Analyse door Serge Jordan, ISA
Het wereldwijde kapitalisme bevindt zich in een groeiende economische crisis en een toenemend verzet van de arbeidersklasse. Sri Lanka is brutaal naar de voorhoede van beide geduwd. De woorden van Karl Marx en Friedrich Engels in het Communistisch Manifest dat “alles wat vast is, in het niets smelt”, beschrijven toepasselijk de snelle ommekeer in het politieke lot van Gotabaya Rajapaksa. Hij werd eind 2019 verkozen tot president met 52,25% van de stemmen, en wordt nu uitgebraakt in de straten over het hele eiland. Terwijl de regeringscoalitie in de zomer van 2020 werd gevormd met de steun van 59% van de kiezers, bleek uit de eerste opiniepeiling in januari van dit jaar dat zijn goedkeuringscijfer was gekelderd tot 10%!
Algemene staking
Op donderdag 28 april hebben miljoenen werkenden uit zowel de publieke als de private sector deelgenomen aan een eendaagse algemene staking in heel Sri Lanka, die was uitgeroepen door bijna 1.000 vakbonden en waarin werd geëist dat Rajapaksa en zijn regering (onder leiding van zijn oudere broer Mahinda) zouden aftreden.
Dit was niet alleen de eerste keer dat werknemers het werk neerlegden sinds de anti-regeringsprotestbeweging ongeveer een maand geleden van start ging; het was ook de eerste landelijke algemene staking in het land in 42 jaar. Dit is geen geringe onderneming in een land dat decennia van burgeroorlog (die in 2009 op brute wijze eindigde), scherpe polarisatie tussen de gemeenschappen en een steeds autoritairder optreden kende. Het is des te belangrijker omdat de laatste algemene staking in 1980 eindigde in een zware nederlaag die de tradities en de ruggengraat van de arbeidersbeweging voor een generatie aantastte.
Honderdduizenden plantagearbeiders, tienduizenden arbeiders uit de fabrieken van de vrijhandelszones, werknemers in het openbaar vervoer, leraren, gezondheidswerkers, bankbedienden, havenarbeiders, vissers en vele anderen namen deel aan de staking en hielden protestacties in elke grote stad. Op veel plaatsen toonden kleine handelaars zich solidair met de staking door hun winkels te sluiten. Onder druk van hun leden hadden zelfs sommige vakbonden die aangesloten waren bij de Sri Lanka Podujana Peramuna (SLPP, of Sri Lanka’s Volksfront – de regeringspartij van Rajapaksa), geen andere keuze dan de staking te steunen.
Economische ineenstorting
De algemene staking van afgelopen donderdag opende een nieuw hoofdstuk in de wekenlange volksopstand die het eiland heeft geschokt. Aangedreven door jongeren kamperen duizenden sinds 9 april op Galle Face Green, een groot plein in het centrum van de hoofdstad Colombo, om te eisen dat “Gota” en zijn regime opstappen. Deze bezetting geniet grote publieke steun en heeft navolging gevonden in talrijke acties, betogingen, straatbezettingen en de poging tot bestorming van de huizen van meer dan tien ministers. Een meerderheid van de bevolking is woedend over de steeds ondraaglijker wordende levensomstandigheden. Deze woede is vooral gericht tegen de heersende familie Rajapaksa, die de staatsinstellingen van Sri Lanka het grootste deel van de afgelopen twee decennia heeft gedomineerd, en die grotendeels wordt gezien als de hoofdverantwoordelijke voor de economische ineenstorting van het land – de ergste in de hele geschiedenis van na de onafhankelijkheid.
Volgens professor Steve Hanke, econoom aan de Johns Hopkins University in de Verenigde Staten, heeft Sri Lanka thans de op twee na hoogste inflatie ter wereld, na Zimbabwe en Libanon. Terwijl de trawanten rond Rajapaksa’s kliek een luxueuze levensstijl onderhielden door grote sommen overheidsgeld weg te sluizen, hebben tienduizenden mensen te kampen met jobverlies en drastische inkomensverlagingen. Velen zijn flauwgevallen of zelfs gestorven na uren, zo niet dagenlang, in de verzengende hitte in lange rijen te hebben gestaan om de basismiddelen van bestaan voor hun gezinnen veilig te stellen. Wijdverspreide tekorten aan voedsel, brandstof en geneesmiddelen, en langdurige stroomonderbrekingen die tot 13 uur per dag kunnen duren, zijn nu het lot van allen, op enkelen na.
Op zaterdag 30 april kondigde de regering een nieuwe prijsstijging van 40% aan voor zestig veelgebruikte geneesmiddelen – waaronder antibiotica, pijnstillers zonder recept en geneesmiddelen voor hartaandoeningen en diabetes. Artsen hebben gewaarschuwd dat een catastrofaal aantal mensen zou kunnen sterven nu het gezondheidszorgsysteem op instorten staat, waarbij de Sri Lankaanse Medische Vereniging een aantal sterfgevallen voorspelt “dat waarschijnlijk hoger ligt dan het dodental van Covid, de tsunami en de burgeroorlog samen” als er niets aan wordt gedaan.
Hoe kon dit gebeuren?
De economische crisis in Sri Lanka broeit al een tijdje. De formele economische groei van het afgelopen decennium was gebaseerd op een enorme schuldenlast. De buitenlandse schuld is tussen 2010 en 2020 meer dan verdubbeld, waarvan een aanzienlijk deel aan China (nu de op een na grootste kredietverlener aan Sri Lanka), maar ook aan westerse banken, financiële instellingen en speculatieve hedgefondsen is verschuldigd. Er is snel geld verdiend door internationale schuldeisers en door een handvol corrupte hooggeplaatste ambtenaren en binnenlandse private ondernemingen via een reeks met schulden gefinancierde megaprojecten die voor het bredere publiek van weinig nut waren. Tegelijkertijd werd afgezien van echte en broodnodige infrastructuurontwikkeling, het meest kritisch in het overwegend Tamil noorden en oosten van het land, waar de enige interactie van de bevolking met de staat bestond uit militarisering en door chauvinisten gestuurde campagnes van intimidatie, landonteigening en andere onderdrukking van rechten.
In de afgelopen jaren werd bijna 90% van de nieuwe schuld die door de regering werd aangegaan, gebruikt om de rente terug te betalen op uitstaande leningen die eerder waren opgebouwd. Rijke segmenten van de samenleving en private ondernemingen kregen ook royale belastingverlagingen, waardoor Sri Lanka het etiket kreeg van een land met één van de laagste belastingstelsels ter wereld. Terwijl de financiën van het land wankelden na een langdurige oorlog die naar schatting 200 miljard dollar kostte, bleef de regering meer dan 10% van haar begroting aan het leger besteden, bijna tweemaal het wereldgemiddelde – en zelfs meer dan tijdens de hoogtijdagen van de burgeroorlog zelf.
De wereldwijde Covid-19-pandemie was een zware klap voor de economie van Sri Lanka en had een negatieve invloed op de export, het geld van in het buitenland werkende Sri Lankanen dat naar huis gestuurd werd en vooral de inkomsten uit toerisme – die al een klap kregen na de terroristische bomaanslagen van Pasen 2019 waarbij meer dan 250 mensen omkwamen. Toen kwam de oorlog in Oekraïne, die de stijging van de invoerprijzen van voedsel en brandstof verergerde, en de aanscherping van de kredietvoorwaarden op de internationale markten – wat het land in een stroomversnelling bracht naar het huidige punt van ineenstorting en faillissement.
Op 12 april, na een golf van ontkenningen door ambtenaren van de Centrale Bank, kwam het land zijn buitenlandse schulden van 51 miljard dollar niet na. Na een beroep te hebben gedaan op noodfondsen van China, India en andere regionale geldschieters, begon de regering besprekingen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om een reddingspakket veilig te stellen. Het IMF maakte duidelijk dat Sri Lanka in ruil daarvoor zou moeten overgaan tot “begrotingsconsolidatie” – een mooie uitdrukking om aan te geven dat een nieuwe zware dosis besparingen (schrappen van subsidies, snijden in sociale uitgaven, devaluatie van de munt, privatiseringen enz.) op de agenda staat.
Sajith Premadasa, de leider van de belangrijkste parlementaire oppositiepartij Samagi Jana Balawegaya (SJB, United People’s Power), lanceerde de term “extreme soberheid” om te beschrijven wat de bevolking moet slikken. Dit hielp verduidelijken dat een regering met de huidige oppositie geen fundamenteel verschil zou brengen in het lot dat miljoenen Sri Lankanen momenteel ondergaan. De SJB zou, net als andere oppositiepartijen die pleiten voor een “interimbestuur”, zoals de zogenaamd linkse, Singalees-nationalistische Janatha Vimukthi Peramuna (JVP, Volksbevrijdingsfront) en elke regering die zij zouden vormen of waaraan zij zouden deelnemen, de agenda van het IMF eerder toejuichen dan betwisten – iets wat hun staat van dienst in het verleden al aantoont.
Zoals een meme op Twitter luidt: “Gota ga naar huis, Sajith blijf thuis, Anura denk er niet eens over na” – verwijzend naar de huidige president en de belangrijkste leiders van de twee bovengenoemde oppositiepartijen. Dit geeft treffend weer dat de meest prominente politieke oppositie geen reëel alternatief heeft voor de huidige regering, behalve meer van hetzelfde. Hoe dan ook, wie deze bittere pillen ook toedient, dit doen te midden van recordprijsstijgingen, wijdverspreide tekorten en diepe volkswoede tegen de gevestigde orde leidt zeker tot een nog explosiever sociaal scenario, en tot een verdieping van de politieke impasse aan de top van de staat.
Politieke crisis escaleert
De protest- en stakingsbeweging heeft de regering van Rajapaksa aan het wankelen gebracht. Begin april heeft het hele kabinet, met uitzondering van de premier, zijn ontslag ingediend. Deze stap heeft de woede van het grote publiek niet weggenomen, maar de roep om het vertrek van de Rajapaksa-broers alleen maar luider en vastberadener gemaakt.
De herschikte regering hangt nu aan een zijden draadje: de tweederde “supermeerderheid” die de regeringspartij bij de parlementsverkiezingen van 2020 behaalde, is verdwenen en eerdere partners hebben zich teruggetrokken uit de regeringscoalitie, die nu minder dan 113 leden achter zich heeft in het Huis van 225 leden. Er zijn scheuren ontstaan binnen de regeringspartij, met een reeks overlopers en verscheidene hooggeplaatste leiders en parlementsleden die oproepen tot vervanging van de Rajapaksas. Recent verklaarde Gotabaya publiekelijk dat hij bereid was zijn broer Mahinda op te offeren als premier – waardoor de innerlijke vetes van de heersende klasse tot in het hart van de heersende familie zelf worden gebracht.
De laatste tijd begint ook de Sri Lankaanse burgerij haar stem te laten horen en haar groeiende onbehagen te uiten over de leiders van het regime. In een verslag over de publieke ‘steun’ aan de protestbeweging vanwege de grootste beursgenoteerde onderneming van het land (John Keels Holding), de grootste private werkgever (MAS Holdings) en de gezamenlijk kamers van koophandel en industrie, merkte de Indische krant ‘The Hindu’ op dat “prominente kapitalisten en grote bedrijven in toenemende mate hun gebruikelijke voorzichtigheid laten varen en openlijk kritiek leveren op de politieke impasse die een verdere bedreiging vormt voor de ineenstortende economie van het land.” Ondanks Gota’s onvermurwbare standpunt dat hij niet zal wijken, lijken zijn kapitalistische vrienden steeds meer geneigd om hem op te offeren.
Dit komt natuurlijk niet voort uit oprechte bezorgdheid voor de bevolking van Sri Lanka, maar uit het besef dat de Rajapaksas een blok aan het been zijn geworden en dat hun greep op de macht een bredere opstand kan ontketenen. De historische crisis en de daaruit voortvloeiende sociale opstand hebben de steun voor het regime van Rajapaksa inderdaad sterk aangetast – vooral bij de Sinhalese boeddhistische meerderheid.
Op 19 april werd een 42-jarige vader van twee kinderen doodgeschoten toen de politie 35 kogels afvuurde op een protest tegen het brandstoftekort in Rambukkana, een kleine stad ten noordoosten van Colombo. Het district waar deze man woonde, is een gebied waar de SLPP minder dan twee jaar geleden bijna 70% van de stemmen behaalde. Daar, zoals in veel overwegend Sinhalese buurten, is de stemming drastisch omgeslagen tegen de corrupte kliek die aan de macht is.
Er zijn protesten uitgebroken in de traditionele electorale bolwerken van de Rajapaksas, waaronder buiten de privéwoning van de premier in Tangalle. Ook in andere steden waar Sinhalezen de meerderheid van de bevolking vormen, zoals Galle, Matara en Moratuwa, waren er grote betogingen. Dezelfde kiezers die in 2019 Gotabaya’s grote presidentiële overwinning mogelijk maakten, eisen nu op straat zijn afzetting. Het platteland met zijn Sinhalese boerenbevolking, een traditionele sociale basis van het regime, is ook vervreemd geraakt door het plotselinge en slecht doordachte verbod van de regering op chemische meststoffen vorig jaar, dat de landbouwproductie zwaar heeft getroffen en het inkomen van de boeren heeft verwoest. Het verbod, dat werd ingevoerd zonder enig plan om de overgang naar organische meststoffen voor te bereiden, werd in november gedeeltelijk teruggedraaid na maanden van massaprotesten door de boeren, maar de oogst heeft zich nooit hersteld. Dit speelde ook een rol bij het ontstaan van de voedselcrisis in het land.
Communalisme op de proef gesteld
Zoals steeds hebben de meest verdeeldheid zaaiende elementen de neiging te worden getemperd wanneer klassenkwesties op de voorgrond treden. De huidige verzetsbeweging, en vooral de algemene staking die belangrijke lagen van Tamil, moslim en christelijke stakers heeft meegesleept in een gezamenlijk vertoon van de kracht van de arbeidersklasse, toont het potentieel om een strijd op te bouwen die allen verenigt die lijden onder de huidige reactionaire heerschappij van de Rajapaksas. Op Galle Face Green, omgedoopt tot “Gota go gama” (= “Gota go village”), komen betogers van verschillende geloofsovertuigingen en etnische achtergrond samen, en er is ruimte en faciliteiten beschikbaar gesteld voor moslims om hun vasten van de Ramadan te beëindigen. De diepgewortelde breuk tussen de gemeenschappen, die zo lang door de kapitalistische elites van Sri Lanka als wapen is gebruikt om de massa’s in toom te houden, kan worden gedicht. De vakbonds- en arbeidersbeweging heeft door haar optreden reeds laten zien dat zij een beslissende rol te spelen heeft bij het verwezenlijken van dit doel.
De mythe van stabiliteit en veiligheid, in stand gehouden door Sinhalese suprematie en nationalisme, heeft een klap gekregen. De Sinhalese arbeiders en verarmde middenklasse delen dezelfde vijand, ervaren zelf een groeiende economische achterstand en het geweld van het staatsapparaat – zij het op een schaal die in de verste verte niet te vergelijken is met het genocidale geweld dat tegen de Tamils is ontketend – en beginnen de gemeenschappelijke belangen te zien met het nationaal onderdrukte en economisch gedeprimeerde Tamil-volk.
Na tientallen jaren van bloedvergieten blijft het wantrouwen tussen de gemeenschappen echter groot. Er is een begrijpelijke mengeling van angst, aarzeling en scepsis onder delen van de Tamilminderheid om zich volledig in te zetten voor de huidige protestbeweging – die sterker is in de door Singalezen gedomineerde zuidelijke districten. De inclusieve aanpak en de diverse etnische en religieuze samenstelling waarvan de protesten tot dusver blijk hebben gegeven, zijn weliswaar een stap in de goede richting, maar zijn uiteindelijk onvoldoende om een duurzame, verenigde beweging op te bouwen die krachtig genoeg is om het regime en de bloedige fundamenten waarop het rust, weg te krijgen. Het zal zeker niet voldoende zijn om voorgoed het spookbeeld van verdeeldheid tussen de gemeenschappen en geweld weg te krijgen. Mogelijk zullen delen van de heersende klasse geneigd zijn om de verdeeldheid aan te wakkeren om de massabeweging in een doodlopend straatje te sturen.
Om dit te bereiken zal een programma nodig zijn dat niet alleen arbeiders en armen uit alle gemeenschappen verenigt over de centrale economische vraagstukken van dit moment, maar ook moedig de intrekking eist van alle discriminerende en onderdrukkende wetten en beleidsmaatregelen, gerechtigheid en herstel eist voor alle oorlogswreedheden van het regime tegen de Tamils, en de rechten verdedigt van alle etnische en religieuze minderheden – waaronder het recht van de Tamil bevolking op werkelijke zelfbeschikking. De Tamils van hun kant hebben als eersten te lijden onder de voortzetting van het huidige regime en moeten de huidige opstand aangrijpen als een gelegenheid om hun eisen inzake gerechtigheid en verantwoording kracht bij te zetten en een eind te maken aan hun langdurige nationale onderdrukking.
Wat nu?
In de afgelopen weken is het zwaartepunt van de politieke ontwikkelingen in Sri Lanka resoluut naar de straat verschoven. De algemene staking heeft laten zien dat de arbeidersklasse bereid is tot beslissende actie om tegen dit verrotte regime in het geweer te komen. Meer nog: de arbeidersklasse heeft ook een tipje van de sluier opgelicht van het potentieel van arbeiders om de samenleving anders te organiseren. Toen bijvoorbeeld de elektriciteitswerkers staakten, voerden zij niet de dagelijkse stroomonderbrekingen uit waar de bevolking van Sri Lanka op elke andere dag van de week onder heeft moeten lijden. Met andere woorden, de enige keer dat er geen langdurige stroomonderbrekingen waren, was toen de elektriciteitswerkers het voor het zeggen hadden! Wat een fantastisch voorbeeld van de innerlijke zin voor menselijke solidariteit van de arbeiders – en een demonstratief voorbeeld van het abjecte falen van het kapitalisme.
Nu is het tijd om dit potentieel om te zetten in beslissende actie. De arbeiders, arme boeren, studenten en jongeren moeten het heft in eigen handen nemen en overal plaatselijke actiecomités oprichten om de volgende stappen voor te bereiden in wat een langdurige en moeilijke strijd zal zijn. Dergelijke comités zouden ook kunnen helpen bij het controleren van de prijzen, het voorkomen van hamsteren en het organiseren van de levering van levensnoodzakelijke goederen aan degenen die daaraan behoefte hebben.
In een welkome stap hebben sommige vakbonden gedreigd om vanaf 6 mei een “Hartal” (algemene staking) te houden als de president en de regering niet aftreden. Maar zelfs als de corrupte maffia van de Rajapaksa’s het toneel zou verlaten – en gezien wat er voor hen op het spel staat, waaronder mogelijke processen wegens oorlogsmisdaden en corruptie, zullen zij dat niet doen zonder tot het bittere eind te vechten – dan nog zouden het economische systeem en de staatsstructuren waarover zij de scepter hebben gezwaaid, blijven bestaan.
Bovendien is Sri Lanka niets anders dan een zwakke schakel in de keten van crises die het kapitalisme overal ter wereld heeft veroorzaakt. Het lot van het land is onlosmakelijk verbonden met wereldwijde gebeurtenissen. Het geostrategische “getouwtrek” tussen China, de VS en hun regionale bondgenoot India over de toekomst van het eiland is hier een manifestatie van. Het Chinese regime heeft de afgelopen tien jaar steeds meer economische en politieke voet aan de grond gekregen in het land, als dank voor zijn militaire steun aan de aanval van de Sri Lankaanse staat tegen de Tamils tijdens de burgeroorlog. Tegelijkertijd heeft de Amerikaanse regering “mensenrechten”-kwesties en de oorlogsmisdaden van het Rajapaksa-regime in het verleden als hefboom gebruikt om te proberen haar eigen invloed op de machthebbers van het land te behouden. Het einde van het Rajapaksa-tijdperk zou de wedijver om invloed tussen de rivaliserende imperialistische mogendheden verder aanwakkeren, en de druk op de Sri Lankaanse heersende klasse om “een kant te kiezen” in deze nieuwe “Koude Oorlog” doen toenemen.
Het is dan ook duidelijk dat de massa’s veel meer nodig zullen hebben dan een “wissel van de wacht” aan de top om een einde te maken aan de barbaarse omstandigheden waarin zij zijn ondergedompeld. De eisen van de beweging moeten verder gaan dan de omverwerping van de huidige heersende kliek, en streven naar een fundamentele verandering van de samenleving ten voordele van de uitgebuite en onderdrukte massa’s van het eiland. Daarbij zullen zij de sterkste internationale solidariteit en steun nodig hebben van hun klassenbroeders en -zusters die strijden tegen uitbuiting en politieke tirannie in India, China en de rest van de wereld.
De strijd voor democratische rechten, die tijdens het bewind van de Rajapaksas steeds meer onder vuur zijn komen te liggen, is een cruciaal onderdeel van deze strijd. Deze strijd moet bestaan uit de afschaffing van het autocratische systeem van het “uitvoerend presidentschap”, het schrappen van de huidige, ondemocratische grondwet en de verkiezing van een revolutionaire grondwetgevende vergadering die democratisch is gekozen uit alle geledingen van de bevolking.
Er moet ook een economisch noodplan komen, gebaseerd op een zo groot mogelijke mobilisatie van de arbeidersklasse, om de zich uitbreidende problemen van schaarste en honger aan te pakken. Daartoe zullen de massa’s in Sri Lanka geen andere uitweg zien dan zich voor te bereiden op en te organiseren voor een revolutionaire strijd die de kapitalistische en imperialistische greep op de grondstoffen van het land kan doorbreken. Volgens de World Inequality Database bezat in 2021 de rijkste 10% van de Sri Lankaanse samenleving 63,8% van de totale rijkdom van het eiland, terwijl de onderste 50% slechts 4,3% bezat. Er is dus geen enkele reden waarom de armen deze crisis zouden moeten dragen. De beweging zou de onvoorwaardelijke afwijzing van de buitenlandse schuld van het land moeten eisen, de verwerping van elke overeenkomst met het IMF en van alle besparingsmaatregelen, de onmiddellijke inbeslagname van alle eigendommen en activa van de Rajapaksa-dynastie en haar trawanten, overheidscontrole op buitenlandse handel en kapitaalstromen, en de nationalisatie onder arbeiderscontrole van de belangrijkste industrieën, banken en grote landerijen. Deze maatregelen zouden de grondslag leggen voor de democratische planning van de economie en de socialistische transformatie van het eiland, en de basis leggen voor een waardig bestaan voor zijn 22 miljoen inwoners.