De tweede ambtstermijn van de Indonesische president Joko Widowo, die in 2019 begon, wordt gekenmerkt door reactionaire en autoritaire maatregelen en een massale neoliberale aanval op de arbeidersklasse en het milieu. Dit heeft geleid tot de grootste protesten sinds de Reformasi (hervormings)beweging in 1998, die een einde maakte aan het 32 jaar durende dictatoriale bewind van Soeharto. Een nieuwe generatie heeft de strijd opgenomen. Het zal van cruciaal belang zijn dat onze klasse lessen trekt uit het verleden en de strijd voor revolutionair socialisme opneemt.
Dossier door Christian (Leuven) – met hulp van Per Johansson (ISA Zweden)
Deel 1. Indonesië onder Jokowi
Een verandering van gezicht…
Toen Jokowi, zoals de president in de volksmond wordt genoemd, in 2014 voor het eerst tot president werd gekozen, beschreef Times Magazine hem als een “nieuwe hoop.” Hij was inderdaad uniek in de Indonesische presidentiële geschiedenis, omdat hij noch uit de politieke elite noch uit de militaire top kwam. Hij was een ‘selfmade man’, geboren in een sloppenwijk, later meubelexporteur, burgemeester van zijn geboortestad Solo, en ten slotte gouverneur van Jakarta, de hoofdstad van het land.
In 2014 werd gevreesd dat zijn belangrijkste tegenstander tijdens de presidentsverkiezingen, generaal Prabowo Subianto, een terugkeer naar een duister verleden zou inluiden. Prabowo had als commandant van de speciale strijdkrachten onder dictator Soeharto (zijn toenmalige schoonvader) talrijke misdaden begaan, met name de onderdrukking van de Oost-Timorese onafhankelijkheidsbeweging en het laten verdwijnen van Reformasi-activisten. Prabowo, die beloofde “Indonesië weer groot te maken,” versterkte bovendien zijn alliantie met rechts-islamitische krachten. Voor degenen die bezorgd waren over de mensenrechten en de democratische verworvenheden na het einde van Soeharto’s bewind, was de keuze duidelijk. Met zijn “pro-arme” retoriek trok Jokowi de steun aan van burgerrechtenorganisaties, waaronder milieu- en arbeidsgroepen.
… maar niet van inhoud
Ondanks zijn populisme en zijn schone imago waren er van meet af aan duidelijke tekenen dat Jokowi ten gunste van het kapitaal zou regeren, ten koste van de arbeidersklasse en de armen op het platteland.
Als gouverneur van Jakarta nam Jokowi een aantal populaire beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs nam, maar weigerde hij bijvoorbeeld de eisen van de vakbonden voor een hoger minimumloon in te willigen. Kort na zijn verkiezing tot president verlaagde hij de brandstofsubsidies drastisch, wat erg hard aankwam bij de armste lagen van de bevolking.
In het parlement kreeg zijn eigen Democratische Partij van Strijd (PDI-P) nooit de overhand. Hierdoor berustte Jokowi’s macht steeds op deals met de oude oligarchische elite van het land. Zijn kandidaat voor het vicepresidentschap in 2014 was Jusuf Kalla van de Golkarpartij, de partij die door Soeharto was opgericht. Deze alliantie werd geregeld door Megawati Soekarnoputri, zelf twee keer post-Reformasi president, en dochter van Soekarno, de eerste president van Indonesië. [i]
In 2019 nam Jokowi het opnieuw met succes op tegen Prabowo. Net als in 2014 deed Prabowo ongefundeerde beweringen over verkiezingsfraude, waardoor zijn aanhangers in opstand kwamen. Desondanks nodigde Jokowi vervolgens Prabowo en zijn Gerindra-partij uit in de regeringscoalitie en gaf hij Prabowo het ministerie van Defensie. De huidige coalitie van tien partijen, de Onward Indonesia Coalition, heeft 471 van de 575 zetels in het Lagerhuis.
Jokowi’s “Masterplan voor Ontwikkeling 2020-2024” is in populistische bewoordingen opgesteld, maar vooral gericht op een neoliberaal beleid “met een mantra van drie woorden: infrastructuur, deregulering en de-bureaucratisering.” [ii] In zijn dienst aan het kapitaal heeft Jokowi bewezen een waardig opvolger te zijn van al zijn voorgangers, inclusief Soeharto.
Daar komt de religieuze rechterzijde…
Eind 2016 mobiliseerde de 212-beweging (genoemd naar 2 december, de eerste grote actiedag) enorme acties met 200.000 of meer deelnemers. Op het protest was er een bonte samenstelling: van traditionele moslims tot salafisten tot vakbondsleden. Het doel van het protest was om de gouverneur van Jakarta, beter bekend als “Ahok”, ten val te brengen en hem gevangen te zetten voor zijn vermeende blasfemie tegen de Koran. De beweging voedde zich niet alleen met religieuze onverdraagzaamheid en racisme (aangezien Ahok een Chinese christen was), maar ook met legitiem sociaal ongenoegen. Ahok stond erom bekend dat hij een bijzonder meedogenloos programma voerde om krottenwijken met de grond gelijk te maken.
Jokowi heeft de rechts-islamitische krachten handig gecoöpteerd. In zijn verkiezingscampagne voor 2019 was zijn running mate Ma’ruf Amin, een conservatieve moslimgeestelijke en voormalig opperste leider van de Nahdlatul Ulama (NU), ’s werelds grootste islamitische organisatie.
Naast het leger was deze organisatie een van de pijlers van de kapitalistische heerschappij in de archipel. Tijdens de uitroeiing van de Parti Kommunist Indonesia (PKI) in 1965-1966 speelden krachten als de jeugdafdeling van de Nahdlatul Ulama, de Ansor Jeugdbeweging, een grote en actieve rol. [iii]
Jokowi zag zich tegelijk genoodzaakt hard op te treden tegen enkele gewelddadige islamitische groeperingen met een meer jihadistische oriëntatie. Dergelijke groepen richten zich niet alleen tegen onderdrukte nationaliteiten zoals West-Papoea’s en vermoorden niet alleen mensen van andere geloofsovertuigingen (met name christenen), maar zijn ook een bedreiging voor links en de bevolking in het algemeen. Eén zo’n groep, het Islamitisch Verdedigersfront (FPI), werd in 2020 ontbonden. Deze groep had eerder de steun gekregen van sommige politici en delen van de militaire top. Het heeft herhaaldelijk met het leger en de politie samengewerkt, bijvoorbeeld door openbare debatten van LGBTQ+- of Ahmadiyya-activisten te verhinderen.[iv]
Vakbondsleiders gediscrediteerd
Als de linkerzijde niet offensief ingaat tegen het kapitalisme in verval, kunnen extreemrechtse krachten de kop opsteken en massale steun verwerven. De heersende klasse weet heel goed hoe zij dergelijke krachten in haar voordeel kan gebruiken.
Over de hele wereld proberen gevestigde leiders van de arbeidersbeweging om zich aan te passen aan het kapitalistische establishment. Dit is ook het geval in Indonesië. Said Iqbal, voorzitter van de KSPI, één van de grootste vakcentrales van het land, heeft een bijzonder verontrustende staat van dienst. Zowel bij de presidentsverkiezingen van 2014 als die van 2019 steunde hij Prabowo tegen Jokowi. Naar verluidt was Iqbal door Prabowo de positie van minister van Werk beloofd. Na Prabowo’s hernieuwde verlies sloot Iqbal zich aan bij Andi Gani, hoofd van de aan Jokowi gelieerde KSPSI-vakbondsfederatie, om de president van zijn steun te verzekeren. Wellicht niet toevallig komen deze twee vakbondsfederaties, de KSPI en de KSPSI, de grootste van het land wat ledenaantal betreft, voort uit de ter ziele gegane SPSI, de enige legale vakbond onder het bewind van Soeharto. [v]
Said Iqbal ging nog verder. Tijdens de 212-beweging heeft de leiding van de KSPI arbeiderscoalities opgezet om de religieuze sentimenten verder aan te wakkeren. Deze speelden een rol bij het mobiliseren van arbeiders om in Jakarta de straat op te gaan in de reactionaire ‘Verdedig de Islam-acties’ tegen Ahok. [vi]
Gelukkig bestaat er ook een meer progressieve onafhankelijke vakbondstraditie in Indonesië, die echter veel kleiner is in termen van ledenaantal. De vakbondscoalitie GEBRAK en een andere coalitie rond de vakbond SEDAR hebben zich noch achter Prabowo noch achter Jokowi geschaard. [vii]
Staat van de georganiseerde arbeidersbeweging
Reeds vóór de recente contrahervormingen bevond de Indonesische vakbeweging zich in een verzwakte positie en waren er een aantal negatieve tendensen. Hoewel Indonesië een van de snelste processen van verstedelijking van Azië kent, werkt het grootste deel van de beroepsbevolking van het land in de informele economie. Er zijn zelfs meer banen gecreëerd in de informele dan in de formele sector. Slechts 6% van de geregistreerde bedrijven heeft een collectieve arbeidsovereenkomst. Tussen 2007 en 2019 is het aantal werknemers dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst valt met 20% gedaald. De syndicalisatiegraad onder werknemers bedraagt momenteel slechts 5,2%.[viii]
Terwijl het aantal vakbonden explosief is gestegen (momenteel 10.000 vakbonden georganiseerd in 161 federaties en 17 confederaties), is het geregistreerde vakbondslidmaatschap gedaald van 9 miljoen in het begin van de jaren 2000 tot slechts 3,2 miljoen. [ix] Het vervolgen van vakbonden door activisten af te danken en het effect van het opvoeren van de flexibiliteit, onder meer door outsourcing, spelen hierin een belangrijke rol. De versnippering van de vakbonden is wellicht mee het resultaat van de vernietiging van de PKI in de jaren 1960 en het inspiratieloze karakter van de leiders van de grootste federaties.
Ondanks de zeer moeilijke omstandigheden is er arbeidersstrijd en zijn er regelmatig stakingen. In de PT Freeport Grasberg kopermijn in West-Papoea bijvoorbeeld heerst al jarenlang onrust onder de arbeiders, waarbij aanvankelijke verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden gevolgd werden door pogingen om de vakbonden uit de mijn weg te krijgen. 4200 arbeiders die in 2017 wegens een ‘illegale staking’ werden ontslagen, hebben jarenlang moeten vechten voor hun heropname, waarbij ze onder meer werden beschoten door veiligheidstroepen. De ontslagen werknemers werden eind vorig jaar door het Hooggerechtshof in het gelijk gesteld. [x] Naast deze langdurige gevechten zijn er ook regelrechte overwinningen. In januari 2022 wierpen de aanhoudende protesten van de vakbonden hun vruchten af: de gouverneur van Jakarta kondigde een verhoging van het minimumloon met 5,1% aan. Onder het mom van de covid-19-crisis hadden de werkgevers aanvankelijk niet meer dan 0,8% geboden.
Economische vooruitzichten in tijden van geopolitieke onzekerheden
De regering heeft grote ambities voor Indonesië, een aspirant BRIC-lid met een bevolking van meer dan 270 miljoen. Op het eerste gezicht lijken de economische vooruitzichten van het land relatief goed. Na de recessie in 2020 (-2,1%) en de tragere groei in 2021 (+3,7%) is de Indonesische economie naar verwachting weer op weg naar een jaarlijkse bbp-groei van ongeveer 5%, wat de afgelopen decennia de norm was voor Indonesië. Met 4,35% in juni ligt de inflatie op het hoogste peil in vijf jaar en niet op het hoogste peil in 40 jaar zoals in vele andere landen. De inflatie voor voedsel en energie ligt echter aanzienlijk boven dit gemiddelde, waardoor armere gezinnen worden getroffen.
Nu de wereld op de rand van een recessie balanceert, en zelfs China er slecht voor staat, zou de Indonesische economie er wel eens op achteruit kunnen gaan. Bovendien loopt Indonesië het risico verstrikt te raken in de geopolitieke rivaliteiten die de huidige periode steeds meer bepalen.
Indonesië volgt officieel een “pragmatische op gelijke voet” benadering in zijn betrekkingen met grote mogendheden. Zo is het betrokken in het Chinese One Belt One Road beleid (de nieuwe zijderoute), is het onderdeel van het Regional Comprehensive Economic Partnership (RCEP) en heeft Indonesië recent ook het Indo-Pacific Economic Framework for Prosperity (IPEF) van Washington ondertekend. Toch is het de vraag of Indonesië deze houding zal kunnen volhouden tijdens de intensiever wordende (niet steeds zo) ‘koude oorlog’ tussen de VS en China.
China is de belangrijkste handelspartner van Indonesië. De Chinese investeringen nemen toe en overtreffen die van de VS. Aan de andere kant koopt Indonesië zijn wapens van de VS en zijn westerse bondgenoten. Op 1 augustus 2022 hield Indonesië zijn grootste gezamenlijke militaire oefeningen tot nu toe met de VS. Australië, Singapore en voor het eerst ook Japan namen deel aan deze jaarlijkse oefeningen die bekend staan als Garuda Shield.[xi] De Indonesische publieke opinie is ongerust over de groeiende afhankelijkheid van het land van China en wil de Chinese invloed beperken. Er is echter ook een overweldigende oppositie tegen het kiezen van de zijde van de VS in een mogelijk militair conflict.[xii]
De grenzen van overheidsinterventies
De nationale burgerij vertrouwt sterk op de staat om haar belangen te verdedigen. Massaal verzet tegen neoliberale aanvallen op de arbeidersklasse en het milieu, zoals de Omnibus-wet (zie verder), wordt met harde hand onderdrukt.
De staat neemt ook nationalistische protectionistische maatregelen, om de langetermijnbelangen van de heersende klasse te beschermen tegen haar buitenlandse concurrenten. In februari 2022 verklaarde de regering van Jokowi beperkingen te zullen opleggen aan de export van onbewerkte mineralen, een maatregel die bedoeld is om de binnenlandse verwerking te stimuleren. De regering heeft plannen om van Indonesië de op één na grootste exporteur van roestvrij staal te maken, na China.[xiii] Indonesië heeft de grootste nikkelreserves ter wereld, een belangrijke grondstof voor de productie van staal en batterijen voor elektrische voertuigen. De regering nationaliseerde een deel van de olie, maar probeert tegelijk multinationals terug te lokken met het vooruitzicht van belangrijke gasvondsten.[xiv]
Gezien de steeds volatieler wordende wereldsituatie is de staat echter ook genoodzaakt noodmaatregelen te nemen. In Indonesië leidde de invasie van Rusland in Oekraïne tot stijgende prijzen voor bakolie en plaatselijke tekorten. Om de lokale markt te beschermen heeft de regering eerst de export van palmolie beperkt, alvorens een totaal exportverbod in te stellen. Een onvoorzien gevolg was dat de plaatselijke boeren, die al te lijden hadden onder de stijgende kunstmestprijzen, met hun productie bleven zitten.[xv] Aangezien Indonesië ongeveer een derde van de wereldwijde export van eetbare olie voor zijn rekening neemt, werden de internationale tekorten nog verergerd.[xvi] Het inherente gevaar is een cyclus van escalerende maatregelen die de armen overal ter wereld, ook in Indonesië, zullen treffen.
Wanneer de staat nationalistische economische maatregelen neemt, beweert hij te handelen ten voordele van de gehele natie. Dit is natuurlijk propaganda. Evenals neoliberale aanvallen dienen deze maatregelen de kapitalistische elite van het land. Wanneer het hun uitkomt, sluiten zij bondgenootschappen met buitenlandse kapitalisten en het imperialisme om de arbeidersklasse van Indonesië uit te buiten en zo nodig te verpletteren. Volgens Oxfam was Indonesië reeds vóór de pandemie het op vijf na meest ongelijke land ter wereld, met vier miljardairs die evenveel rijkdom bezaten als de 100 miljoen armste burgers.[xvii]
Deel 2. Aanvallen en verzet
Autoritaire en reactionaire maatregelen
In september 2019 was er een opleving van protesten die sinds 1998 niet meer was voorgekomen. De aanleiding was het nieuws dat het parlement verschillende controversiële wetsvoorstellen voorbereidde, met name een wetsvoorstel om tegemoet te komen aan de eisen van de mijnbouwindustrie, een wetsvoorstel dat de onafhankelijkheid van de Commissie voor corruptiebestrijding (KPK) aantastte en haar onderwierp aan het gezag van een corrupt parlement, en een wetsvoorstel dat autoritaire en reactionaire wijzigingen aanbracht in het wetboek van strafrecht.
De protesten kregen op 23 en 24 september 2019 in het hele land een massaal karakter. Studenten van meer dan 300 universiteiten vormden de ruggengraat van de beweging, waarbij ook de vakbondsfederatie GEBRAK een belangrijke rol speelde. Naast verzet tegen bovengenoemde kwesties stelden de studenten een breed scala aan eisen. Deze omvatten verzet tegen maatregelen die ongunstig zijn voor de werkenden, vernietiging van het milieu, en de militarisering van gebieden zoals Papoea. Bij botsingen met de politie vielen vijf doden en honderden gewonden.
Het wetsvoorstel tot verzwakking van de KPK werd uiteindelijk geratificeerd. De stemming over de mijnbouwwet werd opgeschort. In mei 2020 werd het grotendeels ongewijzigd aangenomen onder het excuus van Covid.[xviii]
De wijzigingen van het wetboek van strafrecht zijn nog niet aangenomen, maar zullen waarschijnlijk in augustus nog worden aangenomen. Kenmerkend voor de ondoorzichtigheid van de Indonesische regering is dat het ontwerp waartegen betogers zich in 2019 verzetten, pas in juli 2022 volledig openbaar is gemaakt. Het laatste ontwerp is niet vrijgegeven, met als excuus dat het “onrust” zou kunnen veroorzaken.
Als het ook maar enigszins lijkt op het ontwerp van 2019, kan die vrees terecht zijn. Volgens Human Rights Watch “kunnen de rechten van vrouwen, religieuze minderheden en LGBTQ+ personen worden geschonden, evenals het recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging.” De voorgestelde wijzigingen omvatten het strafbaar stellen van het belasteren van de president, de regering of staatsinstellingen. Ook voorhuwelijkse seks (waardoor alle niet-heteroseksuele relaties in feite illegaal worden) en sommige abortussen worden strafbaar gesteld, terwijl het “ongeoorloofd promoten” van voorbehoedsmiddelen wordt verboden. Het delict godslastering wordt uitgebreid met het “overhalen van iemand om ongelovig te zijn.”[xix] Ook zijn bepalingen opgenomen die het organiseren van vreedzame protesten zonder kennisgeving strafbaar stellen met boetes en tot zes maanden gevangenisstraf.[xx]
De vrijheid van meningsuiting wordt gestaag afgebouwd. Een nieuwe wet verleent de regering vergaande bevoegdheden op het gebied van cybersurveillance. Grote technologiebedrijven worden bedreigd met blokkering van hun platforms en moesten zich uiterlijk 20 juli registreren bij het ministerie van Communicatie en Informatie. Volgens de controversiële licentieregeling moeten grote en populaire platforms zoals Zoom, Twitter, Netflix, Spotify, Facebook, Instagram, WhatsApp, Google en YouTube binnen 24 uur na ontvangst van een instructie van het ministerie inhoud weghalen die “aanzet tot onrust” of “de openbare orde verstoort.” Als zodanig kan het ministerie hun inhoud censureren en krijgt het toegang tot gebruikersgegevens. Sommige aspecten van deze censuur, zoals het tegenhouden van “kinderpornografie” klinken redelijk. De vaagheid van de definitie van “aanzetten tot onrust” en “verstoren van de openbare orde” is echter bewust bedoeld om gebruikt te kunnen worden tegen elke vorm van protest.
Omnibuswet
De “Omnibuswet over jobcreatie” of kortweg de “Omnibuswet” is in februari 2020 voor het eerst bij het parlement ingediend. Het doel was het regionale concurrentievermogen van Indonesië te versterken door een aantrekkelijk investeringsklimaat te scheppen. De regering stelde dat deze wet administratieve rompslomp zou verminderen en werkenden tal van voordelen zou opleveren. De Britse Kamer van Koophandel prees de wet met de bewering dat Indonesië hierdoor “een reëel en realistisch alternatief voor China” zou worden voor internationale bedrijven die willen investeren. Terwijl de binnenlandse investeringen in Indonesië de laatste jaren snel zijn toegenomen, zijn de buitenlandse grotendeels gestagneerd.[xxi]
De Omnibuswet brengt ongeveer 1.200 wijzigingen aan in 79 bestaande wetten en voorschriften, waaronder de arbeidswet van 2003, die concessies aan de arbeidersbeweging bevatte. Het is een echte “Big Bang”-wet en een ongekende aanval op de arbeidersklasse.
De bepalingen omvatten een verhoging van de arbeidstijd (inclusief hogere maxima voor overwerk en een 6-daagse werkweek), lagere ontslagvergoedingen, een zwakkere bescherming tegen ontslag, en een einde aan de tijdslimieten voor tijdelijke contracten. Vrouwen zijn ook bijzonder zwaar getroffen door het schrappen van gegarandeerd menstruatieverlof en betaald zwangerschapsverlof. Het aantal sectoren waarin geen private investeringen mogen worden gedaan, wordt teruggebracht van 300 tot 6.
Gevolgen voor het milieu
De landbouwclausule van de wet vergemakkelijkt landroof met weinig of geen compensatie.[xxii] Dit kan bijzonder nuttig blijken bij de verplaatsing van de hoofdstad van Jakarta naar Nusantara, een stad die van de grond moet worden opgebouwd in de jungle van Kalimantan op Borneo, een project dat in 2022 de definitieve goedkeuring van het parlement kreeg. Jakarta is de snelst zinkende metropool ter wereld: verwacht wordt dat tegen 2050 een derde van de stad onder water zal staan. Meer nog dan de klimaatverandering is dit te wijten aan verzakkingen als gevolg van de uitputting van de watervoerende lagen. Verwacht wordt dat dit een verwoestend effect zal hebben op de inheemse bevolking en de ecologie van Borneo.
De Omnibuswet schrapt milieueffectrapportages behalve voor projecten met een “hoog risico”, laat milieuvergunningen achterwege, maakt het moeilijker om vervuilers aan te klagen en beperkt de raadpleging van de gemeenschap bij ondernemingen die het milieu beïnvloeden.[xxiii]
Reeds voordien bestond milieubescherming in Indonesië meestal alleen op papier. De regenwouden van het land worden in een alarmerend tempo vernietigd, onder door de uitbreiding van palmolieplantages. Ook de mijnbouw veroorzaakt grootschalige verwoestingen. Indonesië is ’s werelds grootste exporteur van steenkool. In 2019 waren er plannen om het binnenlandse steenkoolverbruik tegen 2027 te verdubbelen, vooral voor de elektriciteitsproductie. Grotendeels als gevolg van ontbossing staat Indonesië wereldwijd op de vijfde plaats wat betreft CO2-uitstoot.[xxiv] Tegelijkertijd heeft Indonesië ook veel te lijden onder klimaatverandering. Terwijl in 2019 droogte de landbouw trof en bosbranden verergerden, veroorzaakte de grootste regenval in decennia in 2020 enorme overstromingen.
De beweging groeit
Voor de regering werd de economische schade van de pandemie een extra argument om de Omnibus-wet aan te nemen. De rechten van de arbeiders moesten worden opgeofferd om de crisis te betalen. De massa’s waren het daar echter niet mee eens. Terwijl arbeiders geconfronteerd werden met een verlies van miljoenen jobs en instortende inkomens, beloofde de Omnibuswet alleen maar meer onzekerheid en ellende voor hen.
De eerste betoging op 13 januari 2020, nog voor het wetsvoorstel werd ingediend, gaf meteen uiting aan de breed verspreide tegenstand. Zelfs de grootste islamitische organisatie van Indonesië, Nahdlatul Ulama (NU), voelde zich uiteindelijk genoodzaakt op te roepen tot intrekking van deze “onderdrukkende” wet die alleen de rijken ten goede komt. Enkele centrumrechtse partijen volgden dit voorbeeld. Geen van hen organiseerde echter oppositie. Wel werd een deel van de wet dat betrekking had op de verdere commercialisering van het onderwijs, waartegen Nahdlatul Ulama bezwaar had gemaakt, ingetrokken. [xxv]
Er ontwikkelde zich verzet onder maatschappelijke organisaties, milieugroeperingen, studenten en georganiseerde vakbonden. Veel vakbondsleiders verspilden echter kostbare tijd aan lobbyen bij de regering in plaats van de strijd te organiseren. Verscheidene vakbonden, vooral centrales die bij GEBRAK aangesloten zijn, weigerden aan de onderhandelingen deel te nemen of verlieten deze.[xxvi] De twee grootste vakbondsfederaties, de KSPI en KSPSI, ontvingen in augustus 2020 een uitnodiging van de regering om deel te nemen aan het formuleren van de wet. In feite werden zij bedrogen en werd de wet zonder hen opgesteld.
Om hun gezicht te redden, riepen de KSPI en KSPSI samen met 32 andere vakbonden op het laatste moment op tot een algemene staking tijdens een persconferentie op 28 september 2020. De staking zou worden gehouden van 6 tot 8 oktober, de drie dagen voorafgaand aan de parlementaire stemming over de wet. Om de mobilisatie te verzwakken versnelde de regering de ratificatie van de wet door deze op de 5e in plaats van de 8e aan te nemen. De parlementsleden hadden het definitieve ontwerp van de wet nog niet eens gezien.
Duizenden betoogden in ongeveer 70 steden en gemeenten in 18 provincies. De mobilisatie overtrof die van 2019. De oproep tot actie kwam heel laat, maar het protest toonde een nieuw niveau van organisatie en coördinatie. Er waren regionale verschillen in de allianties en krachten die het protest voerden. Er was tegelijk een duidelijke continuïteit met 2019 wat betreft wie het initiatief nam voor acties en in de sociale samenstelling van de mobilisaties. Er waren aanwijzingen “voor de vorming van sociale oppositie op basis van vakbonden die geen banden hebben met mainstreampartijen, naast activistische groepen van studenten en jongeren en kritische maatschappelijke organisaties (milieu-, feministische, mensenrechten- en andere organisaties).”[xxvii] Veelbelovend is dat KIPRI, de overkoepelende organisatie van de radicalere studentenorganisaties, haar mobilisaties samenvoegde met GEBRAK vanwege een gelijksoortige visie op het streven naar een overkoepelende beweging.
Vanwege de pandemie werden arbeiders aangemoedigd om op hun werkplek te demonstreren in plaats van zich bij grotere betogingen aan te sluiten. Said Iqbal van de vakbondsfederatie KSPI had opgeschept dat twee miljoen arbeiders in 5000 werkplaatsen zouden deelnemen aan de staking. Dit lijkt zich niet te hebben gerealiseerd. Delen van de vakbondsbureaucratie (in het bijzonder KSPI en KSPSI) slaagden er niet in voor de staking te mobiliseren. Vaak bleven stakingen beperkt tot een paar vakbondsmilitanten die de staking voor hun fabriek ‘vertegenwoordigden’ en zich lieten fotograferen. In andere gevallen namen werknemers deel aan acties bij de ploegenwissels. In de weinige gevallen dat fabrieken door stakingsacties echt werden stilgelegd, gebeurde dit meestal op initiatief van onderuit. Ondertussen namen jongeren, waaronder scholieren, het voortouw bij de straatprotesten. De repressie was hevig: meer dan 6.000 mensen werden gearresteerd en honderden werden vastgehouden zonder contact met de buitenwereld.
Omwille van Covid-19 vond veel mobilisatie- en coördinatiewerk online plaats. Hierop lanceerde de politie een digitaal tegenoffensief met ‘cyberpatrouilles’ op de sociale media en met een desinformatiecampagne.[xxviii] Dit was de strategie die het regime koos in de kerngebieden van Indonesië. Een volledige blackout van het internet was hier in tegenstelling tot de onafhankelijkheidsprotesten voor Papoea geen optie.
Net als onder het Soeharto-regime weigerde de regering in te gaan op de tegenwerpingen van de betogers. Het regime omschreef de bekommernissen van de betogers als “vals” en onbewezen. Onduidelijke herzieningen van de wet tussen de parlementaire goedkeuring en de presidentiële ondertekening een maand later maakten bovendien dat de beweging geen exact beeld had van waar zij tegen opbokste. Prabowo suggereerde ondertussen dat schimmige buitenlandse krachten de betogers manipuleerden.[xxix] Rond 20 oktober vonden nog enkele grote mobilisaties plaats voordat de beweging uitdoofde.
Deel 3. Hoe verder?
De beweging was indrukwekkend, maar beschikte niet over een strategie om een krachtsverhouding op te bouwen die de regering deed beven. Daartoe was een escalatie van de stakingen nodig die de vraag zouden opwerpen wie de samenleving controleert. Organisatie van onderuit en democratische besluitvorming door middel van comités op de werkplaatsen, faculteiten, scholen en wijken zouden de beste formule voor succes zijn geweest. Samen met een strijdbaar programma en offensieve eisen had dit brede lagen van de samenleving bij de strijd kunnen betrekken.
Vakbondsleiders kijken naar de rechtbanken
Nadat ze er niet in slaagden om de beweging tegen de Omnibuswet probeerden de meer gevestigde vakbondsleiders de strijd naar veiliger kanalen te leiden. Said Iqbal was er snel bij om op te roepen de strijd voort te zetten met gerechtelijke middelen. De KSPI en KSPSI en 32 andere vakbondsfederaties stapten naar de rechtbank om de wet te vernietigen.
In november 2021 verklaarde het Constitutionele Hof (MK) een deel van de Omnibuswet ongrondwettelijk op procedurele gronden die vooral verband hielden met de overhaaste invoering ervan. De regering en het parlement werd opgedragen de wetten in kwestie binnen twee jaar te wijzigen. Anders zouden de wetten bij verstek ongeldig worden verklaard. De uitvoering van nieuwe verordeningen zou worden opgeschort.
De leiders van de vakbonden verklaarden terecht dat het te vroeg was om zich te verheugen en dat de wet volledig moest worden herroepen. De gerechtelijke weg heeft inderdaad slechts een kort uitstel opgeleverd. Reeds op 24 mei 2022 werd een wetsontwerp tot herziening van de UU PPP-wet (wet op de wetsvorming) aangenomen. Daarmee is de wetgevingsmethode van de Omnibuswet gelegitimeerd en is de basis gelegd voor de terugkeer ervan.
Heroprichting Arbeiderspartij, maar met welk doel?
Een andere strategie van de vakbondsbureaucratie was de heroprichting van de Indonesische Arbeiderspartij op 5 oktober 2021, een jaar na de goedkeuring van de Omnibus-wet. Tijdens het oprichtingscongres was Said Iqbal de enige kandidaat voor de positie van partijvoorzitter. Hij verklaarde de noodzaak van een nieuwe partij door de existentiële bedreiging van de vakbeweging door de toegenomen onzekerheid als gevolg van de Omnibus-wet.
Voor vakbondsbureaucraten als Iqbal vormt de dramatische ondermijning van de arbeidersbeweging ook een risico voor hun eigen positie. Het is echter zeer de vraag of dit besef hem tot een betrouwbaarder leider heeft gemaakt. Iqbal kwam namelijk ten onrechte (en gezien zijn eigen rol beschamend) tot de conclusie dat politieke protesten en algemene stakingen nutteloos waren om de Omnibus-wet tegen te houden en dat het daarom noodzakelijk was om meer vakbonds- en arbeidersgezinde politici in het parlement te krijgen.
Als socialisten erkennen wij het nut van deelname aan verkiezingen en het verkrijgen van verkozen posities. Maar om tegenhervormingen te verslaan of hervormingen te winnen, moet deze strategie worden gebruikt in samenhang met de massamobilisatie van de arbeidersklasse en de onderdrukten.
De oorspronkelijke Indonesische Arbeiderspartij, opgericht in het kielzog van de Reformasi-beweging, heeft de kiesdrempel niet gehaald. De tijd zal leren of de opnieuw opgerichte Arbeiderspartij dit obstakel zal overwinnen. De geschiedenis leert ons echter een aantal lessen over het opbouwen van een vertegenwoordiging van de arbeidersklasse.
Financiële middelen kunnen een uitdaging zijn voor partijen die tegen de belangen van het grootkapitaal ingaan. Minstens zo belangrijk is echter het winnen van het vertrouwen van de werkenden. Het ongedaan maken van de Omnibus-wet en andere belangrijke hervormingen kunnen aantrekkelijke voorstellen zijn, maar het afleggen van verantwoording en het hebben van een winnende strategie zijn net zo cruciaal. Een arbeiderspartij die de belangen van het kapitaal wil aanvechten, zal het meest effectief zijn als zij gebaseerd is op een actief lidmaatschap, met democratische mechanismen om de strategie en de eisen te bepalen. Leiders moeten verantwoording afleggen aan de achterban (te allen tijde herroepbaar) en mogen niet meer verdienen dan een gemiddelde arbeider. De huidige periode is echter niet gunstig voor de geleidelijke opbouw van een reformistische sociaaldemocratische massapartij. Vandaag zullen significante hervormingen alleen worden verkregen door strijd die het systeem in zijn geheel in twijfel trekt.
De Arbeiderspartij lijkt een belangrijke rol te hebben gespeeld bij het organiseren van protesten tegen de regeringsplannen om de Omnibus-wet opnieuw in te voeren. Op 15 juni 2022 bijvoorbeeld, de dag voordat de UU PPP wet van start ging, protesteerden duizenden vakbondsleden in de straten van Jakarta en andere industriële centra. Een bijeenkomst van ongeveer 10.000 mensen verzamelde zich voor het parlement. De vraag is echter of deze protesten deel uitmaken van een strategie om de Omnibuswet te verslaan of een middel zijn om steun voor de Arbeiderspartij op te bouwen met het oog op de verkiezingen in 2024?
Lessen trekken uit het verleden
Toen de PKI werd vernietigd in de anticommunistische zuivering van 1965-1966 was het de grootste communistische partij ter wereld buiten de eenpartijstaten van de Sovjet-Unie en China. Aangesloten vakbonden, boeren-, jeugd-, vrouwen- en culturele bewegingen claimden de steun van 20 miljoen mensen, bijna een kwart van de bevolking van het land.[xxx] De slachting vernietigde effectief de georganiseerde linkerzijde. Pas met de Reformasi en het einde van Soeharto’s ‘Nieuwe Orde’ was links in staat om echt te beginnen met het heropbouwen van haar krachten.
Ondanks alle verachting van de PKI door de gevestigde orde, werd de PKI verslagen door haar gebrek aan een samenhangende strategie voor de klassenstrijd. Op basis van een tweestadiatheorie voor sociale verandering, zocht de PKI een compromis (volksfront) met een zogenaamd ‘progressief’ anti-imperialistisch en anti-feodaal deel van de Indonesische burgerij, vertegenwoordigd door president Soekarno. De realiteit was dat een dergelijke “progressieve” plaatselijke burgerijniet bestond. De belangen van deze lokale uitbuiters stonden lijnrecht tegenover die van de massa’s. Te zwak om via een parlementaire democratie te regeren vond deze klasse haar heil in een bloedig militair bewind.
Toch beeft de heersende klasse in Indonesië nog steeds voor het spookbeeld van de arbeidersklasse die lessen trekt uit het verleden. Vermeende banden met het communisme worden nog steeds gebruikt om politieke tegenstanders te belasteren en te intimideren. Nog in 2019 werd zelfs Jokowi zelf door een generaal aangevallen vanwege vermeende banden van zijn ouders met de PKI.[xxxi] In 2018 kreeg een milieuactivist 10 maanden gevangenisstraf voor het tonen van een hamer en sikkel tijdens een protestactie tegen een goudmijnbedrijf in de provincie Oost-Java. De maximumstraf voor het verspreiden van de communistische ideologie is 12 jaar gevangenisstraf.[xxxii] Ongetwijfeld blijft dit een belemmering om openlijk te praten over revolutionaire verandering.
Strijdbare arbeiders en jongeren in Indonesië zijn terecht gepassioneerd over het verdedigen van de erfenis van de Reformasi. Het is prijzenswaardig om een goed bestuur te bepleiten, waarbij correcte verkiezingen worden gehouden en instellingen hervormd worden. Maar geen enkele hoeveelheid democratie onder het kapitalisme zal ooit een einde maken aan de uitbuiting van arbeiders, vormen van onderdrukking (tegen vrouwen, LGBTQ+ personen …), de nationale kwestie oplossen of ecologische duurzaamheid mogelijk maken.
De revolutionaire socialistische weg
Onder het kapitalisme worden alle verworvenheden vroeg of laat opnieuw bedreigd. De heersende klasse doet er alles aan om de eigen winstbelangen veilig te stellen. Verenigd achter Jokowi probeert de Indonesische burgerij concurrentieel te blijven door de uitbuiting van de arbeiders en het milieu op te voeren, terwijl tegelijk de repressieve middelen uitgebreid worden in de hoop toekomstige sociale explosies in de kiem te smoren.
De grootschalige aanval waarmee de Indonesische arbeidersklasse vandaag wordt geconfronteerd, heeft vele parallellen in landen over de hele wereld, van de meest verarmde voormalige koloniën tot de rijkste en machtigste imperialistische mogendheden. We leven in een wereld die gekenmerkt wordt door extreme kapitalistische wanorde die inflatie, recessies, voedselcrises, oorlog, pandemieën en milieucatastrofes combineert. Het probleem is wereldwijd en wordt kapitalisme genoemd.
Onze klasse kan alleen vechten om dit systeem omver te werpen door ons internationaal te organiseren om socialistische verandering te brengen. Samen kunnen we leren van onze ervaringen, en de marxistische methode toepassen om een winnende strategie te ontwikkelen. Socialisten moeten de meest radicale verdedigers van democratische rechten zijn. Onder het socialisme kunnen we de democratie op een peil brengen dat in de geschiedenis van de mensheid nog nooit is vertoond. Alleen onder het socialisme kunnen we een einde maken aan uitbuiting, aan concurrentie en aan de race naar de bodem.
Wanneer de economie in democratisch openbaar bezit wordt gesteld, kunnen de werkende massa’s de economie richten op de menselijke behoeften en de noden van het milieu. Enkel dan is het mogelijk om specifieke vormen van onderdrukking te stoppen, zoals nationale onderdrukking, waarbij onderdrukte bevolkingsgroepen zoals de Papoea’s hun nationale rechten krijgen, met inbegrip van het recht op onafhankelijkheid indien ze dat wensen. Door te strijden tegen alle vormen van onderdrukking kunnen we de klasse-eenheid smeden die nodig is om de heerschappij van onze uitbuiters te overwinnen, van degenen die onze wereld naar de afgrond sturen. We leven in een tijdperk van revolutie en contrarevolutie. Uiteindelijk staan we voor een keuze tussen leven en dood. Wij kiezen het eerste en dus voor socialistische revolutie.
[i] https://time.com/105650/indonesias-obama-is-actually-nothing-of-the-sort/
[ii] https://thesis.eur.nl/pub/55878/Saifullah-Aip_MA_2019_20_AFES.pdf
[iii] https://internationalsocialist.net/en/2020/11/book-review
[iv] https://muse.jhu.edu/book/19359 De Ahmadiyya zijn een syncretische moslimsekte. De zuivering van 1965-1966 was ook gericht tegen de Abangan, een Javaans volk dat een syncretische in plaats van een orthodoxe versie van de Islam belijdt. Deze groep kreeg veel steun van de PKI.
[v] https://www.jstor.org/stable/26916458
[vi] https://www.indoleft.org/analysis/2017-05-08/making-workers-hate-ahok.html
[vii] An Introduction to the Politics of the Indonesian Union Movement (2019) pp 132-134. Om een idee te geven van de omvang: KASBI, de grootste vakbond in GEBRAK, telde rond 2019 30-40.000 leden. https://books.google.be/books?id=r1a_DwAAQBAJ&pg=PA133&lpg=PA133&dq=gebrak+indonesia+union&source=bl&ots=11NVgGfPKL&sig=ACfU3U0fSkEbIrs433wCVg4JU47J-G1aLg&hl=en&sa=X&ved=2ahUKEwil9NbH16b5AhUb57sIHfBaBJoQ6AF6BAgSEAM#v=onepage&q=gebrak%20indonesia%20union&f=false
[viii] https://www.ulandssekretariatet.dk/wp-content/uploads/2020/04/lmp_indonesia_2020_final_version-1.pdf
[ix] https://thesis.eur.nl/pub/55878/Saifullah-Aip_MA_2019_20_AFES.pdf
[x] https://www.industriall-union.org/indonesian-supreme-court-finds-in-favour-of-freeport-strikers?fbclid=IwAR3e2VjXXAHHvGko1ybYdwjG_NWjHp6pb7AJ-sfmPJeFndUAAt9E-AhyiQ4
[xi] https://www.arabnews.com/node/2130336/world
[xii] https://www.youtube.com/watch?v=xSrU6i9yzZw
[xiii] https://asiatimes.com/2022/02/indonesia-bans-mineral-exports-to-move-up-value-chain/
[xiv] https://www.thejakartapost.com/opinion/2022/08/01/analysis-big-gas-reserve-found-in-the-aceh-sea-amid-departing-global-oil-firms.html
[xv] https://www.devex.com/news/how-indonesia-s-brief-palm-oil-ban-impacted-the-global-food-market-103453#:~:text=%E2%80%9C%5BIndonesia%5D%20receives%20more%20than,poverty%20levels%20rise%20by%200.4%25.
[xvi] https://www.bloomberg.com/news/articles/2022-04-28/food-protectionism-ramps-up-as-indonesia-palm-export-ban-starts
[xvii] https://www.oxfam.org/en/inequality-indonesia-millions-kept-poverty
[xviii] https://news.mongabay.com/2020/05/indonesia-mining-law-minerba-environment-pollution-coal/
[xix] https://www.hrw.org/news/2022/07/07/indonesia-make-draft-criminal-code-public
[xx] https://www.forum-asia.org/?p=37151
[xxi] https://fulcrum.sg/investment-trends-and-industrial-prospects-in-indonesia/
[xxii] https://jacobin.com/2020/10/indonesia-protest-wave-omnibus-law-jokowi-prabowo
[xxiii] https://insightplus.bakermckenzie.com/bm/environment-climate-change_1/indonesia-omnibus-law-impacts-on-environment-and-forestry#cntAnchor7
[xxiv] https://grist.org/article/with-sea-levels-rising-why-dont-more-indonesians-believe-in-human-caused-climate-change/
[xxv] https://www.iseas.edu.sg/wp-content/uploads/2020/11/ISEAS_Perspective_2020_128.pdf
[xxvi] https://www.iseas.edu.sg/wp-content/uploads/2020/11/ISEAS_Perspective_2020_128.pdf
[xxvii] https://www.iseas.edu.sg/wp-content/uploads/2020/11/ISEAS_Perspective_2020_128.pdf
[xxviii] https://www.scmp.com/week-asia/politics/article/3104412/indonesians-begin-protests-against-omnibus-jobs-law-amid-online
[xxix] https://www.iseas.edu.sg/wp-content/uploads/2020/11/ISEAS_Perspective_2020_128.pdf
[xxx] https://www.socialistalternative.org/indonesia/a-short-history-of-the-indonesian-communist-party/
[xxxi] https://www.asianews.it/news-en/Indonesian-military-lifts-ban-on-communist-descendants-55519.html A law outlawing children and grandchildren of PKI members from joining the army was only lifted in 2022
[xxxii] https://www.reuters.com/article/uk-indonesia-communism-idUKKBN1FD18H