De werkende klasse en de jongeren staan voor enorme uitdagingen. De inflatie explodeert, de rente zal stijgen, het begrotingstekort zal aanzwellen en voor Macron betekent dit alles besparen, terwijl onze koopkracht al aan het instorten is. De enige uitweg is het opbouwen van strijd op straat, op het werk, in de wijken, op hogescholen en scholen. Dat is noodzakelijk om de krachtsverhouding tussen arbeid en kapitaal om te keren. Het is ook de beste manier om in de Nationale Vergadering niet alleen een linkerzijde te hebben die het verzet op het terrein vertegenwoordigt, maar ook om een permanente waakzaamheid in te stellen tegenover de krachten die de nieuwe linkse eenheidsformatie NUPES (Nouvelle Union populaire écologique et sociale, Nieuwe ecologische en sociale volkseenheid) vormen.
Door Stéphane Delcros
Jean-Luc Mélenchon en La France Insoumise (FI)zorgden in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen voor een verrassing door derde te worden met 22% van de stemmen. Dit was nipt onvoldoende om naar de tweede ronde door te stoten. Na deze verrassing volgde een nieuwe. Dit gebeurde eerst door de campagne voor de parlementsverkiezingen op te voeren met de uitdaging om Mélenchon tot premier verkozen te krijgen, vervolgens door de belangrijkste politieke krachten links van Macron te verenigen in de Nieuwe Ecologische en Sociale Volkseenheid NUPES.
De niet aflatende aanvallen van rechts, extreemrechts en de mainstream media getuigen van de angst die de dynamiek en de hoop van links de heersende klasse inboezemen. Er zijn sterke punten, maar ook gevaarlijke beperkingen in deze nieuwe linkse formatie die een breuk wil vormen met het eenzijdige beleid ten gunste van de rijken en de bazen, maar helaas zonder de ambitie om een einde te maken aan het kapitalisme.
Linkse thema’s domineren het debat
In een context van snel stijgende energie- en grondstoffenprijzen en een koopkrachtcrisis maakt de aanwezigheid van links – met sterke elementen van een breuk met het systeem – in de schijnwerpers van de media het mogelijk sociale en ecologische thema’s op de voorgrond van de discussies te plaatsen. En dit ondanks de pogingen van Macron en Le Pen om de aandacht af te leiden naar ‘identiteitskwesties’, om te proberen het momentum rond Mélenchon te breken.
Na maanden en maanden waarin migratie- en veiligheidskwesties de media overheersten om verdeeldheid te zaaien en de uitslag van de presidentsverkiezingen te beïnvloeden, stonden sociale kwesties vanaf eind februari eindelijk op de agenda, tegen de wil van de dominante media en partijen in. Dit gebeurde op basis van de razendsnelle prijsstijgingen. Door zich te baseren op de linkse elementen van zijn programma heeft Mélenchon een laag van kiezers die anders niet zou stemmen kunnen overtuigen. Le Pen van haar kant had haar campagne opgebouwd door sociale bekommernissen te instrumentaliseren voor een schijnbare breuk met het beleid van Macron.
Macron beweert nu begrepen te hebben dat zijn tweede termijn socialer en ecologischer moet zijn. De benoeming van Elisabeth Borne tot premier half mei is een poging om een schijn van een feministisch, ecologisch en progressiever imago hoog te houden. Het is een poging die weinig indruk maakt. Zonder lid te zijn geweest, is Borne al sinds het begin van de jaren negentig verbonden aan de PS, en werd ze zelfs adviseur inzake vervoer onder premier Lionel Jospin tussen 1997 en 2002 en kabinetschef van Ségolène Royal op het ministerie van Ecologie in 2014. Ze maakt deel uit van die golf PS-leden en naaste medewerkers die zich in 2017 bij de partij van Macron aansloten. Ze werd vervolgens minister van Vervoer en minister van ‘Ecologische en Solidaire Transitie’. In al haar functies heeft Borne een grote rol gespeeld bij de openstelling van het spoor voor concurrentie en werd tijd verloren om de klimaatcrisis effectief aan te pakken. Borne weigerde een ambitieus beleid van ecologische strijd te voeren, wat onder meer zou kunnen door gratis en meer openbaar vervoer in te voeren.
In 2020 werd Borne benoemd tot minister van Arbeid, Werkgelegenheid en Integratie en drukte zij een hervorming van de werkloosheidsuitkeringen door waardoor meer dan een miljoen werklozen hun uitkering zagen dalen. Met de sociale kwesties in het nieuws en achter het linkse momentum, is het mogelijk dat de nieuwe regering van Macron bijvoorbeeld de lage lonen en pensioenen zal indexeren. Maar de regering zal in wezen een politiek ten voordele van de rijken blijven voeren. Een nieuwe diepe recessie zal spoedig als excuus dienen om zelfs beperkte koopkrachtmaatregelen van tafel te vegen.
“Le Pen is niet aan de macht gekomen, laten we er nu voor zorgen dat Macron daar niet blijft”
Met deze slogan lanceerde La France Insoumise haar campagne om president Macron een linkse regering op te leggen door een alternatieve meerderheid in het parlement te laten verkiezen waardoor Macron een regering-Mélenchon zou moeten aanvaarden. Het idee van deze electorale ‘derde ronde’ had de verdienste een perspectief van een volgende strijd te bieden meteen na de presidentsverkiezingen. La France Insoumise probeerde zich niet te beperken tot oppositie, maar om de basis te leggen om elementen van haar programma te realiseren.
Deze benadering liet toe om de mobilisatie tussen de presidents- en de parlementsverkiezingen door te zetten, voortbouwend op het elan van de campagne en het resultaat van Mélenchon in de presidentsverkiezingen. Het doel is om bij de parlementsverkiezingen van 12 en 19 juni een meerderheid in het parlement te veroveren voor het programma dat La France Insoumise verdedigde bij de presidentsverkiezingen.
NUPES
Op basis van het resultaat in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen slaagde La France Insoumise erin om op 13 dagen een akkoord te creëren rond een linkse eenheid: de NUPES.
Parallel aan deze oproep om hem tot premier te verkiezen, sloten Mélenchon en FI een akkoord met de drie grootste formaties die zich rechts van FI en links van Macron bevinden: de Franse Communistische Partij (PCF), Europa Écologie Les Verts (EELV) en de Socialistische Partij (PS). Het doel is vooral om concurrentie tussen kandidaten van deze formaties in zowel de eerste als de tweede ronde van de parlementsverkiezingen te voorkomen. Dergelijke concurrentie zou een obstakel zijn om de drempel van 12,5% van de geregistreerde kiezers te halen die in elk kiesdistrict nodig is om de tweede ronde te behalen. Het doel van de eenheid is om zoveel mogelijk linkse verkozenen naar het parlement te sturen, in de hoop dat ze samen een meerderheid hebben en een linkse regering kunnen vormen die een ander soort politiek voert.
Bij de onderhandelingen die tot dit akkoord leidden, had FI enkele “niet-onderhandelbare” eisen uit haar programma ‘L’Avenir En Commun’ naar voren gebracht, met name pensioen op 60 jaar; de uitkering van 1063 euro per maand voor jongeren; de verhoging van het minimumloon met 15% (aanvankelijk 1400 euro netto, nu verhoogd tot 1500 euro); de bevriezing van de prijzen van eerste levensbehoeften; ecologische planning; de intrekking van de arbeidswet (“El Khomri”) die onder Hollande ten uitvoer is gelegd; 1 miljard euro tegen geweld tegen vrouwen; de 6e republiek en het referendum op volksinitiatief; de ontwikkeling van de openbare diensten en de weigering om deze te privatiseren en open te stellen voor concurrentie; en de verwerping van Europese regels die onverenigbaar zijn met deze voorstellen.
Dit zijn linkse elementen die breken met de huidige politiek, maar helaas worden zij afgezwakt door een reeks belangrijke eisen te laten vallen die een grotere breuk betekenen, zoals het afzien van kernenergie en een aantal noodzakelijke concrete punten betreffende met name de gezondheidszorg, het onderwijs en het vervoer. In het door NUPES goedgekeurde akkoord werd een aantal eisen bovendien minder duidelijk geformuleerd. Zo wordt in het FI-programma gepleit voor “het garanderen van gratis schoolmaaltijden”, terwijl er in de NUPES-overeenkomst sprake is van “het streven naar gratis schoolmaaltijden.”
Een ander element dat door de tijd en de onderhandelingen met de andere partijen is afgezwakt, is de benadering van de Europese Unie. Mélenchon is gelukkig altijd verder gegaan dan ‘links Europeanisme’ met beperkte ambities om de EU beetje bij beetje van binnenuit te veranderen. Het is een illusie om deze instelling te willen hervormen. De EU is vanaf het begin een niet-democratisch instrument in handen van de kapitalistische heersende klasse om haar belangen te verdedigen. Het verbiedt bijvoorbeeld de verlaging van de BTW tot minder dan 5% op eerste levensbehoeften of de oprichting van staatsmonopolies op bepaalde goederen of diensten. De verdediging van de private eigendom van de productiemiddelen en de dictatuur van de markten zit in haar DNA.
In 2017 verdedigde Mélenchon een ‘Plan A’ (een breuk met de Europese verdragen die een sociaal en klimaatbeleid in de weg staan) en een ‘Plan B’ (uit de EU stappen). Vandaag bestaat ‘plan B’ er gewoon in de EU-regels te negeren die onverenigbaar zijn met het programma. Om dit standpunt van ongehoorzaamheid aan de verdragen te verdedigen, haalde Mélenchon de “2903 gevallen van andere landen aan waarin sprake is van schendingen” en waarover “niemand iets heeft gezegd”, of de “gouden regel” volgens welke het jaarlijkse begrotingstekort niet meer dan 3% van het bruto binnenlands product (BBP) mag bedragen, die 171 keer zou zijn geschonden, waaronder 7 keer door Duitsland. Mélenchon zelf omschreef zijn nieuwe aanpak als “minder agressief”.
Maar terwijl de ‘ongehoorzaamheid’ aan bepaalde Europese regels (met name economische en begrotingsregels zoals het stabiliteits- en groeipact, het mededingingsrecht, de neoliberale oriëntaties van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, enz.) duidelijk werd bevestigd in het gezamenlijke communiqué van EELV en FI, zijn de zaken veel vager in het gezamenlijke communiqué van FI en PS.
We moeten duidelijk zijn: we moeten niet alleen breken met dit Europa van het kapitaal, maar ook rechtstreeks opkomen voor de opbouw van een ander Europa, een Europa van de werkenden en de onderdrukten, met behulp van een socialistisch programma dat gebaseerd is op mobilisatie van onderaf om de macht van de heersende klasse aan te vallen. Het is belangrijk dat we ons daarop voorbereiden door deze noodzaak nu al uit te leggen, zelfs indien dit vandaag misschien minder begrepen wordt.
FI had nog een voorwaarde voor een akkoord met de andere partijen, namelijk dat in een akkoord de krachtsverhoudingen tussen de verschillende formaties in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen (min of meer) zouden worden gerespecteerd. Het ging om de verdeling van de 577 kiesdistricten, waarbij elke partij een ‘monopolie’ op elk van die kiesdistricten kreeg om concurrentie te voorkomen.
Zo sloot FI een akkoord met de groenen van EELV (4,6% in de eerste ronde), de PCF (2,3%) en de PS, die niet was uitgenodigd voor de eerste onderhandelingen maar door haar enorme debacle (1,7%) geen andere keuze had dan zichzelf uit te nodigen. Naar eigen zeggen verliet de NPA (Nieuwe Antikapitalistische Partij, 0,8%) de onderhandelingen wegens de aanwezigheid van de PS, maar ook wegens een meningsverschil over de verdeling van de kiesdistricten. LO (Lutte Ouvrière, 0,6%) van haar kant analyseert de huidige periode ten onrechte als één van “politieke terugtrekking en verrechtsing van het hele politieke leven.” LO verkiest zich afzijdig te houden van deze “opsmukoperatie van het reformisme.” De houding van NPA en LO, waarop we verder terugkomen, laat een boulevard open voor carrièristen, opportunisten en rechtse elementen die alle zwakheden van de NUPES zullen versterken.
Zowel wat het programma als wat het aantal kiesdistricten betreft, zijn de krachtsverhoudingen zeer gunstig voor FI. De formaties zijn uiteindelijk tot deze verdeling van kiesdistricten gekomen: 326 voor FI, 100 voor EELV en haar bondgenoten, 70 voor de PS en 50 voor de PCF (over 31 kiesdistricten, op Corsica en in de overzeese gebieden, is geen overeenstemming bereikt of is later een akkoord bereikt). Elk onderdeel van de NUPES zal de mogelijkheid hebben zijn eigen fractie te vormen in het parlement.
Helaas is dit alles nog steeds een kwestie van top-down onderhandelingen tussen apparaten die, in het geval van de PS en EELV, gepokt en gemazeld zijn in het meebesturen van het systeem en daar sterk door aangetast zijn. Het zou uiterst verbazingwekkend zijn indien deze laatsten in een crisissituatie bereid zouden zijn de nodige maatregelen te nemen door ondubbelzinnig de kant van de werknemers te kiezen boven die van de bazen en de markt. De voorstanders van het kapitalisme zullen weten met wie ze moeten praten. NUPES is gevormd door apparaten, maar kan verder geduwd worden door het enthousiasme te mobiliseren dat gelukkig niet ontbreekt onder grote delen van de bevolking.
Golf van hoop voor een breuk met het beleid van Macron
Het akkoord dat een (zij het kleine) kans op een ‘linkse’ regering biedt, wekte in het land een golf van hoop op. Dat is uiteraard het geval bij de linkse partijen, waar er een spontane neiging tot eenheid bestaat, maar ook bij bredere lagen van de werkende klasse en de jongeren die actief werden in de dynamiek van de campagne van Mélenchon. Dit is vooral het geval in de steden, waaronder in de arme wijken waar veel mensen met een migratie-achtergrond leven, en ook in de overzeese departementen.
Deze golf van enthousiasme is gebaseerd op de mogelijkheid om te voorkomen dat het programma van Macron nog vijf jaar wordt toegepast; om te voorkomen dat mensen pas op 65 jaar met pensioen gaan of nog om het idee van 20 uur dwangarbeid per week voor mensen met een uitkering tegen te houden. Mélenchon spreekt van een “eenheidsreflex tegenover een aangekondigde episode van verergerde sociale mishandeling.”
Begin mei beschouwde 37% van de mensen Mélenchon als de belangrijkste tegenstander van Macron, tegen 33% voor Le Pen. In de eerste ronde van de presidentsverkiezingen had hij veruit de meeste stemmen verzameld onder jongeren van 18-24 jaar en 25-34 jaar (na onthoudingen). Dit momentum lijkt zich nog te versterken naar de parlementsverkiezingen toe: volgens een enquête van begin mei zou 59% van de jongeren van 18-24 jaar (onthoudingen niet meegerekend) op NUPES stemmen (+9%), tegen 13% voor zowel Macron en zijn bondgenoten (-6%) als voor het extreemrechtse Rassemblement National.
Om een idee te krijgen van het potentieel van deze eenheid (en natuurlijk wetende dat het geen mechanische herhaling zal zijn), zou NUPES in een projectie op basis van de resultaten van de presidentsverkiezingen de grootste worden in 261 kiesdistricten en in 471 doorstoten naar de tweede ronde. Macron en zijn bondgenoten zouden de grootste worden in 155 en in 448 districten naar de tweede ronde gaan. Het Rassemblement National zou de grootste worden in 161 districten en in 296 naar de tweede ronde gaan.
Volgens peilingen half mei staat NUPES op 28-34% van de stemmen, tegenover 24-27% voor Macron en zijn bondgenoten, 19-24% voor het Rassemblement Nationale en 9-12% vaan Les Républicains. Dit geeft op zich geen volledig beeld aangezien er geen rekening wordt gehouden met de kiesdistricten en het feit dat er verkiezingen in twee ronden zijn.
Ondanks deze peilingen en de bevraging waaruit bleek dat 68% voorstander is van een cohabitatie (president en regering die niet tot dezelfde politieke formatie behoren), is een scenario van een linkse meerderheid niet het meest waarschijnlijke. Het kan niet worden uitgesloten, zeker niet indien de verkiezingen gepaard gaan met een dynamiek van strijd op de werkplaatsen, in de straten en in de wijken. Het is waarschijnlijker dat Macron en zijn bondgenoten dankzij de tweede ronde de meeste kiesdistricten winnen, ook al zullen zij misschien de handen ineen moeten slaan met bijvoorbeeld een deel van de Republikeinse parlementsleden (traditioneel rechts) om een absolute meerderheid te behalen, wat de interne crisis bij hen nog zou kunnen verergeren.
Akkoord leidt tot verdeeldheid bij de andere NUPES-partijen
De verhoudingen binnen NUPES, die zeer gunstig zijn voor La France Insoumise, en het programma van de linkse eenheid, zorgen voor spanningen binnen de andere formaties. Binnen de PCF vooral met diegenen die op basis van het akkoord geen kandidaat kunnen zijn in hun kiesdistrict. De groenen zijn verdeeld tussen verschillende stromingen. Dit bleek al in de voorverkiezingen in september die gewonnen werden door Yannick Jadot van de meer liberale vleugel. Hij haalde 51% tegen Sandrine Rousseau, die een meer sociaal programma verdedigde.
Maar het is natuurlijk in de PS dat de spanningen het meest explosief zijn, tussen de leiding rond partijsecretaris Olivier Faure en de meest rechtse en carrièristische elementen (althans onder degenen die de afgelopen jaren de PS nog niet hadden verlaten), met name in de entourage van François Hollande, Macrons voorganger als president. Binnen de PS-leiding werd het akkoord goedgekeurd met 57% tegen 35% (van de 292 stemmers). De meerderheid staat kritisch tegenover het onder Hollande gevoerde beleid, zoals wordt verwoord door Stéphane Troussel, één van de nationale secretarissen: “een periode van vijf jaar gekenmerkt door de CICE [belastingverlaging voor bedrijven] en het stabiliteitspact zonder enige tegenprestatie op het gebied van jobs, lonen, arbeidsvoorwaarden, dat is één van onze problemen. Het misselijkmakende debat over het verlies van nationaliteit is één van onze moeilijkheden. De Arbeidswet is één van onze moeilijkheden.” De nieuwe periode die we wereldwijd zijn ingegaan en die breekt met het tijdperk van het neoliberalisme – het “tijdperk van de wanorde”, waarin de meervoudige crises van het kapitalisme leiden tot een proces van verdieping van de sociale en politieke polarisatie – dwingt een meerderheid in de PS ertoe kritisch te zijn over haar beleid in het verleden.
Tijdens het mandaat van Hollande werden degenen binnen de PS die tegen zijn beleid waren de “frondeurs” genoemd; vandaag zijn de frondeurs de “olifanten” van de PS in de entourage van Hollande geworden. Voormalig partijsecretaris Jean-Christophe Cambadélis riep op tot zelfontbinding van de partij om in de herfst een heroprichtingscongres te houden. Hij waarschuwde dat Frankrijk zich met een overwinning van Mélenchon “in de positie van Noord-Korea zou bevinden.” Jean-Marc Ayrault en Bernard Cazeneuve, twee voormalige premiers onder Hollande, waren fel tegen het akkoord gekant en de laatste verliet zelfs de partij. De federale voorzitter van de PS in Bourgogne-Franche-Comté verklaarde: “Wat Mélenchon wil, is dat de PS de suiker in de koffie is en oplost.”
Dissidente kandidaturen werden rechtstreeks aangekondigd door degenen die gefrustreerd waren over het akkoord, met name uit de PS. De voorzitter van de regio Occitanie (Zuid-West) en voormalig staatssecretaris Carole Delga en de voormalige minister Stéphane Le Foll willen alle dissidente kandidaten van de partij – die met uitsluiting bedreigd zijn – bijeenbrengen. Terloops moet nog opgemerkt worden dat de PS amper tien jaar geleden de verkiezingen op alle niveaus won: van de gemeenten tot de presidentsverkiezingen.
In reactie op de lancering van NUPES heeft Macron zijn eigen alliantie opgericht: “Ensemble”, waarin zijn Renaissance-partij (ex-LREM) en haar bondgenoten Horizon en MoDem zijn verenigd. Hij heeft ook een campagne gelanceerd om te proberen elementen van de PS en de Groenen aan te trekken die de deal met FI afwijzen. Eén van de leiders van Renaissance, Stanislas Guerini, nodigde de “sociaaldemocraten” uit die teleurgesteld zijn in de PS “die haar overtuigingen voor sommige kiesdistricten heeft verloochend.”
Sommige dissidenten zullen de partij inderdaad verlaten, anderen zullen worden uitgesloten, maar vele anderen zullen zich gewoon stil houden, en eerst wachten tot zij na de parlementsverkiezingen een verkozen plaats hebben, en dan een gunstiger moment om te proberen de interne verhoudingen te keren.
Sommige kandidaten in het NUPES-akkoord dragen de breuk met het beleid van de afgelopen decennia duidelijk niet in zich. Dit is met name het geval voor Cécile Untermaier, uittredend PS-parlementslid voor het kiesdistrict Bresse, die van plan was zich aan te sluiten bij de gelederen van Macron. Het is niet alleen in de PS dat er zulke kandidaten zijn. Tot de bondgenoten van EELV behoren Les Nouveaux Démocrates (LND), een partij gevormd door parlementsleden die in 2017 in het kamp van Macron werden verkozen.
Het is niet verwonderlijk dat er, terecht, dissidente kandidaturen uit de sociale beweging zijn. Dit is met name het geval voor Raphaël Arnault, van de antifascistische beweging Jeune Garde, in het 2e kiesdistrict van Lyon (waarschijnlijk de grote Franse stad waar extreemrechts in al zijn vormen het meest actief is), tegenover een NUPES-kandidaat van Génération Ecologie die tussen 2017 en 2020 Macronistisch parlementslid was.
Een overeenkomst en een campagne met sterktes, maar ook gevaarlijke zwaktes
Het enthousiasme en de hoop onder brede lagen van de bevolking worden niet door iedereen ter linkerzijde of in de volkswijken gedeeld.
Zo sprak de activiste Zouina op televisie over de oproep ‘On s’en mêle’ die in de volkswijken campagne voerde voor Mélenchon. Ze stelde: “Het is moeilijk de allianties te verteren met de PCF, met de PS, met de Groenen, met al diegenen die hebben deelgenomen aan het tot stand brengen van een groot verraad, een verschuiving in de richting van racisme. Het is moeilijk deze allianties te aanvaarden, maar ze worden gesloten op basis van een programma en ze worden gesloten opdat het parlement van morgen zal worden bezet door een meerderheid van linkse afgevaardigden.” Ze wees er ook op dat verscheidene activisten uit arbeiderswijken die bij deze parlementsverkiezingen kandidaat hadden kunnen zijn, niet zijn geselecteerd, met name omdat er ruimte moest worden gelaten voor de nieuwe FI-bondgenoten.
Het is waar dat met deze eenheid de campagne meer gericht is op de logica van het partijapparaat en minder op bepaalde lagen die nochtans de campagne voor de presidentsverkiezingen tot een succes hadden gemaakt. Veel jongeren en arbeiders, vooral onder de meest precaire en onderdrukte groepen, zijn terecht van mening dat de PS, zelfs ‘gezuiverd’ van haar meest rechtse elementen, en grote delen van de EELV, en zelfs binnen de PCF, deel uitmaken van het probleem en dus niet van de oplossing. Op gemeentelijk niveau voeren de meerderheden die aan de macht zijn, waaronder PS, EELV en PCF, geen echt ander beleid. En bovenal hebben zij het neoliberale beleid geleid in de regeringen Jospin tussen 1997 en 2002 en onder Hollande tussen 2012 en 2017. Zij zijn medeplichtig aan de electorale successen van vader en dochter Le Pen in 2002 en 2017. Het zal moeilijk zijn om Macron en Le Pen te verslaan door zich aan te sluiten bij degenen die het beleid hebben uitgevoerd dat de weg voor hen heeft vrijgemaakt…
Toch heeft deze campagne een groot belang en wekt hij hoop op. De campagne is gebaseerd op een programma van breuk, ook al is het afgezwakt, en een intern machtsevenwicht binnen de NUPES dat zeer gunstig is voor FI, met de kleine mogelijkheid van een regering die zeker niet ver genoeg zou gaan, maar wel in de goede richting. De campagne omvat kandidaten die belangrijke strijdfiguren zijn, zoals Rachel Keke, woordvoerster van de stakers van het hotel Ibis Batignolles die na meer dan een jaar van strijd een overwinning boekten. Maar hoewel er duidelijke sterke punten zijn, zijn er ook zwakheden in de campagne en in deze eenheid. Het programma is afgezwakt en de waakzaamheid tegen interne en externe gevaren moet worden opgevoerd, in het bijzonder door de strijd van onderaf tegen Macron en co te organiseren.
Wat is de houding van ‘revolutionair links’?
LO en de NPA hadden een rol kunnen spelen, maar deze formaties (vooral LO) hebben ervoor gekozen aan de zijlijn te blijven staan, alsof ideale situaties uit de lucht komen vallen. Tussenkomen in de klassenstrijd betekent uitgaan van de situatie zoals die is, waarbij moeilijkheden worden onderkend en niet weggemoffeld, maar ook waarin het potentieel wordt gezien en aangegrepen om het te versterken.
Zoals gezegd heeft de NPA uiteindelijk de deur voor de NUPES-onderhandelingen dichtgeslagen: “naarmate de besprekingen met de andere politieke krachten vorderden, verschoof het politieke evenwicht van de coalitie, waardoor het karakter van breuk met het liberale beleid, dat haar kracht was, werd afgezwakt.” De NPA hekelt de “problematische” overeenkomst met de PS en vele elementen van de EELV “die geen breuk met het liberalisme betekenen”, en zij heeft niet helemaal ongelijk, ook al menen wij dat het zwaartepunt van NUPES grotendeels blijft liggen bij een linkerzijde die wel wil breken met het gevoerde beleid.
De NPA zegt ook dat zij zich uit de onderhandelingen heeft teruggetrokken wegens het geringe aantal kiesdistricten dat haar werd toegekend (5), en het feit dat zij geen kiesdistrict in de Gironde kreeg om Philippe Poutou verkozen te krijgen. Poutou in het parlement zou inderdaad een welkome versterking van NUPES geweest zijn. We begrijpen de frustratie van de NPA, maar moeten tegelijk opmerken dat de houding van Besancenot en Poutou de afgelopen tien jaar op geen enkele manier de weg heeft bereid voor een akkoord.
LSP/PSL heeft uiteraard meer programmatische affiniteit met Poutou dan met Mélenchon. Net als in 2012 en 2017 ging het er echter niet om deze verkiezingen te benaderen vanuit de invalshoek van een kandidatuur ‘om te bestaan’. Een kandidatuur die enkel dient om een programma en ideeën te promoten, kan op bepaalde momenten een belang hebben. De vraag vandaag is echter wat de klassenstrijd kan versterken en de noodzaak van maatschappijverandering het beste kan profileren.
Mélenchon’s kandidatuur droeg een programma van breuk, verhoging van het klassenbewustzijn, dat zich tot zeer brede lagen richtte en deze probeerde te mobiliseren, en dat mogelijk de tweede ronde van de verkiezingen kon bereiken. Dit programma voor een breuk met het gevoerde beleid en deze campagne waren een stap vooruit, waarop een antikapitalistische formatie kon steunen om constructieve voorstellen te doen, deel te nemen aan de opbouw van de maatschappelijke krachtsverhouding en een socialistisch alternatief voor het kapitalisme kon populariseren.
De NPA, evenals LO en de PCF, lieten zich vangen in de val van het pessimisme en gaven er de voorkeur aan een kandidatuur te presenteren en te handhaven ‘om te bestaan’ in plaats van de dynamiek van de campagne van Mélenchon te versterken. Zij dragen een zeer zware verantwoordelijkheid voor de valse keuze van de tweede ronde van Macron vs Le Pen. Een oproep om voor Mélenchon te stemmen en bijvoorbeeld het terugtrekken van de eigen kandidaten in de laatste fase van de campagne, had niet alleen een deel van hun kiezers kunnen mobiliseren maar ook mensen die anders niet zouden stemmen. Opnieuw werd een kans gemist, zelfs na de ervaring van 2017.
Het was mogelijk om deel te nemen aan de NUPES-dynamiek, niet alleen om kritische steun te geven, maar ook om de noodzaak van strijd en waakzaamheid van onderaf te stimuleren. Dit zou de NPA in een veel betere positie hebben geplaatst om op te roepen tot de oprichting van waakzaamheidscomités aan de basis tegen elke mogelijkheid van verraad over het programma, door een beroep te doen op en voorstellen te doen voor actie bij de plaatselijke NUPES-groepen die bijvoorbeeld de presidentscampagne van Mélenchon hadden geleid, en door te proberen vakbondsmensen aan de basis, huisvestingsactivisten, activisten zonder papieren en al diegenen die een einde willen maken aan de politiek van de rijken, te betrekken. Een dergelijke dynamiek, gericht op werkenden en jongeren in de strijd, kan de druk opvoeren om een programma van een breuk met het beleid te handhaven en om de meer rechtse en carrièristische elementen te verdringen. In geval van verraad aan de belangen van de werkenden en de onderdrukten, had de NPA als onderdeel van NUPES nog uit het akkoord kunnen stappen en een ander ambitieus initiatief lanceren samen met anderen die teleurgesteld zijn in de wending van NUPES.
Heersende klasse in het offensief tegen Mélenchon en NUPES
Het is niet alleen uit de entourage van Hollande dat de aanvallen op NUPES komen. Ze zijn ook brutaal van rechts en uiterst rechts, geholpen door de mainstream media, en weerspiegelen de vrees dat een door La France Insoumise geleide linkerzijde kan winnen, en mogelijk zelfs een regering kan vormen.
Maar de huidige aanvallen van de bazen zijn niets vergeleken met wat er van hun kant zal gebeuren indien NUPES effectief wint en er een regering-Mélenchon komt. Het beleid dat een dergelijke regering zou willen voeren, zal onmiddellijk op een “kapitaalstaking” botsen, een totale sabotage van elke poging om een links beleid uit te voeren. We zullen rechts horen roepen dat “Mélenchon Frankrijk in de schulden wil steken.” Indien er geen krachtsverhouding opgebouwd is om die argumenten te weerleggen, zou het kunnen pakken en NUPES terugdringen. Dat is wat SYRIZA in 2015 overkwam – in een land als Griekenland dat economisch helemaal niet op hetzelfde niveau staat als Frankrijk. Zes maanden na de vorming van een regering moest SYRIZA inbinden en werd het gedwongen een beleid te voeren dat gunstig was voor de belangen van de Griekse en Europese heersende klasse.
Zonder een krachtsverhouding zal de reactie van de werkgever het zeer moeilijk maken om het (zelfs beperkte) programma van NUPES concreet uit te voeren. De herinvoering van de vermogensbelasting, de oprichting van publieke polen in bepaalde sleutelsectoren van de economie (naast private ondernemingen), of de verwachting van gunstige effecten van een beleid ter stimulering van de vraag: deze maatregelen zullen niet alleen moeilijk toe te passen zijn, maar zullen ook grotendeels ontoereikend zijn om een beleid te voeren dat werkelijk aan de behoeften beantwoordt.
Het voorbeeld van Griekenland en de SYRIZA-regering heeft duidelijk aangetoond dat het kamp van het kapitaal nog liever een economische ramp ondergaat dan ruimte te laten voor een links politiek alternatief. Een links beleid vereist dat het wapen van de nationalisatie onder controle van de werkenden en de gemeenschap wordt gebruikt, alsook de controle op kapitaalstromen en het staatsmonopolie op buitenlandse handel.
Dit zullen slechts de eerste stappen zijn in de richting van de nationalisatie van sleutelsectoren van de economie, met name de financiële sector en het bankwezen, maar ook de energiesector – hetgeen echte prijsbevriezing mogelijk zal maken, maar ook de financiering en de verwezenlijking van de noodzakelijke ecologische planning. Om de aanvallen van de heersende klasse af te slaan, moet een tegenmacht worden gemobiliseerd: een oproep aan de werkenden en jongeren elders in Europa om het voorbeeld te volgen en een krachtsverhouding op te bouwen voor de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen.
Doorheen strijd een echte krachtsverhouding opbouwen
De derde ronde is uiteraard ook electoraal, maar moet vooral sociaal zijn: een krachtsverhouding opbouwen ten gunste van de werkende klasse en de jongeren. Dat kan doorheen strijd op de werkplaatsen, op straat en in de wijken. Er is een offensievere benadering nodig naar de georganiseerde arbeidersbeweging, waarvan de kracht niet hoeft aangetoond te worden (denk maar aan de massale vakbondsbewegingen tegen de wet-El Khomri in 2016 of tegen de pensioenhervorming in 2019). Tegelijk laat de linkse eenheid geen excuus meer over voor de vakbondsleiders om de strijd niet te organiseren.
Een grootscheepse strijd om deze verkiezingscampagne te begeleiden, zou het mogelijk maken voldoende kiezers te mobiliseren die anders niet zouden stemmen. Dit is nodig om een zo groot mogelijke overwinning bij de verkiezingen te behalen. Het zou ons ook in staat stellen om een links programma af te dwingen indien er een meerderheid wordt behaald en om, indien dit niet het geval is, de parlementaire aanwezigheid en zichtbaarheid in de media te gebruiken om de strijd van de werkende klasse te versterken. Het zou ons versterken in het gevecht tegen elke aanval die een regering op aandringen van Macron zal doen. Een gunstige krachtsverhouding voor de werkenden en jongeren is de belangrijkste uitdaging.
Het zou bovendien een permanente waakzaamheid van onderaf creëren tegen het onvermijdelijke verraad van die elementen binnen NUPES die niet voor een breuk met gevoerde beleid staan. Het zou ons in staat stellen om het potentieel voor systeemverandering duidelijker te maken: de vestiging van een democratisch socialistische samenleving waar de productiemiddelen collectief gepland worden en gericht zijn op de behoeften van mens en planeet.