Syrië. Brutaal geweld tegen oppositie

Het regime van Assad gaat steeds verder in het brutaal neerslaan van de oppositie. Hij volgt dezelfde weg als Khadaffi of het regime van Bahrein. Ook Assad wil de golf van revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten met geweld stoppen. Het militaire tegenoffensief van het regime is vooral gericht op de zuidelijke Deraa, een stadje met minder dan 80.000 inwoners en het centrum van de revolte.

Robert Bechert

Gezien het verleden van het regime is het niet uitgesloten dat een zelfde brutaliteit zal worden gebruikt als in Hama in 1982 toen tot 20.000 mensen omkwamen bij het neerslaan van een opstand die was geïnspireerd door de Moslimbroederschap. De heersende kliek rond Assad hoopt met het geweld de rest van het land te intimideren. Maar in tegenstelling tot 1982 is de sfeer van revolte veel breder verspreid. Zelfs indien het regime er in slaagt om het huidige protest de kop in te drukken, zal dit nog geen garantie zijn voor het voortzetten van de huidige gang van zaken.

Integenstelling tot de massale protesten in Tunesië en Egypte in januari en februari zijn er in Syrië nog geen massale protestacties in de grootste steden: de hoofdstad Damascus waar meer dan 10% van de 22 miljoen Syriërs woont of Aleppo, de grootste stad van het land met 2,5 miljoen inwoners. Op dit vlak zijn er gelijkenissen met Libië waar de grootste protestacties in februari en maart niet plaatsvonden in de grootste stad, Tripoli. Het ziet er naar uit dat het Syrische regime net als dat van Khadaffi nog over een zekere steun in de samenleving beschikt of, en dat is meer waarschijnlijk, stand kan houden door de angst van wat zou volgen eens het regime is gevallen.

De beperkte omvang van het protest in de twee grootste steden van Syrië lieten het regime toe om het initiatief terug in handen te nemen. Het regime hoopt om de ontwikkelende revolutie de kop in te drukken door de eerste protestacties in de kiem te smoren.

Verdelen om te heersen

Tegelijk voert de Syrische regering een ‘verdeel-en-heers’-politiek die op een aantal vlakken gelijkaardig is als de gevoerde politiek in Bahrein, waar de Soennitische pro-Westerse elite de Sjiietische meerderheid onderdrukt. In Syrië komt de heersende familie van Assad uit de minderheid van Alawieten. Het regime baseert zich op door Alawieten gedomineerde eenheden van de veiligheidsdiensten om het protest de kop in te drukken. Een broer van de president is commandant van de Vierde Divisie van het leger en een schoonbroer van de president is hoofd van de inlichtingendienst.

Dit leidt tot een potentieel erg explosieve situatie in een land met heel wat nationale en religieuze minderheden. Zowat 80% van de Syrische bevolking is Arabier naast grote minderheden van Koerden, Turkmenen, Assyriërs, Armeniërs en andere bevolkingsgroepen. Naast de etnische verdeeldheid zijn er ook religieuze verschillen. Zowat drie kwart van de bevolking is Soennitisch, 16% volgt een andere strekking van de islam (waaronder Alawieten, Druzen,…) en 10% is christelijk. Een meerderheid van de Syriërs (56%) leeft in stedelijke gebieden, maar een belangrijke minderheid leeft nog steeds op het platteland waar nationale en religieuze verschillen een grote rol kunnen spelen.

Het regime heeft meermaals geprobeerd om haar basis te versterken door zich op verschillende nationale en religieuze groepen te baseren. Heel wat christelijke leiders staan dicht bij het regime van Assad en vrezen voor de gevolgen van een eventuele machtswissel, waarbij vooral wordt gevreesd voor de mogelijk dat een islamistische kracht de macht overneemt. Terwijl het regime iedere vorm van protest bloedig onderdrukt, stelde bisschop Philoxenos Mattias van de Syrische Orthodoxe Kerk in zijn paasboodschap dat hij Assad bedankt voor de “veiligheid die hij in Syrië brengt.”

Dilemma van het imperialisme

Op dit ogenblik zitten de belangrijke imperialistische machten met een dilemma. Ze willen een einde stellen aan de revoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten in de hoop dat er geen pro-Westerse regimes ten val komen. Een van de redenen voor de interventie in Libië is het stoppen van de opstandige bewegingen van onderuit in andere landen. Tegelijk wordt geprobeerd om van de situatie in Libië gebruik te maken om een meer betrouwbare bondgenoot in het zadel te heisen. Er wordt tot op zekere hoogte gediscussieerd over de mogelijkheid van een gelijkaardige strategie in Syrië, maar er zijn natuurlijk een aantal belangrijke verschillen.

Libië heeft een veel grotere oliereserve dan Syrië, maar tegelijk is Libië vanuit strategisch geopolitiek oogpunt minder van belang. Syrië is centraal gelegen in het Midden-Oosten met grenzen aan sleutellanden als Israël, Libanon, Turkije en Irak. Het imperialisme is bang van het soort regime dat aan de macht zou komen na Assad, maar tegelijk is er ook de vrees van een mogelijk opbreken van het land met destabiliserende gevolgen in heel de regio.

Deze angst werd onlangs samengevat door Thomas Friedman in de New York Times: “In de Arabische wereld vormen zowat alle landen een samenvoeging op Joegoslavische wijze van etnische, religieuze en stammengroepen die door de koloniale machten bij elkaar werden gebracht. Enkel Egypte, Tunesië en Marokko kennen een grote homogene meerderheid. Als de geest uit de fles komt in veel van deze landen, komt er mogelijk geen burgerlijke samenleving maar een burgeroorlog.” (12 april). Friedman sloot zijn artikel af met de volgende woorden: “Bereid je voor op Joegoslavië.” Hij denkt dat er etnische en religieuze oorlogen zullen aankomen.

Als pro-kapitalistische commentator kan Friedman zich niet inbeelden dat er een andere kracht is dan brutale dictaturen die etnische en religieuze conflicten kan vermijden en bovendien een uitweg uit de huidige crisis kan bieden. De aanhangers van het kapitalisme zien geen alternatief op hun systeem, maar de arbeidersklasse heeft het potentieel om zich te mobiliseren en te verenigen in de strijd tegen onderdrukking en uitbuiting en voor democratische rechten en een betere toekomst.

Dit jaar zagen we met de revoluties in Tunesië en Egypte al het potentieel van wat de arbeidersklasse in actie kan betekenen. Toen de arbeidersklasse collectief in het revolutionaire proces begon te stappen, werden Ben Ali en Moebarak al gauw opgeofferd door de Tunesische en Egyptische elites die zo hoopten aan de macht te kunnen blijven.

Nood aan onafhankelijke arbeiderskrachten

Net zoals dit bij de eerdere revoluties in het Midden-Oosten het geval was, is het ook in Syrië noodzakelijk dat de arbeiders en jongeren hun eigen onafhankelijke organisaties opzetten. Er moeten comités in de wijken worden opgezet naast raden in de fabrieken. Die kunnen een stem en een organisatie geven aan de massa’s en de revolutie verdedigen. Er is nood aan een oproep om democratisch verkozen comités op te zetten op iedere werkvloer, in alle wijken, onder de gewone soldaten,… Een dergelijke oproep zou een brede echo kunnen vinden. De gebeurtenissen in Syrië tonen net als deze in Libië de beperkingen van een puur spontane beweging. Zonder onafhankelijke arbeiderspartij die een strategie en richting aan de opstand kan aanbieden, is er het gevaar dat het regime in staat is om aan de macht te blijven.

Als we de kliek rond Assad willen ondermijnen en tevens vermijden dat deze kliek wordt vervangen door een andere groep van gangsters, zal er nood zijn aan een georganiseerde beweging met een duidelijk actieprogramma dat ingaat tegen de repressie van de corrupte elite, de werkloosheidsgraad van 20% of de dominantie van het imperialisme. Het regime van Assad probeert steun te verwerven op basis van een nationalistische en anti-imperialistische positionering waarbij wordt gesteld dat Saoedi-Arabië, Israël en anderen betrokken zijn bij een “buitenlandse samenzwering” samen met de Islamitische fundamentalisten om zo een revolte aan te wakkeren. Arbeidersorganisaties kunnen een alternatief op het regime aanbieden en duidelijk maken dat een revolutionaire omverwerping van het regime door de arbeidersbeweging niet zou leiden tot een grotere greep van het imperialisme op Syrië. Er moet van onderuit worden gebouwd aan democratische structuren om het opruimen van het oude regime te coördineren en tegelijk de orde en de bevoorrading organiseren. Het zou de basisi vormen voor een regering van vertegenwoordigers van de arbeiders en armen. Een dergelijke regering zou de reactie tegenhouden, democratische rechten verdedigen en beginnen met het invullen van de economische en sociale noden van de massa’s.

Zonder een dergelijke beweging is er het gevaar dat het regime van Assad in staat zal zijn om minstens tijdelijk de macht in handen te houden.

VN-interventie? Lessen van Libië

Sommigen zullen wellicht naar de Verenigde Naties of andere buitenlandse krachten kijken om op te treden tegen het regime. Dat is een ernstige fout. Zoals we nu zien in Libië leidt iedere interventie van de VN, de NAVO of andere grootmachten ertoe dat het proces van revolutionaire verandering wordt verstikt en wordt een pro-imperialistisch regime opgelegd.

Het optreden van de imperialistische machten de afgelopen maanden is een waarschuwing voor al wie denkt dat hun interventies een positieve rol kunnen spelen. Er werd niets gedaan in Bahrein waar een bondgenoot aan de macht is en waar proportioneel meer betogers werden vermoord dan in Syrië. In Egypte lieten de imperialisten Moebarak pas vallen toen ze niet anders meer konden. Slechts drie weken voor de val van Moebarak verklaarde de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Hilary Clinton nog: “We denken dat de Egyptische regering stabiel is en antwoorden zoekt op de legitieme noden en belangen van de Egyptische bevolking.”

Een combinatie van onafhankelijke zelforganisatie van de Syrische arbeiders en oproepen aan de rest van de bevolking, in het bijzonder de basis van de gewapende troepen, is de enige manier waarop het regime van Assad kan worden omvergeworpen om een regime te vestigen dat de belangen van de meerderheid van de bevolking centraal stelt.

Voor een volledige breuk met het regime is er nood aan een regering die de arbeiders en armen vertegenwoordigt. Zo’n regering zou onmiddellijk vrije verkiezingen organiseren en dringende maatregelen nemen om de levensstandaard te verbeteren.

Socialisten zijn voor een revolutionaire democratische grondwetgevende vergadering en voor een regering van arbeiders en plattelandsarbeiders die op basis van een democratisch gecontroleerde economie in publieke handen de middelen van Syrië inzet in het belang van de meerderheid van de bevolking.

Dat is de enige wijze waarop blijvende en volledige democratische rechten kunnen worden afgedwongen, met inbegrip van het recht om zich te organiseren, te staken en om democratische vakbonden te organiseren. Zo’n omvorming zou een degelijk minimumloon garanderen, werk creëren en voorzien in degelijke huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen.

Een onafhankelijke beweging van arbeiders en jongeren die de strijd voor het doorvoeren van zo’n socialistisch programma aangaat, kan de regionale en religieuze verschillen overstijgen en net als in Tunesië en Egypte de massa’s verenigen tegen het regime van Assad. Het zou tegelijk de imperialistische pogingen om de revolutie te kapen kunnen stoppen. Een dergelijke revolutionaire beweging zou een grote aantrekkingskracht hebben in de rest van de regio. Een oprecht democratisch socialistisch Syrië zou een inspiratie vormen voor gelijkaardige revoluties in andere landen wat de basis zou vormen voor een socialistische confederatie van de regio op een gelijkwaardige en vrijwillige basis.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie