Leren de onderwijsverantwoordelijken dan niets uit hun falen?
Het onderwijs kraakt. Onderzoek toont aan dat de kwaliteit afneemt. Er is een tekort aan leerkrachten en wie eraan begint, houdt het vaak niet lang vol door de zware administratieve last en de werkdruk in het algemeen. De verantwoordelijken lijken niets te leren uit hun jarenlang falen en zetten daarmee de toon voor het onderwijs. We spraken met Micha Teller, afgevaardigde van ACOD-Onderwijs in het Stedelijk Onderwijs in Antwerpen (hij spreekt in eigen naam).
Interview uit maandblad De Linkse Socialist
Hoe is het zover gekomen in het onderwijs?
“De huidige problemen in het secundair onderwijs waren voorspelbaar. Ongeveer tien jaar geleden was er een toename van het aantal kinderen in het basisonderwijs. Die zitten ondertussen in het secundair onderwijs. In het basisonderwijs was er toen vooral een capaciteitstekort, wat opgevangen werd met grotere klassen. Dat is niet zomaar mogelijk in het secundair onderwijs. Alle voordien reeds bestaande tekorten en problemen zijn verder verergerd door het gebrek aan vooruitziendheid van het beleid.”
“De werkdruk is niet alleen groot omdat veel leerlingen in coronatijden structuur misten. Er zijn ook de problemen van de grotere klassen en de gebrekkige infrastructuur. Tien jaar geleden was de maximumcapaciteit voor een klas in het derde jaar haartooi op mijn school 12 leerlingen, nu is dat 23. Voor we aan een les beginnen, moeten we regelmatig eerst op zoek naar voldoende banken en stoelen. Bovendien sijpelen alle maatschappelijke problemen door in het onderwijs: van lege brooddozen tot taalachterstand en mentale problemen. Alle tekorten versterken zichzelf en de algemene malaise. Probeer als leraar maar eens de aandacht te houden van een groep leerlingen die net een paar uur studie achter de rug heeft omdat er geen leraar was. Soms is het zo erg gesteld dat er zelfs in de studiezaal geen plaats meer is en worden leerlingen dan maar verdeeld over de andere klassen.”
“Het gebrek aan begeleiding van nieuwe leraars en alle lasten die gepaard gaan met het lesgeven, zorgen voor een enorme uitstroom. De administratieve druk is heel groot, soms lijkt het alsof het onderwijs een Mexicaans leger is met veel generaals en pedagoochelaars die ons vertellen hoe we moeten lesgeven en daar constant onze administratieve inbreng voor nodig hebben, maar vaak zelf niet de ervaring hebben van wat het betekent om vandaag voor een klas te staan. Er zijn ondertussen onvoldoende maatregelen om nieuwe leerkrachten effectief te coachen of om dergelijke maatregelen een beetje consequent door te zetten. Volgens cijfers van het schooljaar 2020-21, stopt 37% van de starters in het secundair onderwijs binnen de vijf jaar.”
“Daar komen binnenkort nog besparingen bovenop voor de leerondersteuners. Dat zijn collega’s die jongeren helpen die uit het buitengewoon onderwijs in het reguliere onderwijs stappen. Het zal de inclusie niet ten goede komen als die leerondersteuners vanaf 1 september 38 klokuren moeten presteren in plaats van 26 nu. Het M-decreet, waarmee officieel inclusie beoogd werd maar eigenlijk bespaard werd op het buitengewoon onderwijs, ging niet gepaard met de nodige middelen om leerlingen met buitengewone noden te begeleiden.”
Kleinere klassen, meer personeel, meer begeleiding en dit in het kader van onderwijs dat niet gericht is op individualisme en concurrentie, maar jongeren opleidt tot zelfstandige kritisch denkende mensen. Dat is het enige wat zal werken.”
Onderwijsminister Ben Weyts komt regelmatig in de media met maatregelen om de tekorten aan te pakken. Wat stelt hij voor en wat betekent dit?
“De regering en onderwijsminister Ben Weyts weigeren om maatregelen te nemen die de tekorten vandaag verminderen of om de nodige middelen uit te trekken zodat het onderwijs op iets langere termijn uit het moeras wordt getrokken. In plaats daarvan kijken ze naar het Duitse voorbeeld, waar er de afgelopen jaren tienduizenden leerkrachten te weinig waren. Om daaraan te verhelpen voerde de Duitse regering reclamecampagnes. Zo huurden ze een vliegtuig in om een spandoek met een oproep om leraar te worden langs de stranden te laten vliegen. Er werden premies ingevoerd om leerkrachten te houden, belastingvrije premies die de sociale zekerheid ondermijnen. En er zijn initiatieven om de duur van een lesuur te verminderen tot 40 minuten.”
“Dergelijke voorstellen sijpelen ook bij ons door, zelfs indien ze ingaan tegen het statuut van het personeel. Het is belangrijk dat overal in het onderwijs dezelfde voorwaarden gelden, zoniet worden leerkrachten de speelbal van de willekeur van directies of inrichtende machten. Ben Weyts wil van de crisis in het onderwijs gebruik maken om de flexibiliteit op te voeren. ‘Nood breekt wet’, klinkt het dan. Dat is letterlijk te nemen. Weyts voegt er vaak aan toe dat het geen oplossing zal zijn, maar de ‘stellingenoorlog’ doorbreekt. “Never waste a good crisis”, lijkt zijn motto te zijn.”
“De minister legt veel nadruk op het vermeende succes van zijn initiatief om ‘zij-instromers’ aan te trekken: mensen van buiten het onderwijs. Dat kan aantrekkelijk klinken, maar het gebrek aan opleiding bij de start maakt dat ze vaak niet voorbereid zijn op de klaspraktijk. Heel wat zij-instromers houden het niet lang vol, de uitval door langdurige ziekte is groot. Beginnen met lesgeven zonder opleiding is op zich problematisch. Als ik naar een tandarts ga, heb ik liefst iemand die daar al volledig voor opgeleid is. Waarom zou dat in het onderwijs anders zijn?”
“Er is het initiatief van ‘proeftuinen’ die op alle vlakken ‘grensdoorbrekend’ moeten zijn. Zo worden deze nieuwe scholen met publiek-private samenwerking gebouwd en wordt de bescherming van het personeel overboord gegooid. Het gaat voorlopig slechts om proefprojecten met personeel dat er vrijwillig voor kan kiezen, maar uiteraard wordt een precedent geschapen. De lesopdracht van 22 uur les geven per week wordt in deze ‘proeftuinen’ losgelaten. Leraars worden geacht 38 uur op de school aanwezig te zijn, sommigen besteden meer uren aan administratie, anderen staan meer voor de klas. Het gaat dus om het verhogen van de flexibiliteit, verpakt als een maatregel waarbij de leraar na 17u zonder boekentas naar huis kan. Enkele jonge gemotiveerde leerkrachten zullen misschien in deze proefprojecten stappen, maar het is geen oplossing op langere termijn. In de realiteit betekent het immers nog harder werken, terwijl de druk nu al hoog genoeg is. Het doet denken aan het antwoord van de Britse minister van Volksgezondheid op de zorgcrisis: het personeel moet maar harder werken.”
“De ‘proeftuinen’ zullen een precedent vormen. Als deze maatregelen veralgemeend worden, betekent het een contractbreuk. Veel collega’s zeggen dat ze het onderwijs zullen verlaten als dit gebeurt. We kunnen er alleszins niet gerust op zijn. Er waren eerder al andere contractbreuken met de verhoging van de pensioenleeftijd of de berekening van de pensioenen. In de 20 jaar dat ik les geef, is de pensioenleeftijd al met 12 jaar gestegen…”
Wat is er dan nodig en hoe kan dat bekomen worden?
“Er zijn drastisch meer middelen nodig voor onderwijs. Een verhoging van het budget voor onderwijs tot 8% van het Bruto Binnenlands Product betekent 9 miljard euro extra voor het onderwijs in België. Er is niet geanticipeerd op de huidige tekorten, waardoor de problemen niet zomaar meteen op te lossen zijn. Dat mag geen excuus zijn om niets te doen, het maakt het integendeel des te dringender om nu de nodige extra publieke middelen uit te trekken voor onderwijs. Het betekent uiteraard investeren in de lerarenopleiding, in de arbeidsvoorwaarden van het personeel, in het coachen van nieuwe leerkrachten, in de infrastructuur, in begeleiding van leerlingen die het moeilijk hebben … Kleinere klassen, meer personeel, meer begeleiding en dit in het kader van onderwijs dat niet gericht is op individualisme en concurrentie, maar jongeren opleidt tot zelfstandige kritisch denkende mensen. Dat is het enige wat zal werken.”
“Om dat af te dwingen, moeten we ons organiseren. Als we het personeel niet mobiliseren rond onze eigen eisen, dan lopen we de feiten achterna en kan er een scepticisme groeien over wat de vakbonden kunnen doen. De acties in het Franstalig onderwijs tonen dat het mogelijk is om te mobiliseren en een krachtsverhouding op te bouwen. Dat moeten we ook langs Nederlandstalige kant doortrekken, wij hebben dezelfde problemen. Een eis zoals 8% van het BBP voor onderwijs kan onze strijd verenigen.”
“Een aantal vooral jonge leerkrachten zoekt naar manieren om de vakbond te organiseren. In Oost-Vlaanderen was er een uitstekend initiatief om van de staking van 9 november gebruik te maken om die dynamiek te versterken. Er was een fietstocht langs negen scholen waar er een stakerspost werd opgezet. Strijd voor koopkracht is meer dan een kwestie van ‘solidariteit met de privésector’, ook onze rekeningen worden almaar duurder. Uitwisseling van ervaringen en goede voorbeelden van hoe we ons kunnen organiseren in de scholen en hoe we onze strijd kunnen opbouwen, is belangrijk. Met enkele strijdbare militanten proberen we dat ook in Antwerpen te doen.”