Tunesië. Neen aan het racistische beleid van president Saïed!

Gezamenlijke verklaring van Tayaar al’Amael al’Qaaedi en Militant-CI (ISA-groepen in Tunesië en Ivoorkust)

Op 21 februari stak de Tunesische president Kaïs Saïed in het openbaar een racistische tirade af tegen Afrikaanse mensen die van het zuiden van de Sahara komen. Hij riep op tot “dringende maatregelen” tegen hen en beschreef hen als een bron van “geweld, misdaad en onaanvaardbare daden.” Hij stelde dat “hordes” [‘jahafil’ in het Arabisch, een term voor sprinkhanen] migranten de “Arabische en islamitische identiteit” van Tunesië en het demografische evenwicht van het land bedreigen. Dit is een afspiegeling van de samenzweringstheorie van de ‘omvolking’ die door extreemrechtse krachten in Europa en Noord-Amerika wordt gebruikt om niet-witte mensen aan te vallen en te discrimineren. Onverwacht kreeg Saïed onmiddellijk bijval uit extreemrechtse kringen, die hem prezen als bondgenoot in hun campagne tegen migratie, zoals de Franse racistische demagoog Eric Zemmour.

Volgens officiële cijfers zijn er ongeveer 21.000 Afrikanen van ten zuiden van de Sahara in Tunesië, voornamelijk uit West-Afrikaanse landen als Ivoorkust, Mali, Kameroen en Guinee (hoewel dit zeker een onderschatting is). Sommigen zijn migranten zonder papieren, die vaak overleven door informeel te werken in uiterst precaire omstandigheden. Vanwege de nabijheid van de Italiaanse kust is Tunesië een belangrijke doorgangsroute voor degenen die genoeg geld proberen te verzamelen om de gevaarlijke reis naar ‘Fort Europa’ te riskeren. Maar er zijn ook veel Afrikanen uit subsahara-landen met een studentenvisum aan Tunesische universiteiten en met andere legale vergunningen.

De opruiende toespraak van de president heeft een aanzienlijke racistische reactie tegen hen allen uitgelokt – en ook tegen zwarte en donkerder Tunesiërs, die meestal afkomstig zijn uit de arme zuidelijke en binnenlandse regio’s en al lang worden gediscrimineerd. Reeds enkele weken voor de presidentiële verklaring had een golf van arrestaties door de politie en willekeurige aanhoudingen van mensen uit subsaharaans Afrika plaatsgevonden. De Unie van Ivorianen in Tunesië toonde aan dat tussen 10 en 15 februari ongeveer 300 mensen, vooral Ivorianen, door de politie werden opgepakt.

Sindsdien is de situatie echter verslechterd. In het hele land heeft zich een golf van gewelddadige aanvallen voorgedaan (vaak met de stilzwijgende goedkeuring, zo niet met de actieve betrokkenheid van de staatstroepen), waaronder verkrachtingen, steekpartijen bij daglicht en een moord op een zwarte Afrikaan in de centraal-oostelijke stad Sfax. Volgens Advocaten zonder Grenzen zijn sinds de toespraak van Saïed ongeveer 800 Afrikanen uit subsaharaans Afrika gearresteerd, waaronder enkele studenten met perfect legale verblijfsdocumenten. Hele gezinnen, waaronder jonge kinderen en zwangere vrouwen, zijn op straat gezet en uit hun huurhuis gezet of ze verloren hun job. Veel verhuurders en bazen scharen zich achter het nieuwe beleid en willen geen boetes of gevangenisstraffen riskeren voor het in dienst nemen of verhuren aan mensen afkomstig van subsharaans Afrika. Veel van deze uitgezette mensen leven nu op straat in Tunesië, nog meer blootgesteld aan fysieke aanvallen of intimidatie door de politie. Degenen die nog een dak boven hun hoofd hebben, leven onder voortdurende angst en een zelf opgelegde avondklok.

Honderden migranten uit subsaharaans Afrika zijn de afgelopen weken het land ontvlucht en nog veel meer hebben zich bij hun ambassades gemeld voor repatriëring. Vorige week verdronken veertien mensen in de Middellandse Zee, nu steeds meer van hen proberen het land met alle middelen te verlaten. De Tunesische kustwacht zei dat haar personeel in de nacht van woensdag op donderdag 435 migranten had gered, bijna allemaal afkomstig uit landen ten zuiden van de Sahara.

Zondebokken en verdeeldheid

De Tunesische economie bevindt zich in een ernstige crisis: de overheid staat op de rand van het faillissement, werknemers in de publieke sector worden regelmatig geconfronteerd met achterstallige loonbetalingen, de inflatie grenst aan 10%, de werkloosheid treft meer dan een kwart van de jongeren, de overheidsdiensten vallen uit en de tekorten aan essentiële goederen zoals suiker, koffie en melk nemen toe. Terwijl het regime van Kaïs Saïed steeds meer macht naar zich toetrekt en het hardhandig optreden tegen dissidenten uitbreidt, heeft het niets gedaan om deze problemen aan te pakken en is zijn populisme zo leeg gebleken als een opgedroogde put. Het is niet verwonderlijk dat de populariteit van Saïed is ingestort. Dit was duidelijk te zien tijdens de recente parlementsverkiezingen, die een historisch lage opkomst kenden, namelijk 8,8% en 11% voor respectievelijk de eerste en tweede ronde – ver verwijderd van de verpletterende overwinning van dezelfde Saïed in oktober 2019.

Nu zijn regering wanhopig op zoek is naar nieuwe leningen van het Internationaal Monetair Fonds die massale besparingen met zich meebrengen (snijden in voedselsubsidies, verdere privatisering van staatsbezittingen, besparen op overheidsuitgaven …) botst hij steeds meer op woede van de werkende klasse. Dit heeft de leiding van de vakbond UGTT (Algemene Unie van Tunesische Arbeiders) gedwongen om van een aanvankelijke kritische ondersteuning van het regime over te gaan naar een meer openlijke confrontatie, vooral nadat Saïed vorige maand de arrestatie van de algemeen secretaris van de vakbond van wegwerkers en de uitwijzing van een Europese topman van de vakbond had bevolen wegens “inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van Tunesië.”

De racistische retoriek van Saïed kan niet los worden gezien van deze bredere context: het is een regelrechte poging om een kwetsbaar segment van de bevolking tot zondebok te maken voor het falen van zijn eigen regime, en om de aandacht van werkende en arme mensen af te leiden van zijn rol als “hoofdarchitect” van de huidige sociale, economische en politieke catastrofe die het land doormaakt. Het is hypocriet dat een regering die samenspant met rijke buitenlandse schuldeisers en roofzuchtige instellingen om het land op droog zaad te zetten, tegelijk uithaalt naar arme mensen afkomstig van subsaharaans Afrika. Dit terwijl de president voortdurend het excuus van “buitenlandse complotten” gebruikt om tegenstanders te neutraliseren. Deze retoriek is duidelijk in tegenspraak met Saïdes eigen “pan-Afrikaanse” retoriek die hij bij andere gelegenheden hanteerde, zoals tijdens de top tussen de Europese Unie en de Afrikaanse Unie in februari 2022. Daar beweerde hij dat “Afrika aan de Afrikanen toebehoort.” Deze zig-zags tonen aan dat het door crisis geteisterde regime van Saïed wankelt als een dronken man zonder consistente beleidsdoelstellingen, en leunt op alles wat het kan vinden om zijn belangen van het moment te behartigen.

De stortvloed van racistisch geweld die door het staatshoofd wordt aangemoedigd, zal niets veranderen aan de neerwaartse spiraal van de levens- en arbeidsomstandigheden van de massa’s, noch aan het nijpende gebrek aan werk voor jongeren. Het tegendeel is het geval. Racisme is een instrument dat de solidariteit van de arbeidersklasse breekt en waarvan alleen de machtigen en de bezittende klasse kunnen profiteren. Door ons langs raciale lijnen te verdelen, verzwakt het racistische gif ons verzet tegen onze echte vijanden: de werkgevers en huisbazen die profiteren van migranten zonder papieren om hun winsten op te drijven, de regering die onze rechten met voeten treedt, en de imperialistische instellingen die voluit besparingen opleggen ondanks het feit dat dit beleid herhaaldelijk heeft gefaald en alleen maar meer werkloosheid, honger en ongelijkheid heeft opgeleverd.

Hypocriete reacties

Vandaag veinzen deze instellingen, zoals het IMF en de Wereldbank, verontwaardiging over de racistische verklaringen van de Tunesische president. Maar hun beleid, dat op grote schaal sociale verwoesting zaait, zowel in Tunesië als op het hele continent, maakt integraal deel uit van de cocktail van redenen die veen mensen uit subsaharaans Afrika ertoe dwingen elders een beter leven te zoeken. In Tunesië is dit hetzelfde beleid dat door de organisatie van tekorten de basis legt voor extreemrechtse ideeën en partijen, zoals de ‘Tunesische Nationalistische Partij’ waarvan de belangrijkste standpunten neerkomen op een complot om de bevolking van Noord-Afrika “zwart te maken” en te “koloniseren” door het werk van Tunesiërs af te pakken. De Nationalistische Partij voert een steeds luidere campagne om migranten zonder papieren het land uit te zetten. Sommige kopstukken van de partij verschenen de afgelopen maanden meermaals in het gezelschap van regeringsfunctionarissen.

Westerse ambassades en regeringen stelden zich over het algemeen terughoudend op ten aanzien van de racistische escalatie door het regime van Saïed. Dat is niet erg verrassend. De Europese Unie heeft lange tijd vertrouwd op Noord-Afrikaanse staten als buffer tegen migratie uit Sub-Sahara Afrika, en is daarom bereid de andere kant op te kijken – zoals ze de andere kant opkijken wanneer Marokkaanse grenswachten tientallen Afrikaanse migranten afslachten die de grens van Melilla probeerden over te steken, zoals vorig jaar gebeurde, of wanneer duizenden van hen in Libië routinematig worden gemarteld of tot slaaf gemaakt door brute milities. De Europese regeringen passen immers een soortgelijke racistische behandeling toe ten aanzien van ‘hun eigen’ vluchtelingen en gemeenschappen met een migratie-achtergrond. In Europa worden Tunesiërs zelf regelmatig racistisch gediscrimineerd, een fenomeen dat Saïed met zijn rechtse uitspraken mede legitimeert.

Het gaat echter verder dan het louter wegzien van de racistische repressie in Tunesië. Deze is immers nauw verbonden met en geïnspireerd door het Europees beleid van “externalisering” van de migratiecontrole. Met name Italië heeft daartoe opeenvolgende Tunesische regeringen grote financiële steun verleend. Alleen al tussen 2011 en 2022 heeft de Italiaanse staat Tunesië meer dan 47 miljoen euro toegekend voor grenscontrole, waarvan een groot deel is besteed aan het sturen van boten naar de Tunesische kustwacht.

De extreemrechtse regering van Giorgia Meloni die in oktober vorig jaar in Italië aan de macht kwam, heeft deze samenwerking versterkt. Op 27 februari feliciteerde de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Antonio Tajani Saïed met zijn racistische actie. “De Italiaanse regering loopt voorop bij het ondersteunen van Tunesië bij de grenscontrole,” verklaarde hij. Twee dagen later had Meloni zelf een hartelijk gesprek met de Tunesische premier Najla Bouden, waarin zij bevestigde dat Italië “bereid is Tunesië financieel te blijven steunen, ook samen met de Europese Unie, door ook steun te verlenen aan internationale financiële instellingen.” Sindsdien heeft voorzitster Ursula von der Leyen van de Europese Commissie het Italiaanse migratiebeleid nadrukkelijk geprezen en meer steun toegezegd voor “migratiebeheerscapaciteiten” in Noord-Afrika – duidelijke aanwijzingen dat het racistische optreden van Kaïs Saïed geen anomalie is, maar past in een systematisch patroon van beleid dat door de Europese heersende klasse wordt gesteund.

Ondertussen probeert de regering in Ivoorkust deze crisis uit te buiten om zich voor te doen als ‘bekwame leiders’. Er is buitensporige aandacht voor de repatriëring van Ivorianen en regeringsverantwoordelijken brengen regelmatige gemediatiseerde bezoeken aan de centra waar deze mensen worden opgevangen. Zonder in te gaan op de redenen waarom deze mensen toevlucht zochten in Tunesië, werpt de regering van Ivoorkust zich op als de redder die “al het mogelijke doet opdat onze landgenoten kunnen terugkeren naar hun land.” Het Ministerie van Jeugdzaken beweerde dat het zorg draagt voor de geleidelijke professionele integratie van deze mensen, met een bedrag van 160.000 CFA-frank voor elk van hen. Natuurlijk staan wij volledig achter een waardige compensatie en overheidssteun voor al wie gerepatrieerd wordt – vooral omdat 80% van hen afkomstig is van het platteland waar zij al hun bezittingen hebben verkocht. Het is echter ironisch dat de regering plotseling in staat lijkt om werk te vinden voor mensen die aanvankelijk gedwongen waren Ivoorkust te verlaten omdat ze er geen hadden.

Bovendien gaan er nu stemmen op om Tunesiërs die in Ivoorkust wonen op te jagen en uit te zetten. Wij verzetten ons met klem tegen elke vorm van collectieve represailles tegen mensen waarvan sommigen juist vanwege het beleid van Saïed Tunesië zijn ontvlucht. De werkende massa’s en de armen van Ivoorkust hebben niets te winnen bij een beleid van “nationale voorkeur”, waarvoor zij in het verleden al een zware prijs hebben betaald.

Ook in Senegal, Mali en andere Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara zijn boycotcampagnes tegen Tunesische producten gestart. De woordvoerder van de Guinese handelaren kondigde op 2 maart de opschorting van de invoer van Tunesische goederen aan. Op de sociale media worden “zwarte lijsten” van Tunesische producten zoals couscous, dadels en olijfolie gedeeld. Hoewel veel mensen dergelijke consumentenboycots misschien steunen uit een oprecht gevoel dat er iets moet worden gedaan tegen het racistische optreden van de Tunesische staat, bereiken ze in de praktijk weinig. Ze kunnen het Tunesische regime zelfs ongewild een argument geven om de nationalistische gevoelens verder aan te wakkeren, en binnen de bedrijven die het doelwit zijn, zullen de gevolgen van de annulering van orders eerder op de schouders van de werknemers dan op die van de bazen terechtkomen.

Wie aan één van ons raakt, treft ons allen. Samen in actie tegen racisme en armoede

Het is positief dat er op de recente golf van racisme ook werd gereageerd met elementen van solidariteit en protest. Eind februari was er een betoging van enkele duizenden in Tunis met vooral jongeren die op straat kwamen. Ze riepen slogans als “Geen angst, geen terreur, de straat is van het volk”, “Het volk wil sociale rechtvaardigheid” en “Solidariteit met alle migranten zonder papieren”. Op sociale media zijn er crowdfundingcampagnes gestart om migranten te ondersteunen met huisvesting, voedsel, medicijnen enz. Tijdens vakbondsbetogingen tegen de recente aanvallen van de regering op de UGTT en op het stakingsrecht, spraken veel werkenden hun afschuw uit over de racistische razernij. Ze beseffen het nauwe verband tussen de twee.

De publieke verontwaardiging speelde een rol in de aankondiging van “nieuwe maatregelen” op 5 maart, waarmee de Tunesische autoriteiten op het eerste gezicht een soort ommekeer suggereren. Zo zouden studenten uit zogenaamde ‘Afrikaanse broederlanden’ een verblijfsvergunning van een jaar krijgen, worden verblijfsvergunningen van drie tot zes maanden verlengd en komt er meer gezondheidszorg en sociale bijstand voor migranten. De aankondigingen zijn vooral bedoeld om kritiek te stoppen, er is echter geen garantie dat deze maatregelen in de praktijk zullen worden uitgevoerd. Op het terrein gaan de racistische aanvallen en intimidaties door staatstroepen gewoon door.

Het protest dat tot hiertoe plaatsvond, is slechts een kleine uiting van de woede in de samenleving. Ongetwijfeld zijn veel mensen bang om op dit moment openlijk te protesteren, vanwege het klimaat van angst en repressie dat het regime probeert in te boezemen. Met haar grote netwerk van leden en aanhangers over de hele lengte van het land, moet de UGTT haar volle gewicht in de strijd tegen de racistische escalatie gooien.  De vakbond moet een van de meest gemarginaliseerde, armste en meest blootgestelde delen van onze klasse steunen en helpen organiseren. Dit moet gekoppeld worden aan een serieus en goed voorbereid plan voor massamobilisatie dat ook gericht is tegen de neoliberale economische agenda van het regime van Saïd, en tegen zijn meedogenloze autocratische kruistocht tegen democratische en sociale rechten.

Leden van ISA in Tunesië en Ivoorkust zijn solidair met alle slachtoffers van het door de Tunesische staat gesteunde geweld tegen subsaharaanse Afrikanen en zwarte Tunesiërs. De heropleving van groeperingen voor de rechten van zwarten en van eisen hiervoor na de revolutie van 2011 was een progressief aspect, een uitbarsting van een lang onderdrukte kwestie. De racistische demagogie van Saïed weerspiegelt net als alle andere aspecten van zijn agenda de contrarevolutie. Het moet dan ook bewust, energiek en dringend worden bestreden.

We roepen alle vakbonden, gemeenschaps- en studentenorganisaties, migrantenrechtengroeperingen en jongeren op tot gezamenlijke actie – op straat, in de scholen en op de werkplek – tegen racisme en alle vormen van verdeeldheid, tegen politie-invallen gericht tegen migranten, voor de vrijlating van alle willekeurig vastgehouden personen en de regularisatie van alle mensen zonder papieren. Maar ook voor kwalitatief goede en goed betaalde jobs voor iedereen, degelijke en betaalbare huisvesting, een einde aan de besparingen, de bevrijding van alle politieke dissidenten en de verdediging van alle democratische rechten tegen het steeds reëler wordende schrikbeeld van een terugkeer naar een nieuwe dictatuur.

De kapitalistische logica werpt ons allen in een broederstrijd om de kruimels, terwijl ons leven, onze arbeid en onze natuurlijke grondstoffen worden gemonopoliseerd door een kleine groep banken, bedrijven en neokoloniale instellingen die voor zichzelf een monstrueuze hoeveelheid rijkdom opstapelen. Onder deze omstandigheden, hoe lovenswaardig en belangrijk ook, zullen zelfs de inspanningen om materiële solidariteit met migranten en vluchtelingen te organiseren op niets uitlopen, tenzij ze gecombineerd worden met een politieke strijd tegen de “fabriek van ongelijkheden” die het kapitalisme is. We moeten de collectieve controle en eigendom over de leidende sectoren van de economie zelf in handen nemen. Dat was de benadering bij de aanvankelijk opmerkelijke solidariteit die in 2011 in Tunesië ontstond met de tienduizenden Libische vluchtelingen die de oorlog en de repressie van het toenmalige Kadhafi-regime ontvluchtten.

In een dergelijke beweging verdedigt ISA een revolutionair socialistisch en internationalistisch programma – een programma dat compromisloos aan de kant van de arbeiders en de onderdrukten staat, ongeacht hun plaats van herkomst of hun huidskleur, tegen het mondiale kapitalisme dat nood heeft aan meer geweld, uitbuiting, angst en verdeeldheid om zijn bestaan te verlengen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie