De extreemrechtse dreiging. Wat te doen? Antifascistische strategieën

De bestorming van de Braziliaanse hoofdstad door aanhangers van Bolsonaro leidt opnieuw tot de vraag wat we kunnen doen tegen de extreemrechtse dreiging. Eind 2021 brachten we het boek ‘Consequent antifascisme’ uit met daarin enkele grote lijnen van onze voorstellen inzake antifascistische strategie. We publiceren hieronder een uittreksel uit dat boek. Eerst wordt ingegaan op de vraag wat er vandaag nieuw is aan extreemrechts in vergelijking met de voorbije jaren, daarna wordt ingezoomd op voorstellen en tactieken die in de antifascistische strijd aanwezig zijn.

Een nieuwe situatie?

De positie van extreemrechts vandaag is anders dan twintig jaar geleden, laat staan dan in de tijd van het klassieke fascisme. Er zijn geen duizenden actieve fascisten die bereid zijn om als stoottroepen op te treden tegen de arbeidersbeweging en al wie ‘anders’ is. Het gebrek aan voldoende grote actieve basis dwong extreemrechts in de jaren 1980 en 1990 reeds tot een bijzonder grote nadruk op propaganda. Waar dit destijds vooral via pamfletten gebeurde, neemt het internet vandaag deze rol over. Het Vlaams Belang besteedt meer aan sociale media dan alle andere partijen.

Als het Vlaams Belang er sneller dan andere partijen bij was om in te zetten op propaganda, zowel fysiek als online, had dat veel te maken met de inherente zwakte van een lage organisatiegraad (verhouding tussen het aantal kiezers en het ledenaantal van een partij).

In 1981 telde het Vlaams Blok 1.607 leden en haalde het 66.422 stemmen, wat goed was voor een organisatiegraad van 2,42%. Op het ogenblik van de electorale doorbraak op ‘zwarte zondag’ in 1991 had het Vlaams Blok 4.069 leden en haalde het 405.281 stemmen. Het ledenaantal steeg tot 20.000 in 2005. De organisatiegraad bleef onder de 2% liggen, terwijl dit voor de traditionele politieke partijen op dat ogenblik 8 tot 10% bedroeg. De traditionele partijen lieten het model van een partij als een organisatie van leden steeds meer vallen om plaats te maken voor kiesmachines waarin de partijleiding eerder luistert naar reclamebureaus dan naar de leden. De organisatiegraad van alle traditionele partijen neemt hierdoor in snel tempo af.

Het VB kende nooit een hoge organisatiegraad, waardoor het andere middelen moest zoeken om een impact te hebben. De papieren propaganda in de jaren 1990 en de digitale campagnes vandaag zijn daar een gevolg van. De voorsprong die het VB op die terreinen had tegenover de traditionele partijen zorgt nu voor een schijnbaar tegenstrijdige ontwikkeling waarbij het ledenaantal van het VB stijgt: in juni 2021 kondigde de partij aan de kaap van 22.000 leden genomen te hebben. Met 810.177 stemmen in 2019 (voor De Kamer) komt dit neer op een organisatiegraad van 2,7%. De betrokkenheid van deze leden is grotendeels beperkt tot de plaats waar ze gemaakt werden: sociale media. Het aantal fysieke activiteiten ligt lager dan begin jaren 1990 en waar er toen nadruk lag op politieke meetings, zijn het nu eetfestijnen die de toon zetten.

Echt verwonderlijk is het gebruik van sociale media dus niet. Die lijken overigens op maat van extreemrechts gemaakt te zijn: snelle sensatie leidt tot meer clicks, nuance is zoek in communicatie die in realiteit éénrichtingsverkeer is en bovendien is extreemrechts bereid om erg grote bedragen in de sociale media te pompen. Het Vlaams Belang besteedt maandelijks meer dan 100.000 euro hieraan! De beursgenoteerde bedrijven die de sociale media bezitten en controleren kunnen zich in de handen wrijven. Het levert de absurde situatie op waarin het Vlaams Belang belastinggeld van de Belgische gemeenschap aan Amerikaanse multinationals geeft om zo de ‘eigen identiteit’ in de verf te zetten.

Sociale media zijn allesbehalve sociaal, zowel qua controle en bezit ervan als qua communicatiemiddel. Directe communicatie is doorgaans veel genuanceerder en doordachter, aangezien er veel meer rekening wordt gehouden met anderen. Sociale media daarentegen zijn vaak een bubbel of echokamer van gelijkgezinden. Dat is onderdeel van het bedrijfsplan van de giganten als Facebook, Twitter of YouTube. Deze bedrijven maken grote winsten door persoonlijke gegevens en voorkeuren van gebruikers te verzamelen en te verkopen. Als enkele van die grote bedrijven overgaan tot maatregelen tegen extreemrechts of fake news, bijvoorbeeld door het blokkeren van de account van Trump, dan heeft dat vooral te maken met negatieve publiciteit en de bijhorende ondermijning van hun winstmodel. Het heeft niets te maken met een oprechte stellingname tegen haat en verdeeldheid. Het werpt overigens de vraag op wie de sociale media controleert en met welk doel. Iets zo fundamenteel als intermenselijke communicatie zou moeten worden gerund in de belangen van de meerderheid van de bevolking en niet volgens een cynische winstlogica.

De wijze waarop extreemrechts gebruik maakt van nieuwe technologie en de bijhorende algoritmes deed Ico Maly in zijn boek ‘Nieuw Rechts’ spreken over “algoritmisch populisme.” Het doel is om de eigen aanhang online betrokken te houden, terwijl het andere kamp aan het twijfelen wordt gebracht. Om de betrokkenheid te behouden, zijn grote bedragen nodig. Zo werkt een bedrijf als Facebook nu eenmaal. Een specifieke rol in het creëren van betrokkenheid is weggelegd voor memes: afbeeldingen met een slogan of uitspraak op. Die hebben vaak een dubbele boodschap: schijnbaar onschuldig en vaag humoristisch voor een breed publiek, maar met interne verwijzingen naar harde extremistische posities voor de eigen aanhang. Het leidt tot absurde situaties waarin conservatieven over grote waarden en normen prediken met dubieuze memes waarin te pas en te onpas figuren als de kikker ‘pepe the frog’ of andere ‘rode pillen’ opduiken. Het gaat om symbolen die van Alt-Right in de VS zijn overgewaaid.

Bij gebrek aan een voldoende sterke krachtsverhouding in de samenleving stelt extreemrechts de online activiteit graag voor als een soort metapolitiek en een ‘ideeënstrijd’. Dat klopt slechts tot op zekere hoogte: ideeënstrijd is belangrijk, maar ideeën zijn het resultaat van een specifieke maatschappelijke context. Antifascisme beperken tot een online ideeënstrijd zal dan ook niet volstaan.

Als extreemrechts vandaag sterker staat dan twintig jaar geleden en er meer ‘normalisering’ is van haar standpunten, dan is dit niet zozeer aan de opgang van sociale media toe te schrijven. Het is evenmin het resultaat van een vermeende ‘verrechtsing’ van de bevolking. Het komt niet door de wijze waarop extreemrechts zichzelf probeerde heruit te vinden waarbij het zich ‘properder’ voordoet. De belangrijkste reden is de verdere ondermijning van de autoriteit van het systeem. De grote recessie van 2007-08 verdiepte de processen die voordien aanwezig waren. Er volgde een zeker herstel, voornamelijk op basis van middelen die door de overheden in de economie gepompt werden. Dit vergrootte de kloof tussen arm en rijk: een kleine toplaag ging met het ‘herstel’ lopen, terwijl de overgrote meerderheid van de bevolking onder een hard besparingsbeleid gebukt ging.

Het kapitalisme slaagde er steeds minder in om de indruk te wekken dat alles beter wordt en wij er met zijn allen op vooruitgaan. Tegen deze achtergrond staat het vertrouwen in het systeem en alles wat ermee geassocieerd wordt op een dieptepunt. Alle gevestigde instellingen – politieke partijen, het gerecht, de massamedia … – ondervinden dit in verschillende gradaties. Een systeem in crisis brengt de bijhorende politieke leiding voort. Politieke formaties die decennialang bestuurd hebben, maken plaats voor nieuwere en instabielere krachten. Voor het establishment is dat een probleem: met die oude partijen verdwijnt ook know-how om de belangen van de heersende klasse te dienen, terwijl nieuwe figuren en formaties vaak onberekenbaar zijn.

De aftakeling van de traditionele partijen gebeurt soms aan een duizelingwekkend tempo. Kijk naar het sociaaldemocratische PASOK in Griekenland: in 2009 was dit een betrouwbare factor voor de kapitalisten en kon de partij met 44% een regering vormen, vandaag is PASOK opgegaan in een ‘brede’ centrumlinkse alliantie die geen 10% meer haalt. Dat is natuurlijk een extreem voorbeeld, maar ook bij ons is er een Pasokificatie van de traditionele partijen. Eén voorbeeld: in oktober 2018 haalden de drie traditionele partijen (CD&V, VLD en SP.a) in het Antwerpse district Deurne samen geen 20% meer.

De autoriteit van de instellingen van het establishment verdwijnt, maar dit betekent niet automatisch dat er een einde komt aan alle vooroordelen waarop het bewind van de elite gebaseerd is. De afgelopen decennia was er een sterke individualisering: niets was nog een maatschappelijk probleem, we werden allemaal individuen (die naar exact dezelfde inhoudsloze televisieprogramma’s kijken en inkopen doen bij dezelfde ketens in quasi identieke winkelstraten). Dat was onderdeel van het neoliberale dogma dat er niet zoiets als een samenleving bestaat. Dit dogma moet ons laten geloven dat we als werkende klasse geen specifieke plaats in de samenleving innemen en vooral dat er niet zoiets als klassenstrijd bestaat. Wie zijn tegenstander kan laten geloven dat er geen strijd is, kan die gemakkelijker winnen. Bij afwezigheid van collectieve antwoorden vanuit de arbeidersbeweging zoeken veel mensen de reden voor hun dalende levensstandaard bij de komst van vluchtelingen, de rol van corrupte politici … Daar spelen rechtse populisten op in, vaak met overweldigende resultaten in verkiezingen.

Dit betekent echter niet dat er een verrechtsing onder de bevolking is. Bolsonaro won de Braziliaanse verkiezingen als een nieuwe sterke man met propere handen. Tegelijk was een grote meerderheid van de Brazilianen gekant tegen aanvallen op de pensioenen en tegen privatiseringen. In Florida haalde Trump 51% in de presidentsverkiezingen van 2020, maar stemde op hetzelfde moment 60% voor een hoger minimumloon van 15 dollar per uur in een referendum.

Er is geen actieve steun voor een uiterst rechts beleid van harde neoliberale maatregelen gekoppeld aan een autoritair bewind. Dat maakt het voor extreemrechtse politici nodig om haat en vooroordelen tegen vluchtelingen te stimuleren, om de hypocrisie en beperkingen van gevestigde politici te benadrukken of om gelijk welke nonsens die wat populair is te verkondigen. Daar kunnen ze mee scoren, met hun eigen asociale agenda is dat veel moeilijker. In crisismomenten zoals met de pandemie kwam deze spreidstand heel scherp tot uiting.

Het aloude racisme kreeg vaak ‘moderne’ invullingen. Zo is er de opgang van ‘identitaire’ stromingen binnen extreemrechts: groepen die het behoud van de ‘traditionele Westerse waarden’ en de ‘nationale identiteit’ centraal stellen. De komst van vreemdelingen zou de eigen identiteit bedreigen. Er is een kunstmatig construct in de vorm van ‘nationale identiteit’ opgezet, los van de sociale tegenstellingen die nochtans de motor van de geschiedenis zijn. Wat behoort tot die ‘nationale identiteit’: de strijd van de werkende klasse voor algemeen stemrecht of het verzet van de conservatieve elite ertegen? Acties voor sociale zekerheid of patronaal verzet ertegen? Het creëren van een ‘identiteit’ heeft als belangrijkste doel om al wie er niet toe behoort af te schilderen als de vijand. Dit wil niet zeggen dat identiteit niet bestaat of niet belangrijk is, alleen moet het in een maatschappelijke context van klassentegenstellingen worden gezien.

De Belgische marxist Abram Leon schreef in zijn opmerkelijk scherpe boek over de geschiedenis van het jodendom over de rol van racisme in een klassensamenleving. “Het racisme bestaat uit een bont mengsel van uiteenlopende elementen. Van het grootkapitaal weerspiegelt het de expansiedrift. Van de kleine burgerij vertolkt het de haat voor alle ‘vreemde elementen’ op de binnenlandse markt alsook de antikapitalistische gevoelens van diezelfde kleinburgerij. Het is als kapitalist dat de kleinburgerij strijd levert tegen de joodse concurrent en als antikapitalist trekt hij ten strijde tegen het ‘joodse kapitaal’. Het racisme kaapt de antikapitalistische strijd van de volkse massa’s en voert die terug naar een vroegere vorm van kapitalisme, een vorm die nu nog enkel bestaat als een spoor in het zand. Het racisme dient precies om alle klassen samen te brengen, in dezelfde smeltkroes van één ‘raciale gemeenschap’ die zich afzet tegenover alle andere rassen. De racistische mythe doet haar best om te lijken als één geheel dat slechts vage banden heeft met de bronnen van oorsprong, bronnen die heel uiteenlopend kunnen zijn. Het racisme streeft ernaar om de verschillende elementen waaruit het bestaat volmaakt aaneen te smeden.”

Abram Leon stelde dat racisme een mythe was, geen doctrine. “Het eist geloof, maar vreest het denken als het vuur,” merkte hij op. Het creëren van een vijandsbeeld dat voldoende algemeen is, denk maar aan de wijze waarop over ‘omvolking’ wordt gesproken, moet de mythe in stand houden en ervoor zorgen dat er niet teveel wordt nagedacht. Het maakt dat elke discussie over sociale tegenstellingen uit de weg wordt gegaan, waaronder die over de redenen waarom mensen migreren.

De stap van de mythe van het racisme naar allerhande samenzweringstheorieën is overigens niet groot. Ook dat is niet nieuw. De nazi’s hadden destijds de mond vol over de zogenaamde ‘Protocollen van de Wijzen van Sion’, een vermeend ‘geheim plan’ van het internationale jodendom om de wereld te overheersen. Dat er niets van aan was, weten we ondertussen. Het was evenzeer van de pot gerukt als samenzweringstheorieën zoals die van QAnon in de VS of de ‘Deep State’. Het kapitalisme heeft evenwel geen samenzweringen nodig om de grootste ongelijkheid uit de menselijke geschiedenis tot stand te brengen en de mensheid met een ecologische, sociale en economische crisis naar de afgrond te duwen. Het zit gewoon in het DNA van dit systeem. Waarom zouden de superrijken moeten samenzweren als ze zo al op hun wenken bediend worden?

In plaats van ingebeelde samenzweringen bloot te leggen, hebben we nood aan een wetenschappelijke aanpak die in staat is om het klassenkarakter van de processen die vorm geven aan de kapitalistische samenleving duidelijk te maken. Dat kan de basis leggen voor een begrip van hoe en waarom we tegen de heersende klasse strijden en het zal ons bijstaan in het mobiliseren van bredere lagen om effectief tot fundamentele verandering te komen. Zoiets is onmogelijk op basis van samenzweringstheorieën of het teruggrijpen naar de mythe van het racisme.

You can’t have capitalism without racism

Vandaag is er heel wat aandacht voor de racistische misdrijven van de slavernij en worden symbolen hiervan aangepakt. Extreemrechts werpt zich op als verdediger van die symbolen. Deze aandacht is relatief nieuw en valt toe te juichen: lessen trekken uit het verleden maakt onze strijd vandaag scherper.

Het idee dat de mensheid verdeeld is in verschillende rassen werd rond de 18e eeuw getheoretiseerd. De basis voor deze ideeën was de ontwikkeling van het handelskapitalisme, gebaseerd op de driehoekshandel die reeds in de 16e eeuw tot stand kwam en waarbij Europa, Afrika en het Amerikaanse continent betrokken waren bij een grootschalige slavenhandel. Na de afslachting van de First Nations in Noord-Amerika en in de door de koloniale machten veroverde gebieden moesten arbeidskrachten worden aangevoerd om de veroverde gebieden te ‘ontwikkelen’. De burgerij charterde schepen die naar Afrika reisden om te zoeken naar wat zij toen “ebbenhout” noemden, dat wil zeggen vrouwen en mannen die als producten werden verkocht, mensen die met geweld van hun land en cultuur werden weggevoerd.

Uiteindelijk is een sociaal systeem van uitbuiting altijd gebaseerd op geweld. Maar men voelt altijd de behoefte om deze uitbuiting en het geweld dat ermee gepaard gaat ideologisch te rechtvaardigen. Daarom moest men deze mensen, die als handelswaar werden verkocht, ontmenselijken. Racisme is ontstaan als een ideologische garantie voor de slavenhandel. Ideologieën die verband hielden met de classificatie van de mens ontstonden toen en drongen door in alle poriën van de maatschappij. Zo stelde Voltaire destijds dat hij blanken “hoger acht dan negers, zoals de negers boven de apen staan, en zoals de apen boven de oesters en andere dieren van deze soort staan.”

De geschiedenis leert ons dat de grote doorbraken in de strijd tegen slavernij en kolonialisme verbonden zijn met internationale revolutionaire processen. De slavenopstand in Haïti, waaruit de eerste zwarte republiek in de geschiedenis is ontstaan, was verbonden met de Franse Revolutie van 1789. In Frankrijk werd de slavernij twee keer afgeschaft, telkens in een revolutionaire periode. Dit gebeurde in 1794 en vervolgens nogmaals in 1848, nadat Napoleon de slavernij in 1802 in ere had hersteld. In deze strijd speelden de slaven en de koloniale bevolking een voorhoederol naast andere lagen van de maatschappij (de revolutionaire burgerij van die tijd en, vooral, het revolutionaire volk). Het waren de strijd en het internationale karakter ervan die het mogelijk maakten een einde te maken aan de verschrikking van de slavernij, maar ook aan de kolonisatie.

De verworvenheden van de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten waren nauw verbonden met de internationale context van strijd tegen het kapitalisme in die tijd. Dit was een les die de Black Panther Party (opgericht in 1966) al had geleerd: haar leden geloofden dat racisme niet kon worden bestreden met zwart kapitalisme, maar met solidariteit. Zoals Fred Hampton, een leider van de Black Panthers die in 1969 in zijn bed werd vermoord tijdens een inval door de FBI en de politie van Chicago, opmerkte: “Je kunt vuur niet met vuur bestrijden. Je moet vuur met water bestrijden. We zullen racisme niet met racisme maar met solidariteit bestrijden. We bestrijden het kapitalisme niet met zwart kapitalisme. We bestrijden kapitalisme met socialisme. (…) We zullen strijden door ons allemaal te verenigen en een internationale arbeidersrevolutie te starten.” De antiracistische strijd is niet ondergeschikt aan de antikapitalistische strijd, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en ze moeten allebei met evenveel energie gevoerd worden.

Tactieken in de strijd tegen extreemrechts

Na de ‘zwarte zondag’ van 24 november 1991 – de eerste grote doorbraak van het Vlaams Blok in heel Vlaanderen – werd massaal geprotesteerd, vooral door jongeren. Het protest maakte het voor de gevestigde partijen moeilijk om met extreemrechts samen te werken. De communautaire samenstelling van het Belgische politieke stelsel versterkte dit nog. Het ‘cordon sanitaire’ was geboren: de beslissing om geen coalities met het VB te vormen. Het feit dat het VB niet aan de macht kan deelnemen, zorgt ervoor dat de partij haar racistische verdeeldheid niet vanuit een bestuursfunctie kan verspreiden. Dat is uiteraard een goede zaak. Maar het biedt geen antwoord op de voedingsbodem van extreemrechts. Het is symptoombestrijding, geen fundamentele oplossing.

De voorbije jaren stond de antiracistische beweging zwakker, Blokbuster stond vaak alleen op straat te protesteren. Het is dan ook geen toeval dat de gevestigde partijen aftasten hoe ver ze het cordon sanitaire kunnen neerhalen. De ‘onderhandelingen’ van N-VA om samen met het VB een Vlaamse regering te vormen na de verkiezingen van 2019 waren gedoemd om te mislukken, maar zetten wel de deur open om in 2024, bijvoorbeeld op lokaal vlak, coalities te vormen. Deze opstelling van De Wever werd meteen aangemoedigd door de patroonsorganisatie VOKA. Die wil de VB-stemmen gebruiken voor een nog rechtser beleid van sociale afbraak om de winsten op te drijven. Dat het VB stemmen aantrok van kiezers die niet tevreden waren met het asociale besparingsbeleid en in de campagne pleitte voor eisen als een hoger pensioen, lagere pensioenleeftijd, hogere uitkeringen … wordt gemakshalve vergeten. Het doorbreken van het cordon sanitaire, zelfs op lokaal niveau, zou de communautaire tegenstellingen op de spits drijven waarbij het erg moeilijk wordt voor N-VA om nog deel uit te maken van een federale regering.

Voor de traditionele partijen en de bazen is de discussie over het cordon sanitaire een kwestie van politieke spelletjes. Wij verzetten ons tegen machtsdeelname van extreemrechts omdat het mogelijkheden biedt om de haat en verdeeldheid vanuit een sterkere machtspositie te verspreiden en geïnstitutionaliseerd te organiseren. Dit verzwakt de arbeidersbeweging en de broodnodige eenheid van alle werkenden en onderdrukten in de strijd voor echte verandering en een andere samenleving. Het idee dat machtsdeelname leidt tot een polarisatie die ook de antifascisten versterkt, geeft de sleutel tot versterking van het antifascisme aan extreemrechts zelf. Dat is geen goed idee en bovendien staat het resultaat verre van vooraf vast. Het idee dat extreemrechts zich sowieso aan de macht verbrandt, is een illusie. Indien het publiek debat gedomineerd wordt door de verdelende boodschap van extreemrechts, komt het niet noodzakelijk verzwakt uit machtsdeelname. Enkel indien de arbeidersbeweging in het offensief gaat en de eigen eisen en noden op de agenda zet, kan het extreemrechts ondermijnen.

De tactiek om extreemrechts te bestrijden via het gerecht is helemaal onderuit gehaald in ons land. In 2004 werden drie vzw’s van het Vlaams Blok effectief veroordeeld wegens racisme. Vlak hierna won de partij de verkiezingen. Toen de uitspraak definitief werd, moest het Vlaams Blok van naam veranderen in wat Filip De Man een ‘opsmukoperatie’ noemde. De uitspraak werd gebruikt om zich verder in een slachtofferrol te wentelen en zich een sterker ‘anti-establishmentimago’ aan te meten. Dat is overigens tegenstrijdig: als het VB begin deze eeuw zo sterk kon scoren, was het deels te wijten aan het normaliseren van racisme door een deel van de burgerij, in het bijzonder de neo-conservatieven in de VS die het schrikbeeld van ‘islamterroristen’ gebruikten om een agressieve imperialistische politiek te verkopen. Het VB begreep dit maar al te goed en steunde de Amerikaanse president Bush in de oorlog in Irak, terwijl op de grootste anti-oorlogsbetoging maar liefst 100.000 mensen door de straten van Brussel trokken. Twintig jaar later is de mislukking van de oorlogen in Afghanistan en Irak evident: in het eerste land kon de Taliban terugkeren, in het tweede is er een bijzonder instabiel regime dat toeziet op een situatie van tekorten, communautaire spanningen en corruptie.

De beperkingen van de hoop om extreemrechts via het gerecht te stoppen, werden scherp aangetoond in de argumentatie bij de vervolging van Voorpost-militanten die in 2021 een racistisch spandoek ontrolden in Mechelen. De procureur stelde onder meer: “Als er in 1939 wetgeving was geweest om dit [racisme] te bestraffen, waardoor mensen niet geïndoctrineerd konden worden door pamfletten of spandoeken, dan was er geen Tweede Wereldoorlog geweest.” De onderliggende materiële spanningen tussen de grootmachten in de jaren 1930 konden uiteraard niet weggenomen worden met een verbod op pamfletten en spandoeken. Het enige wat de Tweede Wereldoorlog had kunnen stoppen, was een revolutionaire beweging van de werkende klasse die een einde maakte aan het kapitalisme, een systeem dat oorlog in zich draagt zoals donkere wolken regen in zich dragen.

Het politieke establishment komt doorgaans niet verder dan een liberale versie van antiracisme. Dit beperkt zich tot een moralistisch vingertje dat vaak meer op de kiezers van extreemrechts gericht is dan op de handelaars in haat die aan het roer staan. Wij maken steeds een onderscheid tussen de haatzaaiers die extreemrechts organiseren en de gewone mensen die daarin trappen. Die laatsten moeten we duidelijk maken dat ze in een doodlopend straatje van meer ellende worden gelokt, terwijl het op basis van gezamenlijke strijd tegen het kapitalistisch systeem mogelijk is om overwinningen te boeken die onze levens- en werkomstandigheden verbeteren. Natuurlijk is strijd tegen het kapitalisme niet meteen iets waar gevestigde politici toe bereid zijn.

Als alternatief op racisme komen ze bovendien vaak niet verder dan nadruk op wetgeving, symbolische stappen en rolmodellen. Voorbeelden van mensen met een migratie-achtergrond die het gemaakt hebben, moeten doen vergeten dat het gebrek aan middelen voor onderwijs maakt dat dit in België bijzonder ongelijkheidsbevestigend en zelfs -versterkend is. Die nadruk op individuele voorbeelden kan in het gezicht van het liberale antiracisme ontploffen. Dat is wat er gebeurde met de door subsidies in de markt gezette onderneemster Sihame El Kaouakibi in Antwerpen. Ze maakte pijlsnel politieke carrière bij de liberalen, maar werd compleet afgebrand toen de boekhouding van haar vzw’s niet in orde bleek te zijn. Het grootste slachtoffer hiervan waren overigens de jongeren uit wijken als het Kiel die een ontspanningsmogelijkheid verloren op een ogenblik dat de er al zo weinig zijn en dat de publieke ruimte steeds verder beperkt wordt.

Diegenen die pleiten voor het negeren van extreemrechts vertrekken vaak van een terechte afkeer van de sterke aanwezigheid ervan in zowel de traditionele als de zogenaamd ‘sociale’ media. We delen die afkeer en proberen op de website blokbuster.be bijvoorbeeld zo weinig mogelijk afbeeldingen van extreemrechts te gebruiken, protestacties ertegen zetten de toon qua beeldvorming. Op grotere schaal is het echter een illusie te denken dat een maatschappelijk fenomeen verdwijnt omdat we er niet naar kijken. Een struisvogeltactiek houdt geen rekening met hoe de samenleving in elkaar zit en biedt bijgevolg geen efficiënt antwoord.

Sommigen denken dat het mogelijk is om extreemrechts te stoppen door het te ontmaskeren, via vorming en onderwijs of nog door het ontwikkelen van sterke argumentaties die de propaganda van extreemrechts weerleggen. Terwijl we daar sympathie voor hebben en zeker bereid zijn om er een rol in te spelen, onder meer bij het ontmaskeren van incidenten en de ontwikkeling van argumenten, moeten we duidelijk zijn over de beperkingen. Eerst en vooral moeten we weten naar wie we ons richten. Wie de extreemrechtse leiders en militanten denkt te overtuigen, zoekt beter een andere bezigheid. We richten ons op de kiezers en al wie enigszins openstaat voor de extreemrechtse vooroordelen. Zo willen we meteen ook de extreemrechtse militanten maatschappelijk isoleren. Dat doen we niet door met hen te debatteren, maar door op zijn minst twijfel te zaaien onder hun basis. Wie denkt dat extreemrechts louter een mening uit, gaat eraan voorbij dat het doel van extreemrechts niet is om gewoon wat te praten over racisme, seksisme en homofobie. Het wil die verdeeldheden in de praktijk omzetten en dat gaat in tegen de belangen van de werkende klasse. Verdeeldheid op de werkvloer verpest de sfeer voor iedereen en maakt het moeilijker om samen op te komen voor betere arbeidsvoorwaarden. Tegen die verdeeldheid ingaan, betekent de opbouw van een krachtsverhouding met de arbeidersbeweging om de eigen eisen en noden centraal te stellen als alternatief voor schijnantwoorden zoals racisme en verdeeldheid.

Collectieve actie nodig

Om extreemrechts en racistische vooroordelen te bestrijden, moeten we dus een krachtsverhouding opbouwen. Het is door collectieve actie en massamobilisatie dat we overwinningen kunnen behalen. Wat ons verenigt, is dat we in verschillende mate slachtoffer zijn van sociale tekorten zoals het gebrek aan betaalbare huisvesting, degelijke jobs of middelen voor de openbare diensten. We zijn het slachtoffer van de uitbuiting die inherent is aan het kapitalistische winstsysteem.

Blokbuster verdedigt een mobilisatiemodel van protestacties en campagnes naar die acties. Doorheen campagnes op straat, op school, in de wijken of op de werkvloer gaan we de discussie aan. Dat is vaak even belangrijk als de actie zelf. Het geeft immers de mogelijkheid om bepaalde ideeën en voorstellen te populariseren. Zo voerde Blokbuster in de jaren 1990 stelselmatig campagne met de slogan ‘Jobs, geen racisme’. Door acties te voeren, gaven we bovendien aan hoe we de strijd voor jobs konden voeren. De jarenlange acties tegen NSV (Nationalistische Studentenvereniging), de officieuze studentenclub van het VB, hebben de erkenning van deze groep lange tijd tegengehouden aan de meeste universiteiten. Het organiseren van comités en acties heeft een laag jongeren gepolitiseerd. Veel van die jongeren zijn nadien actief geworden in de vakbonden op hun werkplaatsen. De campagne ‘Syndicalisten Tegen Fascisme’ is daar een logisch gevolg van.

Acties, zeker als ze massaal zijn, zetten mee de toon van het publieke debat. Zonder het massale protest in het kader van Black Lives Matter in de zomer van 2020 zou de Belgische koning Filip zich niet plots verontschuldigd hebben voor de vreselijke koloniale misdaden in Congo. Verontschuldigingen volstaan natuurlijk niet, maar een verandering in de houding van de Belgische monarchie is evenmin onbeduidend. Het Black Lives Matter protest zorgde voor een bredere discussie over discriminatie. Er kwam kritiek op symbolen van koloniale propaganda, zoals de standbeelden van Leopold II (het neerhalen van die standbeelden in de publieke ruimte betekent niet dat we de geschiedenis zullen vergeten, maar is eerder een uitdrukking van het feit dat we er lessen uit geleerd hebben). Het structurele karakter van racisme werd zichtbaarder en meer algemeen erkend. De officiële propaganda van de Belgische staat is in twijfel getrokken door de beweging. Dit is een basis waarop we kunnen bouwen om verder te gaan.

Mensen met een migratieachtergrond hebben minder kansen op toegang tot degelijke huisvesting, een kwaliteitsvolle opleiding en een goede job. Deze discriminatie doet zich voor op alle gebieden van het leven. Ze vloeit voort uit de tekorten die in de hele samenleving bestaan door het gebrek aan middelen als gevolg van de verwoestingen van het neoliberale beleid. Die tekorten wakkeren racistische gevoelens aan. Sommigen wijzen naar mensen met een migratie-achtergrond als er een gebrek is aan voldoende sociale huisvesting of aan goede jobs. Nochtans zijn zij op geen enkele manier verantwoordelijk voor de tekorten! Sociale antwoorden formuleren op sociale problemen en deze afdwingen, is de manier om extreemrechts de wind uit de zeilen te nemen.

Sommigen in de antiracistische beweging spreken over ‘witte privileges’. Dat is een benadering die verdeeldheid zaait en het vertrekt van een terminologie die niet correct is. De term ‘privilege’ komt uit de feodale samenleving, waar de adel en de geestelijkheid heel wat privileges genoten, waaronder het feit dat ze geen belasting moesten betalen. Hun privilege was ook dat ze zich de vruchten konden toe-eigenen van het werk van de meerderheid van de bevolking. Een privilege kan afgeschaft worden. Het is echter geen privilege om goede huisvesting, een degelijke job of een kwaliteitsvolle opleiding te hebben. Dat zijn geen privileges, maar rechten waar iedereen toegang tot zou moeten hebben. De nadruk op ‘witte privileges’ legt de verantwoordelijkheid voor onderdrukking teveel bij iedereen met een witte huidskleur, zonder onderscheid. Dat ondergraaft de broodnodige solidariteit in de strijd om rechten voor iedereen af te dwingen. De geschiedenis leert ons dat sociale verworvenheden afgedwongen worden door de solidariteit te organiseren in massastrijd.

Een oproep om ‘woke’ te worden of de verschillende benaderingen van identiteitspolitiek (zoals de privilegetheorie) zijn doorgaans gebaseerd op een terechte aanklacht van enorme problemen. Het blijft echter al te vaak beperkt tot een individuele benadering, waardoor de echte verantwoordelijken voor onderdrukking buiten schot blijven. Bovendien is identiteitspolitiek niet gericht op het opbouwen van eenheid onder jongeren en werkenden. Om tot overwinningen te komen, is onze eenheid essentieel. Het versterken van deze eenheid vereist respect voor elke gevoeligheid. We mogen ons niet van vijand vergissen: het kapitalisme heeft racisme en andere vormen van verdeeldheid nodig. Het zijn de kapitalisten die er voordeel uit halen, niet de werkenden en hun gezinnen.

Voor sommigen is deze strijd alleen een zaak van de direct betrokkenen. Wij denken dat discriminatie ons allemaal aanbelangt. Zolang één categorie van de bevolking wordt gediscrimineerd, zet dit de andere lagen onder druk. Zolang bijvoorbeeld werknemers zonder papieren worden uitgebuit met lage lonen, zet dit een neerwaartse druk op alle lonen. Daarom is de regularisatie van mensen zonder papieren een maatregel die goed is voor de sociale zekerheid en voor iedereen, behalve voor de bazen die direct of indirect profiteren van hun rampzalige situatie. Daarnaast dreigt de benadering om enkel wie ‘direct betrokken’ is de strijd te laten voeren deze mensen te isoleren, wat de weg opent naar wanhopige strijdmethoden zoals de hongerstakingen van mensen-zonder-papieren. Wij zijn daar geen voorstander van, maar pleiten er integendeel voor om de strijd te verbreden en alle slachtoffers van het systeem op een inclusieve en respectvolle manier bijeen te brengen.

De maatschappij onder het kapitalisme is verdeeld in sociale klassen, op basis van de diefstal van een deel van de door de sociale meerderheid (de werkende klasse) geproduceerde waarde door een kleine minderheid, de kapitalistische klasse. Racisme is een product van het kapitalisme. We moeten daaraan toevoegen dat deze discriminatie nuttig is voor het systeem, net zoals seksisme en LGBTQI+-fobie dat zijn. Het maakt het immers mogelijk om de uitgebuite en onderdrukte massa’s te verdelen. De kleine minderheid aan de top van de piramide van kapitalistische uitbuiting zou nooit aan de macht kunnen blijven als de overgrote meerderheid van de bevolking samen in opstand komt.

De werkende klasse is het best geplaatst om het kapitalistische systeem omver te werpen, gezien haar aantal en haar plaats in het productiesysteem. Dit is wat de pandemie eens te meer heeft aangetoond: als de werkende klasse stopt, dan stopt alles. Met werkende klasse bedoelen we diegenen die hun arbeidskracht verkopen voor een loon en die de productiemiddelen niet bezitten. Door middel van een staking kan de arbeidersklasse de hele economie en de samenleving blokkeren. “Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil,” luidde reeds de slogan van de Nederlandse spoorstaking van 1903. Dit werpt de fundamentele vraag op van een nieuwe organisatie van de samenleving op een andere basis, door ons te ontdoen van de bazen, de aandeelhouders en de volledige vervreemdende maatschappelijke organisatie vandaag. 

Door de controle te verwerven op de rijkdom die we produceren, kunnen we op democratische wijze beslissen hoe deze wordt aangewend om sociale problemen op te lossen en tekorten te bestrijden. Dan kunnen we de middelen inzetten waar ze nodig zijn. De bron van racistische verdeeldheid, zoals gepropageerd door extreemrechts, zou verdwijnen door een dergelijke democratisch geplande economie.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie