen deze krachten al vele jaren aan de gang. De RSF is een paramilitaire uitloper van de beruchte Janjaweed, bestaande uit Arabische stammen die begin jaren 2000 door het regime van al-Bashir werden gebruikt en bewapend om een genocide-oorlog te voeren tegen de bevolking van West-Darfoer. Zij werden in 2013 opgenomen in de RSF als een soort “tweede colonne” ter verdediging van het regime, deels als tegenwicht tegen de macht van het leger.
De RSF werd versterkt en gefinancierd door de Europese Unie als meedogenloze “grenswachters” om de toestroom van migranten uit Soedan tegen te houden, en door de Golfstaten als huurlingen in de oorlog tegen de Houthi’s in Jemen. Hemedti en zijn kliek zijn erin geslaagd internationale invloed op te bouwen en zich daarbij enorm te verrijken. Hun zakelijke belangen groeiden mee met hun ambities.
Na de revolutie en de val van al-Bashir werd de RSF sterker, en daarmee ook de rivaliteit tussen de twee strijdkrachten en hun respectieve invloedssferen – ondanks hun gezamenlijke inspanningen om de revolutionaire aspiraties van de massa’s de kop in te drukken. Zowel Hemedti (nu een van de rijkste mannen van het land) als de militaire top hebben hun handen vol aan verschillende sectoren van de formele en informele economie, in het bijzonder de zeer lucratieve export van goud.
De militaire staatsgreep van 20 oktober 2021 maakte geen bloedig einde aan de revolutie, zoals beiden hadden verwacht, maar bracht een duurzaam proces van wijdverbreid volksverzet op gang, waarbij in het hele land massale stakingen, betogingen en wegblokkades uitbraken. Dit versnelde de machtsstrijd tussen de RSF en de legerleiding. Terwijl hij de repressie opvoerde, plaatste al-Burhan ook militairen, islamisten van de Nationale Congrespartij van al-Bashir en andere loyalisten van het oude regime op verschillende overheidsposten, om hen uit te spelen tegen de toenemende invloed van Hemedti’s RSF.
Vanaf midden 2022, toen het land verder wegzakte in een crisis, begon Hemedti te zeggen dat de staatsgreep (die hij eerder had geprezen als een ‘corrigerende actie’) het land slechter had gemaakt, en dat deze de deur had opengezet voor de terugkeer van aanhangers van het vroegere regime. Deze massamoordenaar begon zich opnieuw te profileren als voorstander van democratie en burgerbestuur, en riep het leger op “terug te keren naar de kazernes”. De afgelopen weken escaleerden de spanningen over de toepassing van een door de VN gesteunde “kaderovereenkomst” die afgelopen december werd ondertekend en waarmee beide partijen elkaars macht wilden beteugelen, en over de poging van al-Burhan om de RSF in de strijdkrachten op te nemen.
Nu zijn de wapens ook letterlijk boven gehaald. Hemedti pleitte maandag op Twitter bij de imperialistische mogendheden voor steun en noemde al-Burhan “een radicale islamist die vanuit de lucht burgers bombardeert”, terwijl al-Burhan openlijk opriep tot ontbinding van de RSF. Gezien de vuurkracht en de numerieke kracht van beide kampen en het complexe web van concurrerende belangen (elk kamp wordt gesteund door een groot aantal regionale en internationale spelers) zou een langdurig conflict in het verschiet kunnen liggen, waarbij zelfs regionale troepen in de strijd kunnen betrokken geraken.
Revolutie verraden
Alle belangrijke wereldmachten hebben het aanhoudende geweld snel veroordeeld. Maar dit zijn dezelfde mogendheden die voortdurend hebben samengewerkt met de strijdende generaals en krijgsheren, hen hebben gesust en hen een plaats hebben gegeven aan hun zogenaamde “democratische” tafel, terwijl hun troepen bezig waren de Soedanese bevolking op straat af te slachten. Eens te meer is de retoriek van de regering-Biden over “steun aan de democratie” ontmaskerd.
De meerderheid van de werkende en arme bevolking van Soedan verdedigde de slogan “Geen onderhandelingen, geen partnerschap, geen legitimiteit” van hun buurtcomités. Elk akkoord met de militaire junta werd steeds afgewezen door de bevolking. De kaderovereenkomst tussen de generaals van het leger en de overkoepelende groep van politieke krachten genaamd “Forces of Freedom and Change” (FFC), en gesteund door de Europese Unie en door de ‘QUAD voor Soedan’ (namelijk Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk), was niets anders dan een zoveelste poging om de maskerade van een “democratische overgang” weer op te voeren. Dit gebeurt steevast om de positie veilig te stellen van de onderdrukkende en corrupte contrarevolutionaire figuren die de economische, politieke en militaire macht in handen hebben. Zij hebben sinds hun staatsgreep van oktober 2021 ten minste 125 betogers gedood en vele anderen gemarteld. Dit akkoord leidde eerder dit jaar juist daarom tot een nieuwe golf van protesten in heel Soedan.
Het is overduidelijk dat de bevolking geen van de grootmachten of regionale kapitalistische machten kan vertrouwen om tot een oplossing te komen. Sterker nog, zij zijn er op vele manieren verantwoordelijk voor dat zij deze crisis hebben aangewakkerd. De massa’s in Soedan kunnen evenmin vertrouwen hebben in een van de formele “oppositiepartijen”, die allemaal op een bepaald moment, in meer of mindere mate, hun eisen om rechtvaardigheid en hun revolutionaire aspiraties hebben verraden om de strijd op het spoor van een slecht akkoord met de contrarevolutie te zetten.
De duizenden verzetscomités die de afgelopen jaren overal in het land zijn ontstaan, hebben steeds geweigerd deel te nemen aan dergelijke afspraken met de militaire en paramilitaire strijdkrachten. Ahmed legt uit dat deze comités nu op heldhaftige wijze mensen helpen om toegang te hebben tot voedsel en medische hulp, onder meer door coördinatie met plaatselijke winkels en apotheken.
Dit is essentieel, maar er is meer nodig: een actieplan om systematisch de collectieve zelfverdediging van de bevolking in elke wijk te organiseren, aangezien het schrikbeeld van nieuwe moorden en andere wreedheden groot is. Uiteindelijk is de heropleving van de Soedanese revolutie, gebaseerd op de versterking en coördinatie van haar eigen strijdorganen tegen alle reactionaire en plunderende gewapende groeperingen, en georganiseerd rond een socialistisch programma dat erop gericht is deze misdadigers te neutraliseren en te onteigenen, de enige manier om een einde te maken aan dit bloedvergieten en aan de ellende die het Soedanese volk ervaart.