Kapitalisme in verval. Welke verandering is nodig en hoe ‘doen we de switch’?

Er is een enorme tegenstelling tussen wat mogelijk is om iedereen op de planeet een degelijk leven en een goede toekomst te garanderen, en de realiteit van het falen en de beperkingen van het kapitalisme. De opeenstapeling van elkaar versterkende crises toont de onmogelijkheid van het kapitalisme om een betere toekomst te bieden, niet de onmogelijkheid van een andere maatschappij. In plaats van antwoorden te bieden, richten delen van het establishment de aandacht steeds meer op verdeeldheid, reactionair nationalisme en het aanjagen van oorlogen. Dit is niet het resultaat van onbekwaamheid onder de politici of één of ander complot van machtigen. Neen, het is het gevolg van een kapitalistisch systeem waarin de private eigendom van de productiemiddelen en de daarmee gepaard gaande winsthonger allesbepalend is.

door Geert Cool uit maandblad De Linkse Socialist

De vaststellingen over het falende systeem leiden tot heel wat discussie en voorstellen over hoe we tot verandering kunnen komen. Dit staat centraal in het nieuwe boek ‘Doe de Switch’ van Raoul Hedebouw, waarin de belangrijkste voorstellen van de PVDA voor de komende verkiezingscampagnes ontwikkeld worden. Het leidde deze winter ook tot een dossier in het Duitse magazine ‘Der Spiegel’ dat Marx op zijn voorpagina plaatste. Het artikel van ‘Der Spiegel’ geeft uitdrukking aan het feit dat het kapitalisme steeds meer in vraag wordt gesteld, zeker op een ogenblik dat we een nieuwe periode intreden. Terwijl de afbeelding van Marx gebruikt wordt, is het artikel geen pleidooi voor socialistische maatschappijverandering maar integendeel voor het heruitvinden van het kapitalisme met daarin een grotere rol voor de overheid. Dat is niet bepaald wat Marx voor ogen had… Zelfs de linkse professor Kohei Saito, die het ecologische karakter van het marxisme onderzocht, komt niet verder dan ‘consuminderen’ als alternatief.

Eigenlijk wordt hiermee ingespeeld op de grootste zwakte van het huidige bewustzijn. Dat het kapitalisme weg moet en er nood is aan system change wordt door een groeiend aantal werkenden en jongeren begrepen. Over het alternatief is er minder duidelijkheid. Een breed gedragen inzicht in de noodzakelijkheid van een socialistische samenleving en wat nodig is om dat te bekomen ontbreekt. Het verval van het kapitalisme gaat sneller dan de opkomst van een bewustzijn omtrent een socialistische maatschappij.

Zelfs waar massabewegingen en revolutionaire opstanden op een punt komen dat ze de macht deels beginnen uit te oefenen, is er vaak geen idee wat er daarmee kan gedaan worden. Een tekenend voorbeeld hiervan zagen we afgelopen zomer in Sri Lanka: een massabeweging dwong president en regering tot ontslag en ging zelfs over tot de bezetting van het presidentieel paleis – de beelden van de bezetting van het presidentieel zwembad gingen viraal. Het ging uiteraard niet enkel om het paleis, maar om de macht die verbonden was met de presidentiële functie. De beweging had het potentieel om die macht uit te oefenen, maar gaf de bezetting vrijwillig op na twee weken. De beweging wist niet wat te doen met de pas veroverde machtspositie. Ook andere massabewegingen liepen daarop vast: van Noord-Afrika en het Midden-Oosten in 2011 tot de recente revolutionaire bewegingen in Soedan of Latijns-Amerika.

De crises van het kapitalisme verzwakken de positie van de burgerij in alle landen. De grootste sterkte van de kapitalisten is het feit dat het bewustzijn dat het kapitalisme niet werkt, nog niet gepaard gaat met een breed gedragen inzicht in hoe een andere samenleving er zal uitzien en hoe we die kunnen bekomen. Een programma van socialistische verandering populariseren en er dus een factor in de strijd voor verandering van maken, is vandaag de cruciale taak voor werkenden en jongeren die een einde willen maken aan het kapitalisme. Zonder dergelijk programma is het voor de kapitalisten mogelijk om bewegingen uit te zitten of langs een andere weg hun heerschappij in stand te houden.

Zo kan het niet verder. Wat moet anders?

Met ‘Doe de switch’ levert de PVDA een bijdrage aan het debat over welke verandering nodig is. Het uitgangspunt is de vaststelling dat de rijken steeds rijker worden en de klassentegenstellingen toenemen. “Het bestaande systeem biedt alleen nog een mooie toekomst aan een heel kleine groep miljardairs,” schrijft Raoul Hedebouw. Daartegenover is er nood aan een ‘switch’, aan verandering. “Om de switch te maken, hebben we inspirerende en geloofwaardige ideeën nodig,” vervolgt Hedebouw. Immers, “de oplossingen staan klaar, zijn heel realistisch en perfect betaalbaar.” Het gaat onder meer om energie in publieke handen, meer publieke investeringen in betaalbaar wonen, gratis en degelijk openbaar vervoer, publiek snel internet en publieke investeringen in wetenschappelijk onderzoek om de zorg uit de greep van de farmawinsten te halen.

Rond energie is de PVDA opgeschoven. Waar de partij zich een jaar geleden grotendeels beperkte tot de eis van een BTW-verlaging, wordt nu over nationalisatie gesproken. Terecht stelt de PVDA vast dat de markt “precies doet wat van een vrije markt kan verwacht worden,” met name het vullen van de zakken van een klein groepje kapitalisten waarbij er sprake is van steeds grotere monopolievorming. De Europese energiemarkt wordt gedomineerd door amper zeven multinationals die “de economie en de burgers in een houdgreep houden.” Vandaag verdedigt de PVDA de nationalisatie van de energiesector. Twee zaken ontbreken daarbij: de vraag of de nationalisatie gebeurt met of zonder compensatie van de bestaande eigenaars en de vraag hoe de genationaliseerde sector op een democratische wijze beheerd zal worden door de werkenden en de gemeenschap. 

In de dagelijkse propaganda van de PVDA blijft het voorstel van een prijsblokkering zoals in Frankrijk centraal staan. In plaats van de gemeenschap daarvoor te laten betalen, zoals in Frankrijk, wordt naar de ‘overwinsten’ gekeken. Het voorstel van nationalisatie van de energiesector is aanwezig, maar staat helaas niet centraal. Nationaliseren is echter een stap vooruit in vergelijking met het voorstel van een publieke pool, dat indirect aanwezig blijft in de energievoorstellen van ‘Doe de switch’, en dat op andere domeinen dominant is in het PVDA-programma. Een publieke pool moet concurreren met de private bedrijven en dreigt al snel dezelfde commerciële winstlogica over te nemen. Zonder de nationalisatie van de volledige sector, kan een publieke pool bovendien gebruikt worden om op de kosten van de gemeenschap de vuile klusjes te doen waarmee de private bedrijven in de sector geen of minder winsten kunnen maken.

Het nationaliseren van de volledige sector is helaas niet wat voorgesteld wordt inzake de farmaceutische industrie. Er wordt vastgesteld dat de uitgaven voor geneesmiddelen het snelst stijgen van alle uitgaven van de sociale zekerheid, met op vijf jaar tijd een stijging met 17%. Het voorstel van de PVDA is om de farmabedrijven te temmen door de patenten te vervangen door open licenties, waarna de productie van geneesmiddelen in handen blijft van de bestaande private bedrijven. “Het enige dat verandert, is dat de krachtsverhoudingen tussen de overheid en de farmareuzen omgegooid worden.” Dat moet samen met het kiwimodel (een mechanisme van openbare aanbesteding waarbij het bedrijf dat een geneesmiddel tegen de gunstigste prijs aanbiedt, terugbetaald wordt door de sociale zekerheid), leiden tot lagere prijzen voor geneesmiddelen en kleinere winstmarges voor de farmabedrijven.

Met een kiwimodel de winsten van de farmaceutische sector aan banden leggen, kan zeker effect hebben. Maar het schakelt de winsthonger als drijfveer niet uit. Farmabedrijven kunnen de druk op de prijzen aangrijpen om op de arbeids- en loonvoorwaarden van het personeel te besparen of om het personeel tegen elkaar uit te spelen. Als een openbare aanbesteding te veel voorwaarden oplegt in het belang van patiënten, is het mogelijk dat farmabedrijven het stelsel boycotten. Als we afhankelijk blijven van private bedrijven die enkel op winst uit zijn, hebben we het niet zelf in de hand. Lapmiddelen volstaan niet, een ziek systeem krijg je er niet bovenop met enkele aspirines. De volledige sector moet genationaliseerd worden onder controle en beheer van de gemeenschap als onderdeel van een nationale gezondheidsdienst.

Heel wat andere voorstellen blijven beperkt tot meer overheidsingrijpen in onder meer openbaar vervoer, snel internet en huisvesting. Wat dat laatste betreft wordt naar het Weense voorbeeld verwezen, waar de overheid zowel een groot aantal eigen woningen in handen heeft als subsidies geeft aan eigenaars om woningen aan een goedkope prijs te verhuren. De overheid moet de ‘dirigent’ van het woonbeleid worden om de vastgoedgiganten te “beteugelen” en de speculatie “aan banden te leggen” en zo “rust op de markt” te brengen. Op vlak van internettoegang pleit de PVDA voor een grotere rol van de overheid: Proximus moet terug 100% in overheidshanden komen en een rol spelen in het uitrollen van gratis snel internet voor iedereen. Een publiek fonds moet de creativiteit in de technologiesector ruimte geven om nieuwe socialere sociale media te ontwikkelen, maar het privaat bezit van de huidige spelers bij Big Tech wordt niet in vraag gesteld. Naast de bestaande banken wil de PVDA een publieke bank. Het is echter een illusie te denken dat de banken kunnen gereguleerd worden door een publieke bank die moet concurreren met de andere banken.

De dictatuur van de markten kan je niet temmen of aan banden leggen, ze moet gebroken worden. Dat vereist het betwisten van de private eigendom van de productiemiddelen. In haar voorstellen durft de PVDA dit niet verdedigen omdat de eisen haalbaar moeten zijn, haalbaar binnen het kapitalisme en haalbaar voor toekomstige coalities op gemeentelijk en hoger niveau.

Het is het volledige systeem

De voorstellen in het boek ‘Doe de switch’ zouden uitstekende stappen vooruit zijn indien ze gerealiseerd worden. Maar er stellen zich enkele problemen met de benadering. Zo wordt heel sterk benadrukt dat er eerst een ideeënstrijd nodig is, van waaruit de rest wel zal volgen.

Zelfs de opgang van het neoliberalisme wordt op die manier bekeken. “De neoliberale recepten ontstonden na de Tweede Wereldoorlog in duistere denktanks en het kostte miljoenen aan reclamecampagnes om ons te doen geloven dat deze ideeën uit een ver verleden de toekomst waren.” Aan duistere denktanks ontbreekt het nooit, maar opdat ideeën een factor in de maatschappij worden is er wel wat meer nodig dan reclamecampagnes. De opgang van het neoliberalisme was het resultaat van de crisis van het kapitalisme, die in de jaren 1970 opnieuw acuut naar boven kwam, en van de pogingen van de burgerij om de winstgevendheid te herstellen. Die aanpassing van beleid gebeurde niet door dure reclamecampagnes, maar door een krachtsverhouding op te bouwen tegen de arbeidersbeweging. De staatsgree^p van Pinochet in Chili in 1973, het breken van de Britse mijnwerkersstaking in 84-85 en van de Amerikaanse staking van luchtverkeersleiders in 1981 waren daarin sleutelmomenten.

Het idee achter de benadering in ‘Doe de switch’ is dat vooruitgang centimeter per centimeter wordt afgedwongen en dat doorheen strijd voor beperkte eisen een groter inzicht zal groeien om uiteindelijk in een verre toekomst de volledige samenleving te veranderen. Wij denken daarentegen dat bewustzijn een complex fenomeen is dat niet stapsgewijs ontwikkelt, maar in schokken, zoals elke verandering. Daarbij speelt strijd een grote rol. Dat zagen we in België onder meer ten tijde van de sterke stakingsbeweging tegen de regering van Michel en De Wever eind 2014. Na een actieplan met een grote betoging gevolgd door roterende provinciale stakingen en een nationale algemene staking, was 85% van de bevolking voorstander van een vermogensbelasting. Het bewustzijn doen opschuiven is dus niet enkel een kwestie van goede ideeën, maar ook en vooral van de organisatie van de kracht die ze kan afdwingen.

Bij de oplossingen voor de vele problemen waarmee de werkende klasse geconfronteerd wordt, stelt de PVDA voor om aan “nivellering naar boven” te doen door oplossingen uit de buurlanden over te nemen. Daar is zeker niets op tegen, maar hoe denkt de PVDA dit te realiseren binnen het kapitalisme, een systeem dat enkel een kleine groep miljardairs nog een mooie toekomst aanbiedt? De nadruk op de haalbaarheid en het realisme van de oplossingen wordt als iets bijna technisch gezien en steeds binnen de grenzen van het kapitalisme. Dit betekent dat de mogelijkheid of onmogelijkheid van voorstellen afgewogen wordt op de weegschaal van de kapitalisten. Marxisten daarentegen gaan ervan uit dat de haalbaarheid, of mogelijkheid van het realiseren van eisen, een kwestie is van krachtsverhoudingen, die alleen door strijd beslist kan worden. Zoals de Russische revolutionair Trotski opmerkte: “Revolutionairen zien hervormingen en verworvenheden als een bijproduct van revolutionaire strijd. Als we slechts zouden eisen wat ze ons kunnen geven, dan zouden de heersende klassen slechts een tiende of helemaal niets van wat we eisen geven. Hoe breder en militanter de opstelling van de arbeiders, hoe meer er geëist en afgedwongen zal worden.”

De noodzaak van strijd zit wel degelijk in het boek. Hedebouw stelt terecht dat de vraag of nieuwe ideeën gerealiseerd worden, “afhangt van de uitkomst van de strijd” tussen sociale klassen. Bovendien is de PVDA steevast aanwezig in elke beweging die opkomt voor verandering. Maar in ‘Doe de switch’ en ander materiaal van de PVDA wordt meer nadruk gelegd op de noodzaak van “politieke wil” en “durven nadenken over een alternatief” rond “geloofwaardige ideeën” (geloofwaardig voor welke klasse?), dan op de noodzaak van klassenstrijd en krachtsverhoudingen, laat staan op strijd voor een socialistische samenleving waarin de belangen van de werkende klasse centraal staan. ‘Doe de switch’ heeft met het artikel in ‘Der Spiegel’ gemeen dat er niet over een socialistische maatschappij wordt gesproken. In ‘Doe de switch’ komt het s-woord enkel voor in de opmerking dat socialisme onder Britse jongeren populairder is dan kapitalisme.

Marxisten zien een wisselwerking tussen de dagelijkse strijd en de noodzaak van socialistische maatschappijverandering. Een socialistisch programma versterkt de dagelijkse strijd aangezien het een perspectief biedt voor de noodzakelijke verderzetting van die strijd, wat duidelijker begrepen wordt naarmate een krachtsverhouding wordt opgebouwd. Veel hervormingen in het belang van de werkende klasse zijn het bijproduct van revolutionaire dreiging. Om iets te bekomen van de kapitalisten moeten die bang zijn dat ze meer zullen verliezen als ze niets toegeven. Aan de andere kant is maatschappijverandering slechts een idealistische wensdroom indien mogelijkheden om stappen vooruit te zetten niet worden aangegrepen om een krachtsverhouding op te bouwen die maatschappijverandering bevattelijker maakt voor werkenden, jongeren en anderen die in de strijd betrokken zijn.

Op een ogenblik dat alle technologische mogelijkheden voorhanden zijn opdat iedereen een degelijk leven kan leiden, is het niet meer dan normaal dat we onze eisen daaraan aanpassen. Als het kapitalisme zich dat niet kan veroorloven omdat het de winsten van een kleine minderheid raakt, dan kunnen wij ons het kapitalisme niet veroorloven.

Onze eisen en benadering vormen op die manier een brug tussen de dagelijkse noden en een socialistische samenleving waarin de sleutelsectoren van de economie onder de democratische controle en beheer van de werkende klasse komen voor een rationele en democratische planning van de economie.

Ideeën voor socialistische verandering uitgelegd: Het overgangsprogramma

Marxisten verwijzen vaak naar Trotski’s ‘Overgangsprogramma’ en meer nog naar de overgangsbenadering die erin vervat zit. We vertrekken van het bewustzijn vandaag, maar willen tot een andere samenleving komen. Deze twee zaken kunnen op het eerste gezicht ver van elkaar verwijderd lijken. De vraag is hoe we die afstand kunnen overbruggen. Een overgangsbenadering is daar de basis voor. Het combineert een grondige studie van het huidige bewustzijn en verschillende lagen daarin met een standvastigheid over de noodzaak van een socialistische samenleving door de omverwerping van het kapitalisme. Het probeert op een pedagogische wijze de brug te maken tussen het huidige bewustzijn en socialistische maatschappijverandering.

Uiteraard wordt daarbij vertrokken van een analyse van de omstandigheden waarin we actief zijn. Onwetendheid heeft de strijd voor vooruitgang nog nooit geholpen. We moeten weten hoe het systeem in elkaar zit en hoe verandering werkt. Een wetenschappelijke analyse van het kapitalisme is niet alleen noodzakelijk om het te begrijpen, maar ook om tot een uitgewerkt socialistisch alternatief te komen.

In de arbeidersbeweging wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen minimumprogramma en maximumprogramma. Het minimumprogramma omvat de dagelijkse eisen van meer loon, betere arbeidsvoorwaarden, betaalbare huisvesting, lagere energieprijzen … Het maximumprogramma is de volledige omverwerping van het kapitalisme en de vervanging ervan door het socialisme. Delen van de arbeidersbeweging maakten een kunstmatig onderscheid tussen minimum- en maximumprogramma, doorgaans om het belang van het ene of het andere te minimaliseren. Zo zien sommigen socialisme als iets voor een verre toekomst, iets wat geen rol speelt in de dagelijkse strijd vandaag. Ze passen zich aan het bestaande systeem aan, terwijl dit geen oplossingen voor de vele problemen heeft. 

Anderen geven op elke uitdaging als gevolg van de vele crises van het kapitalisme als antwoord dat socialistische revolutie de enige oplossing is. Op zich is dat correct, maar wie moeite heeft om de energiefactuur te betalen, zal de schouders ophalen en denken: ‘sympathiek idee, die revolutie, maar in afwachting ervan zal ik elders horen of er concretere voorstellen zijn om nu iets aan mijn rekening te doen’.

Een overgangsbenadering houdt in dat we eisen en voorstellen formuleren die niet gewoon bewegingen achterna lopen, maar proberen te versterken door een stap verder te gaan in de richting van maatschappijverandering. Veel overgangseisen zijn gemakkelijk te begrijpen en krijgen al gauw brede steun als ze gepopulariseerd worden, zelfs indien de realisatie ervan botst op de winstlogica van het kapitalisme. Denk maar aan arbeidsduurvermindering zonder loonverlies en met bijkomende aanwervingen: perfect logisch voor wie gebukt gaat onder een onmogelijke werkdruk of voor wie geen werk heeft, maar lastig voor de kapitalist wiens winst hierdoor een deuk krijgt. Het afdwingen van deze eis is niet onmogelijk onder het kapitalisme, maar afhankelijk van een krachtsverhouding. Het afdwingen van meer personeel als antwoord op de werkdruk en van hogere lonen als antwoord op de stijgende prijzen, is eveneens afhankelijk van krachtsverhoudingen.

Natuurlijk zullen de kapitalisten er alles aan doen om elke verworvenheid die door de arbeidersklasse is afgedwongen terug te draaien of op een andere manier te neutraliseren, bijvoorbeeld door de productiviteit nog verder op te voeren. Geen enkele verworvenheid onder het kapitalisme is verzekerd.

Een overgangsbenadering is niet louter het formuleren van eisen die aansluiten op de noden van de werkende klasse om deze te verbinden aan de noodzaak van maatschappijverandering. Het is ook een gids tot actie, een aanzet tot de uitbouw van die instrumenten waarmee we maatschappijverandering effectief kunnen realiseren, in essentie een internationale revolutionaire partij met een sterke inplanting in de arbeidersklasse doorheen strijdbare vakbonden en massale arbeiderspartijen. In zijn ‘Geschiedenis van de Russische Revolutie’ vatte Trotski het als volgt samen: “Evenals een smid onmogelijk met blote handen het gloeiend ijzer kan aanvatten, kan ook de arbeidersklasse niet met blote handen de macht grijpen: het heeft een organisatie nodig, die voor deze taak geschikt is.”

Hier kan je Het Overgangsprogramma van Trotski bestellen

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie