Hoe het rode leger de burgeroorlog in Sovjet-Rusland won

Recensie van ‘Revolutie en burgeroorlog 1917-1921’ van Antony Beevor

Artikel door Per-Ake Westerlund

“Het is niet overdreven om te zeggen dat het bolsjewisme nu een veel groter gevaar is voor Europa dan het Duitse militarisme.” Deze opmerking van de Britse minister van Buitenlandse Zaken Balfour in 1918, na vier jaar oorlog tegen Duitsland met miljoenen doden, toont de doodsangst van het mondiale imperialisme nadat de arbeiders de macht grepen in Rusland.

Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten, Japan, Duitsland en zes andere staten namen militair deel aan de zijde van de witte generaals in de oorlog tegen de arbeiders en arme boeren in Rusland in 1918-21.

Dit is het onderwerp van het nieuwste boek van Antony Beevor, ‘Revolutie en burgeroorlog 1917-1921’. De Britse historicus publiceerde eerder boeken over de Slag om Stalingrad en de Spaanse burgeroorlog, boeken die de moeite zijn om te leven. Over Rusland kan Beevor echter niet weerstaan aan de meest gebruikte burgerlijke clichés en mythes over de Russische Revolutie van 1917, de bolsjewieken en vooral de leiders Lenin en Trotski. Desondanks eindigt het boek als één lange opsomming van de massamoorden en antisemitische pogroms van de witte kant, en van de verantwoordelijkheid van het imperialisme voor de helse levensomstandigheden van de Russische bevolking.

Wie vandaag de oorlog in Oekraïne en de vernietiging van steden door Russische troepen volgt, kan in Beevors boek lezen hoe Oekraïne 100 jaar geleden werd bezet. In 1920 hield het Franse leger de hele Oekraïense Zwarte Zeekust in handen, van Odessa tot Marioepol, met de opdracht dat heel Oekraïne een departement van Frankrijk zou worden. Ook toen al was de export van landbouwproducten via de Zwarte Zee belangrijk voor de voedselvoorziening en de economie.

Het Duitse leger veroverde Kiev en stelde een marionettenregering in. In de Zwarte Zee had de Britse marine, net als in de Kaspische Zee, een hele armada om de scheepvaart te controleren. Japan had hooguit 145.000 troepen in Siberië, terwijl de Britse regering schatte dat zij 100 miljoen pond aan deze oorlog had besteed. Tot de troepen van het Britse Rijk behoorden ook soldaten uit India, Canada en Australië.

De verenigde westerse mogendheden hielden een hongerblokkade in stand die alle huidige sancties doet verbleken. Vijf miljoen mensen stierven van de honger. De blokkade en de oorlog gaven ook alle ruimte aan vreselijke epidemieën. Miljoenen stierven aan tyfus. Daarnaast heersten pokken, Spaanse griep, dysenterie en cholera.

Net als in eerdere boeken concentreert Beevor zich op het verloop van de oorlog zelf, terwijl cruciale politieke beslissingen en gebeurtenissen slechts terloops worden vernoemd. Daardoor slaagt hij er niet in te verklaren hoe het nieuw gevormde Rode Leger erin slaagde zoveel soldaten te mobiliseren in zo’n extreem oorlogsmoe land. Het antwoord is dat de soldaten niet werden gemobiliseerd om nationalistische redenen, maar voor landhervorming, vrijheid voor onderdrukte volkeren en in feite voor vrede en de mogelijkheid om een gloednieuwe, socialistische arbeidersmaatschappij op te bouwen. Voor Oekraïne was het bolsjewistische programma voor onafhankelijkheid cruciaal, een beleid dat Poetin heeft veroordeeld in het kader van zijn aanvalsoorlog. De Russische arbeiders die vochten in 1917-22 waren het complete tegenovergestelde van het huidige Russische leger.

Revolutie tegen de tsaar

Rusland was op het begin van de 20e eeuw een imperialistische grootmacht waar de overgrote meerderheid van de bevolking bestond uit extreem uitgebuite boeren. Beevor citeert Maksim Gorky over hoe “de helft van alle boerenkinderen voor hun vijfde jaar aan diverse ziekten sterft”, zelfs nadat de lijfeigenschap in 1861 formeel was afgeschaft. Naast een landbouw met houten ploegen was er een jonge arbeidersklasse van drie miljoen mensen verzameld in grote industriële fabrieken, met de ervaring van de revolutie van 1905 en de grote stakingen van 1913-14.

Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, mobiliseerde het tsaristische leger 15,3 miljoen soldaten, voor het merendeel arme boeren. Drie miljoen zouden de oorlog niet overleven, en nog veel meer raakten levenslang gewond.

Het leed en de ellende die de oorlog veroorzaakte leidde tot de Februarirevolutie van 1917, toen het tsaristische rijk omver werd geworpen. Beevor beschrijft hoe de revolutie begon met vrouwenstakingen en massabetogingen, die snel steun kregen van de arbeidersklasse en van de soldaten, die wapens uitdeelden. “Elke eenheid die werd ingezet sloot zich aan bij de rebellen.” Beevor citeert het hoofd van de geheime politie, Globatsjov. Geen van de autoriteiten van de tsaar functioneerde terwijl “menigten alle symbolen van de monarchie van openbare gebouwen afbraken en dubbelkoppige adelaars van winkels die wezen op banden met het keizerlijk hof.”

Voorlopige regering

Er werd een voorlopige regering gevormd, met prins Lvov als premier. Er zaten ook twee ‘socialistische’ ministers in de regering: Kerenski van de Sociaal-Revolutionairen (SR) en de mensjewiek Tsjcheidze. Tegelijkertijd werd de arbeidersraad, de Sovjet van 1905, opnieuw ingesteld. De mensjewieken en de SR kregen daar een meerderheid en steunden de regering. Een deel van de bolsjewieken, waaronder Stalin en Kamenev, stonden dezelfde lijn voor, terwijl Lenin vanaf zijn terugkeer in april een meerderheid kreeg voor strijd tegen de voorlopige regering. De revolutie van de massa’s had de tsaar omvergeworpen en een sfeer van vrijheid geschapen. Maar de regering zette de oorlog voort en weigerde landhervormingen door te voeren of onderdrukte volkeren vrijheid te geven. De kapitalisten behielden de economische macht. Zou de revolutie stoppen of doorgaan? Beevor beschrijft de stemming op het platteland: “Toen het woord [van de revolutie] zich verspreidde, gingen de boeren de stad in en vroegen wanneer ze het land konden overnemen en wanneer de oorlog zou eindigen.”

Zoals typische rechtse schrijvers zoekt Beevor excuses voor de acties van de Voorlopige Regering door te beweren dat landhervorming en vrijheid voor onderdrukte volkeren alleen konden worden besloten door een Grondwetgevende Vergadering (een parlement dat een nieuwe grondwet zou opstellen). Maar zo’n vergadering werd door de regering niet ingesteld. Rechts en de hoge militairen pleitten al voor een nieuwe dictatuur.

In juni lanceerde de Voorlopige Regering, in samenspraak met haar bondgenoten in Groot-Brittannië en Frankrijk, een nieuw oorlogsoffensief. De regering dwong de bolsjewieken ondergronds te gaan en arresteerde in juli verschillende van hun leiders. Het Finse parlement, de Diet, werd ontbonden. Kerenski werd eerst minister van Oorlog en vervolgens premier.

Het regeringsbeleid bevestigde het bolsjewistische standpunt dat de arbeiders de macht moesten grijpen. Alleen dan konden de slogans van vrede, brood en land worden uitgevoerd. Het alternatief was dat het leger de macht zou heroveren, zoals bleek uit de couppoging van generaal Kornilov in augustus, een poging die volgens Beevor niet gepland was, maar waartoe hij gedwongen werd.

Massale steun voor de bolsjewieken

Beevor merkt op dat de steun voor de bolsjewieken sterk toenam. Tegelijkertijd schrijft hij Lenin “dictatoriale neigingen” toe, hoewel hij verwijst naar hoe Lenin vaak moest debatteren om een meerderheid in de partij te krijgen. Volgens Beevor had Leon Trotski, die samen met Lenin de Oktoberrevolutie leidde, “geen tijd voor democratie.” Daarom noemt hij het besluit van het Sovjetcongres om de macht te grijpen de “Oktobercoup.” De bolsjewieken vormden vervolgens een regering met de steun van de linkse SR, die de meerderheid van de sociaal-revolutionairen vormde.

Wat was het alternatief? Beevor schrijft zelf: “Mensjewieken en leiders van de Sociaal-Revolutionairen, meestal leden van de hogere intelligentsia, leken in toenemende mate vervreemd van de situatie.” Ondertussen stonden rechts, de officieren en de kapitalisten voor een dictatuur en voortdurende oorlog.

Het boek gaat volledig voorbij aan het eerste besluit van de nieuwe regering: de grootste landhervorming ter wereld, met grond voor 100 miljoen mensen op het platteland, en een onmiddellijke vredesverklaring. Evenmin vermeldt Beevor de vele democratische besluiten, over onafhankelijkheid voor Finland, het recht op echtscheiding en abortus, het verbod op racisme en antisemitisme, de afschaffing van de doodstraf.

Beevor verwijst naar de verkiezingen voor de Grondwetgevende Vergadering – die pas werden gehouden nadat de bolsjewieken en de arbeiders de macht hadden gegrepen. De bolsjewieken kregen 10 miljoen stemmen en werden de tweede partij, terwijl de sociaal-revolutionairen 16 miljoen stemmen kregen. Maar, zo moet Beevor toegeven, “aangezien veel linkse socialistisch-revolutionairen op dat moment bereid waren om met de bolsjewieken samen te werken, geeft dit geen nauwkeurig beeld van het politieke machtsevenwicht.” Toen de Grondwetgevende Vergadering weigerde de macht van de Sovjets te erkennen, werd ze ontbonden. Dat was een stap die nauwelijks werd opgemerkt, maar waarvan rechts internationaal uitgebreid gebruik maakte.

Begin van de burgeroorlog

Beevor beweert dat Lenin een burgeroorlog wilde, maar opnieuw moet hij uiteindelijk erkennen dat de bolsjewieken altijd naar vrede streefden. Het vredesverdrag met Duitsland op 6 maart 1918 bevatte grote concessies van de Sovjetregering, maar betekende het begin van het einde van de Eerste Wereldoorlog. De linkse SR, die de oorlog tegen Duitsland wilde voortzetten, verliet uit protest de regering. Later vermoordden aanhangers van de linkse SR de Duitse ambassadeur in de ijdele hoop een opstand te ontketenen of een oorlog uit te lokken. Sociaal-Revolutionairen vermoordden ook verschillende bolsjewieken en voerden moordaanslagen uit op Lenin.

Wie echt een burgeroorlog wilde werd duidelijk. De verplettering van de revolutie in Finland door de Witten in het voorjaar van 1918 (40.000 doden, waaronder 12.500 Rode krijgsgevangenen) was een indicatie. Zowel Kornilov als generaal Mikhail Alexejev, de stafchef van de tsaar, begonnen nu legers op te bouwen. In de Donbas werd een Kozakkenleger van 40.000 man verzameld. In maart arriveerden de eerste imperialistische troepen, Britse Royal Marines, in Moermansk. In april kwamen er regimenten uit Japan, de VS en Groot-Brittannië in Vladivostok aan. In augustus veroverden de Britten Arkhangelsk. Tegelijkertijd was Duitsland van plan de Baltische staten over te nemen en een Duitse koning in Finland aan de macht te brengen.

De oorlog was nu een feit. In het oosten waren er 12.000 Tsjechische soldaten onder bevel van generaal-majoor Gadja (door Beevor beschreven als een fascist), drie Japanse divisies, twee Amerikaanse infanterieregimenten, een Frans koloniaal bataljon, twee Britse eenheden, een Canadese brigade en andere troepen. In het zuiden waren er Griekse, Italiaanse, Roemeense en Bulgaarse soldaten.

De bolsjewieken waren nu gedwongen een Rood Leger op te bouwen, onder leiding van Trotski. Het Rode Leger bevatte veel internationalisten, zoals 25.000 Letten, die vaak de belangrijkste missies op zich namen, en 30-40.000 Chinezen. Beevor beschrijft hoe Trotski bij een belangrijke slag in Kazan aankwam en daar zijn trein naar huis stuurde om te laten zien dat hij van plan was de strijd vol te houden. Het moreel van de Roden en hun programma van landhervorming en vrijheid voor onderdrukte volkeren leidde tot vele gevallen van massale desertie door de Witten, waarvan herhaaldelijk melding wordt gemaakt in het boek.

Na grote successen voor de Roden werden de Witten al in 1918-19 gedwongen te vluchten naar Oefa in het Oeralgebergte, 1200 kilometer ten oosten van Moskou. Daar werd een conferentie gehouden, waarvan de deelnemende generaals in het boek worden beschreven als psychopaten en reactionairen in een totaal corrupte omgeving. Er werd een raad van ministers ingesteld onder leiding van de voornaamste kandidaat-dictator, admiraal Koltsjak. Tegelijkertijd waren er andere ‘regeringen’ onder de witten, zoals die van Semjonov, die door Japan werden gesteund. In Samara werd een rechtse SR-regering gevormd, ook effectief gecontroleerd door de Witten. Een voorlopige Noord-Russische regering met rechtse SR’s “had nooit tot stand kunnen komen” zonder de betrokkenheid van de Royal Navy en de Royal Marine Light Infantry.

Churchills oorlogsplannen

Ongeveer halverwege het boek worden de Britse regering en vooral haar minister van oorlog Winston Churchill hoofdpersonen, terwijl Lenin en Trotski naar de achtergrond verdwijnen. Churchill, die in nauw contact stond met Koltsjak, wilde op 16 februari 1919 “een plan opstellen voor een oorlog tegen de bolsjewieken.” Maar een probleem voor Londen was dat het voorwendsel voor oorlog verdween toen Duitsland zich overgaf, een gevolg van de Duitse revolutie in november 1918.

De grootmachten zijn alleen uit op natuurlijke grondstoffen zoals olie, merkte Boris Savinkov op, een SR-leider die een Witte krijgsheer werd. “De graanvelden van Oekraïne redden voor de rest van Europa,” was ook het doel van de Britse regering. Bovendien eisten de Entente-mogendheden dat de buitenlandse schuld van Rusland niet werd afgeschreven. Hun machtspositie blijkt uit het feit dat de communicatie tussen de krijgsheren Koltsjak in het oosten, Denikin in het zuiden en Jodenitsj in het westen via Parijs verliep.

Premier Lloyd George was voorzichtiger dan Churchill en waarschuwde dat escalatie van de oorlog “het bolsjewisme in Rusland zou kunnen versterken en thuis kan aanwakkeren.” Dat gebeurde ook, met protesten thuis en muiterijen van soldaten en matrozen die de Internationale zongen. Duitse en Oostenrijkse krijgsgevangenen keerden terug als bolsjewieken. “De Franse en Britse regeringen maakten zich grote zorgen dat de bolsjewistische gevoelens zich verspreiden over Midden-Europa en de Balkan,” schrijft Beevor. Er volgden revoluties in Hongarije en Beieren, maar de lokale leiders misten de ervaring van de bolsjewieken om deze revoluties naar de overwinning te leiden.

Tegelijkertijd begonnen in Rusland de Witte krachten uiteen te vallen. De Britse generaal-majoor Knox wordt beschreven als “woedend” toen 80% van de door hen uitgeruste Witte soldaten overliepen naar de Roden. Trotski stuurde een telegram om hem te bedanken.

Revolutie beslist over uitkomst oorlog

Meer dan 100 jaar geleden namen meer dan 100.000 soldaten uit alle grootmachten van de wereld deel aan de Russische burgeroorlog aan de zijde van de witte generaals. Hun doel was de arbeidersrevolutie, die de tsaar omver had geworpen, te verpletteren en te voorkomen dat deze zich naar andere landen zou uitbreiden.

Terwijl de burgerij en rechts sindsdien de bolsjewieken ervan beschuldigen ondemocratisch te zijn, zwijgen ze meestal over het extreme geweld van hun eigen vertegenwoordigers tijdens de burgeroorlog. En ze kunnen niet verklaren waarom de witten de oorlog verloren.

De brutaliteit van de Eerste Wereldoorlog werd nog versterkt toen de imperialistische mogendheden besloten dat de Russische Revolutie moest worden neergeslagen. De omverwerping van één van de meest reactionaire regimes door een arbeidersrevolutie die vrede beloofde, maakte het samen met de extreme oorlogsmoeheid moeilijk voor de grootmachten om de eigen soldaten te motiveren. Het imperialisme werd gedwongen zijn troepen geleidelijk terug te trekken, mede door de steun die de Russische revolutie internationaal onder de arbeiders kreeg.

Alle propaganda van regeringen over de hele wereld is sindsdien gericht tegen de revolutie, de bolsjewieken en het Rode Leger. Hoewel het boek van Antony Beevor duidelijk burgerlijk is, moet hij echter een aantal massamoorden en antisemitische pogroms van de Witten beschrijven. Enkele voorbeelden uit het boek: in april 1919 vond in Oefa een “pure slachting” plaats van 670 gevangenen, waaronder 66 bolsjewieken en een grote groep linkse sociaal-revolutionairen. In Jekaterinenburg werd op 15 juli een “gruwelijke pogrom tegen de Joodse bevolking” uitgevoerd, waarbij ongeveer 2.200 doden vielen. Bij het Bajkalmeer werden op 4 augustus 2.200 bolsjewistische gevangenen gedwongen “hun eigen graf te graven en hun laarzen uit te trekken voordat ze werden doodgeschoten” door de kozakkentroepen van luitenant-generaal Semjonov. En in Jekaterinoslav: “Alle soldaten van het Rode Leger en communistische verdachten die in de stad bleven, werden door de Kozakken neergemaaid.” In Odessa: “de Joden verstopten zich toen de Witten het overnamen.”

Niets van dit alles was onbekend bij de imperialistische machten die militair deelnamen en de witte legers financierden, integendeel. De beruchte generaal Shkuro, die tijdens een ceremonie werd onderscheiden met de Britse Order of the Bath, was een brutale antisemiet en sadist, schrijft Beevor. De man die de orde uitreikte en de toespraak ter ere van Shkuro hield, de Britse generaal-majoor Holman, was zelf “geobsedeerd door het idee om overal Joden uit te roeien,” schreef zijn ondergeschikte, kapitein John Kennedy.

Bolsjewisering van de boerenstand

De witte generaals wilden geen democratische vergaderingen of vrijheid voor de onderdrukte volkeren aanvaarden, en nog minder een landhervorming. Beevor beschrijft hoe dit hun kansen op steun ondermijnde: “Tegelijkertijd keerde het barbaarse gedrag van de Kozakken tijdens hun bijeenkomsten het doorgaans conservatieve publiek tegen de witten.” Het was een proces van “bolsjewisering van de wanhopige boerenstand.” “De boeren, die de opmars van de Witten hadden gezien als een dreiging voor het terugwinnen van de grond door de oude landeigenaren, waren nu veel minder terughoudend om in het Rode Leger te dienen.”

Ook in de Baltische staten organiseerden de Witten antisemitische pogroms. Hier vormden de Duitse troepen, gesteund door Finse en Zweedse huurlingen, de echte bedreiging voor het zelfbestuur. Onmiddellijk na de Oktoberrevolutie van 1917 verklaarden de bolsjewieken het recht van de onderdrukte volkeren op onafhankelijkheid tot hoeksteen van het politieke programma van de partij. Op 6 december 1917 werd de Finse onafhankelijkheid uitgeroepen. Midden in de burgeroorlog, op 17 december 1919, sloot de bolsjewistische regering een vredesverdrag met de drie Baltische staten Estland, Letland en Litouwen.

“Churchills hoop op een grote anti-bolsjewistische alliantie in de Baltische staten werd de bodem ingeslagen,” vat Beevor samen. Minister van Oorlog Winston Churchill handelde vanuit Londen voor een aanval op Petrograd, geleid door generaal Judenitsj en door baron Gustaf Mannerheim, de voormalige tsaristische officier die de macht in Finland had gegrepen. Maar dit project viel op de weigering van de Witten om te accepteren dat Karelië Fins was. Beevor vertelt ook hoe Trotski in Petrograd de paniek over de geplande aanval van Judenitsj omzette in een wil tot verzet. De aanval werd nooit uitgevoerd.

Tegen Kerstmis 1919 voorspelde zelfs Churchill een “volledige overwinning” voor de bolsjewieken. Premier Lloyd George gaf commentaar op het fiasco van de aanval op Petrograd: “Het feit dat de anti-Bolsjewieken erin geslaagd zijn slechts 20.000 of 30.000 man bijeen te brengen op een bevolking van enkele miljoenen is nog een indicatie van de totaal verkeerde inschatting van de situatie in Rusland waarop de militaire lijn is gebaseerd.” Toen de Britten Moermansk evacueerden, gingen slechts 6.535 Russen mee, “veel minder dan verwacht.”

Bloedbaden en pogroms

Ook in het noorden en Siberië werden de Witten steeds meer teruggedrongen. Soldaten deserteerden of kwamen in opstand, zoals de Poolse troepen die zich in januari 1920 overgaven en naar huis wilden. Nu volgden interne gevechten en mogelijk nog ergere slachtpartijen. Koltsjak beschuldigde de extreemrechtse Tsjechische commandant Gajda van “democratische neigingen”, maar Gajda werd gesteund door de hoogste Franse officier, generaal-majoor Janin. Door interne twisten tussen de Witten kon Koltsjak, die door de Entente-mogendheden (Groot-Brittannië en Frankrijk) tot Russisch bevelhebber was benoemd, niet snel genoeg ontsnappen en werd na twee weken verhoor gearresteerd en geëxecuteerd.

Beevor citeert de Britse consul-generaal Harris over hoe de witte troepen “dorpen platbranden, honderden vreedzame Russische burgers vermoorden, zonder voorafgaand proces democratische mensen neerschieten alleen op verdenking van politieke ontrouw.” Uit de stad Belgorod komt de getuigenis van sergeant Berry: “Mannen en vrouwen die ervan werden beschuldigd pro-Bolsjewiek te zijn, werden op het stadsplein opgehangen… en dronken Kozakken hakten hun armen en benen af met hun sabels terwijl de ellendigen nog leefden.”

In Oekraïne werden naar schatting 50.000 tot 100.000 Joden vermoord in meer dan 300 antisemitische pogroms. Witten beschouwden alle Joden als bolsjewieken en omgekeerd. Beevor beschrijft de historische achtergrond: “Het is niet verwonderlijk dat het tsaristische antisemitisme, dat in zijn meest extreme vorm bestond uit moorddadige pogroms uitgevoerd door de Zwarte Honderd-bendes, boze jonge Joden in de armen van de bolsjewieken dreef.”

De Rode Terreur

Zoals alle burgerlijke schrijvers doet Beevor zijn best om de bolsjewieken en Lenin en Trotski in het bijzonder zwart te maken. Beide partijen begingen wreedheden tijdens de oorlog, en Beevor moet moeite doen om de rode troepen moreel te veroordelen. Zo moet hij toegeven dat de inname van Omsk door de rode troepen “gekenmerkt werd door relatief weinig vergeldingsacties en zeer weinig plunderingen.”

Onmiddellijk na het Tweede Sovjetcongres in oktober 1917, waarop de arbeidersraden de nieuwe regering onder leiding van de bolsjewieken benoemden, waren er geen plannen voor een nieuw leger. Oorlogsmoeheid van de Eerste Wereldoorlog en de slogan van vrede waren sterke factoren voor de steun aan de partij. De soldaten die binnen het leger van de tsaar hadden gemuit en in opstand waren gekomen, werden doorgaans bolsjewieken genoemd. Gearresteerde tsaristische officieren werden vrijgelaten onder de belofte dat ze de wapens niet zouden opnemen.

Pas in januari 1918 werden de eerste stappen gezet in de richting van een Rood Leger en in maart trad Trotski af als commissaris (minister) van Buitenlandse Zaken om commissaris van Oorlog te worden. Toch bleef de repressie zeer beperkt. In de eerste helft van 1918 werden 22 mensen door de Roden geëxecuteerd. Dit zou veranderen. De burgeroorlog in Finland, de opbouw van Witte legers, de landingen van de grootmachten langs de kusten, de moorden en pogingen tot moord op bolsjewistische leiders – dit alles leidde tot de afkondiging van de ‘Rode Terreur’ in september 1918. Een aparte veiligheidsdienst tegen sabotage en gewapende contrarevolutie, de Tsjeka, werd opgericht.

De genomen maatregelen waren defensief en opgelegd door oorlog en noodzaak, vooral het gebrek aan voedsel. De onmiddellijke reactie op de honger was het met geweld opeisen van voedsel bij de boeren op het platteland. Handel en speculatie met voedsel was absoluut verboden. ‘Oorlogscommunisme’ was niet het beleid dat de bolsjewieken in hun programma hadden, maar als defensieve maatregelen gericht op een nieuwe samenleving kon het een brede steun mobiliseren. De Rode Terreur die werd uitgeoefend werd openlijk gerapporteerd en besproken. Het neerslaan van opstanden ter ondersteuning van de witten en het aangaan van militaire gevechten was onderdeel van de oorlog.

Zelfbenoemde lokale Tsjeka en Rode troepen begingen ongetwijfeld wreedheden. Beevor meldt hoe Lenin aandrong op voorzichtigheid op het platteland en het Rode Leger opriep tot beëindiging van de gedwongen dienstplicht, confiscatie en executies.

Alle tegenstand wordt wit

Ondanks zijn uitbarstingen tegen Lenins ‘gebrek aan democratie’ vermijdt Beevor rechtstreekse vergelijkingen met Stalins Sovjet-Unie. Ook andere eerlijke burgerlijke historici, zoals E H Carr in zijn klassieke boeken over de Russische Revolutie, lieten zien hoe het bolsjewistische beleid niets gemeen had met de politieke contrarevolutie van Stalin, die uitroeide wat er over was van de bolsjewistische partij, een wrede dictatuur instelde en alle democratische hervormingen ongedaan maakte.

Degenen die de bolsjewieken en de Russische Revolutie bekritiseren – of haten – zwijgen over wie zij liever aan de macht hadden gezien in Rusland. De ‘democratische’ grootmachten waren in feite koloniale machten, die oorlog voerden in India, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika, Afrika en Oost-Azië, naast de zojuist beëindigde Eerste Wereldoorlog en de klassenstrijd tegen arbeiders en armen in hun landen.

De krachten die tegen de bolsjewieken ingingen, eindigden allemaal aan de kant van de Witten. De Sociaal-Revolutionairen riepen net als de Mensjewieken op tot gewapende strijd tegen de regering en de Sovjetmacht. Het onafhankelijke leger onder Makhno in Oekraïne, dat het Zwarte Leger werd genoemd vanwege zijn anarchistische vlag, slaagde er niet in een stabiel geloofwaardig gebied onder zijn controle te krijgen of een duidelijk standpunt in te nemen voor de revolutie, en werd in 1921 ontbonden toen zijn leiders naar Roemenië vluchtten. Een tragische gebeurtenis was de opstand van Kronstadt in 1921, die militair werd neergeslagen door de Rode troepen. De marinebasis van Kronstadt, net buiten Petrograd, had vanaf 1917 een reputatie als bolwerk van de revolutie, maar had vier jaar later een heel andere bemanning. De eisen van de mariniers waren hogere voedselrantsoenen in een tijd van hongersnood en de opstand werd door de witten gezien als een laatste kans om de regering te ondermijnen. De opstand miste de steun van de arbeiders van Petrograd, maar de nederlaag ervan is sinds de jaren dertig door de tegenstanders van de bolsjewieken gebruikt als bewijs voor de autoritaire brutaliteit van de partij.

Begin 1920 viel het Poolse leger Oekraïne en Rusland aan. Het Rode Leger reageerde door te mobiliseren en een tegenaanval in te zetten. De Poolse troepen werden teruggedreven. Lenin en de bolsjewieken drongen er bij het Rode Leger op aan om naar Warschau op te rukken, in de overtuiging dat ze zo steun zouden krijgen in Polen, maar beseften toen dat dat een vergissing was. Revoluties kunnen niet met wapengeweld worden verspreid, laat staan tegen een onderdrukt land met veel steun voor onafhankelijkheid. De bolsjewieken pleitten voor een unie van sovjets, arbeidersraden, die arbeiders over de grenzen heen verenigden, maar ook voor het recht van naties op onafhankelijkheid en een eigen staat. Het is een beleid waarmee Stalin volledig brak, met een totalitaire dictatuur die de hele Sovjet-Unie en haar deelstaten regeerde. Het feit dat Poetin aan de vooravond van de aanval op Oekraïne Stalin prees en Lenin bekritiseerde, zegt genoeg.

Een gebroken land

De oorlog was de facto al voorbij toen het Rode Leger in november 1920 de hele Krim, het laatste bastion van de Witten in Europees Rusland, in handen kreeg. De witte generaals Denikin en Wrangel vluchtten samen met hun aanhangers, met behulp van Britse, Franse en Amerikaanse schepen in de Zwarte Zee. Het ging om dezelfde schepen die eerder ter ere van hen saluutschoten hadden gelost. In maart 1922 eindigde de oorlog definitief toen Vladivostok door de Roden werd veroverd.

Rusland was een gebroken land met enorme noden. Hongerrampen teisterden het land en eisten miljoenen slachtoffers. De industriële productie was een vijfde van wat het voor de Eerste Wereldoorlog was en de oogsten een derde. Er waren zeven miljoen wezen.

Een groot deel van de meest bewuste arbeiders stierf in de oorlog. De nederlaag van de revolutie in Finland, Hongarije, Oostenrijk en Duitsland leidde tot isolement en afhankelijkheid van het oude staatsapparaat. Een bureaucratische laag binnen het regime, onder leiding van Stalin, versterkte zijn macht.

Het boek van Antony Beevor is rommelig en natuurlijk burgerlijk van inslag. Maar de conclusie blijft uiteraard dat het imperialisme en de witte legers de revolutie niet konden verpletteren. De revolutie die verdedigd werd door de bolsjewieken en het Rode Leger genoot immers de steun van de werkende klasse en van de arme bevolking op het platteland.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie