Soedan in de greep van krijgsheren en de Janjaweed-milities

Herdenking van het bloedbad twee jaar geleden op 3 juni. Ook deze herdenking werd aangevallen door de autoriteiten.

Twee jaar na de revolutie die de dictatuur van Omar Al-Bashir omverwierp en waarbij honderden mensen het leven lieten in de strijd voor een betere toekomst, is Soedan nog steeds in de greep van gewelddadige en onderdrukkende krachten die de ontwikkeling van het land tegenhouden.

Door Satti, ISA in Soedan

Janjaweed milities

De Rapid Support Forces (RSF), ook bekend als de Janjaweed militie, begonnen hun huurlingenmars met een aantal op stammen gebaseerde strijdkrachten in het begin van de jaren 2000, onder het regime van Al-Bashir. Ze maakten gebruik van de gewapende steun van de staat en van zijn onderdrukkende vooringenomenheid jegens specifieke stamgroepen en zijn rotte racistische oorlog. Deze strijdkrachten werden ingezet vanwege hun Arabische etnische achtergrond, die verschilde van de rebellenbewegingen in Darfoer. Vandaag is het een militaire macht die met het leger kan concurreren inzake financiële en economische mogelijkheden. Dit komt als gevolg van de jarenlange corruptie van de staat en de mishandeling en vervolging van etnische minderheden – naast diverse buitenlandse inmengingen.

In 2019, na de val van Al-Bashir, kondigde Hemedti, het hoofd van de RSF, aan dat die milities meer dan 1 miljard dollar hadden betaald aan de Bank van Soedan, wat duidelijk hun financiële kracht aantoont. Volgens de statistieken is de RSF, via hun bedrijf genaamd Al-Junaid, de belangrijkste speler in de goudsector van Soedan. Goud is goed voor 40% van de buitenlandse handel van Soedan en wordt geschat op 16 miljard dollar per jaar, volgens Africa News. Daarnaast is er een deel van de export die gebeurt via smokkel.

Na de afscheiding van het zuiden van Soedan in 2011 en het verlies van bijna 75% van de begrotingsinkomsten van Soedan, wendden veel mensen zich tot de goudgebieden. Jabal Amer in Noord-Darfoer was één van de belangrijkste winningsgebieden voor goud in Sudan. Het is de berg die de milities van Hemedti in 2017 met geweld hebben bezet na een conflict met andere milities, waarbij volgens sommige berichten bijna 800 mensen werden gedood. Smokkel naar Tsjaad was in het begin de enige manier om goud te verkopen voor Hemedti, maar zodra de strijdkrachten formeel waren erkend en ontvangen in Khartoem, opende hij het bedrijf Al-Junaid (dat gelieerd is aan de RSF en waarvan de eigenaars Hemedti’s familie zijn). De export kon toen via officiële kanalen, via luchthavens naar de Verenigde Arabische Emiraten en enkele andere landen. Dit blijkt uit een verslag van Global Witness (https://www.globalwitness.org/en/campaigns/conflict-minerals/exposing-rsfs-secret-financial-network/).

Al-Junaid is al jaren bezig met het winnen van goud in Jabal Amer en twee andere gebieden en met de uitvoer ervan. Het afgelopen jaar kwam onder zware druk het nieuws naar buiten dat de RSF de goudmijnen van Jabal Amer aan de Soedanese regering had overgedragen. Dit werd bevestigd door de regering. Maar zelfs als het nieuws juist is, blijven er nog veel vragen over: hoeveel geld hebben deze Janjaweed-troepen de afgelopen jaren verdiend? Hoe is dat geld besteed? Wat is er nodig om alle rijkdom die gedurende al die tijd aan deze goudhandel is onttrokken, terug te geven? En, misschien wel het belangrijkste: wie zal het nu echt voor het zeggen hebben over het gebruik van deze grondstof, gezien het feit dat de RSF een sterke greep heeft op het staatsapparaat, en Hemedti zelf toevallig ook de plaatsvervangend voorzitter is van de Soevereine Raad, d.w.z. het bestuursorgaan van de staat?

Om te voorkomen dat ondoorzichtige deals worden gesloten en het geld van de goudmarkt in handen komt van corrupte ambtenaren, pleit ISA voor de volledige nationalisatie van de goudreserves van het land onder de democratische controle van organen van volks- en arbeiderscontrole. Hetzelfde moet gebeuren met Al-Junaid en alle andere bedrijven die nog steeds in handen zijn van de militaire top, de veiligheidstroepen en de RSF. Het breken van de economische invloed van deze contrarevolutionaire krachten is een integraal onderdeel van wat nodig is om hun invloed op de politiek van het land uit te hollen. Het is bovendien objectief gezien noodzakelijk om de sociale en economische benarde situatie van de massa’s aan te pakken, een kwestie die meer dan twee jaar na de revolutie nog steeds niet is beantwoord.

Naast het goudgeld heeft Hemedti nu een breed scala aan investeringen binnen en buiten Soedan, deels in de VAE en de rest in verschillende buurlanden. Tijdens Hemedti’s recente bezoek aan Ethiopië werd door verschillende nieuwszenders gesuggereerd dat dit een speciaal bezoek was in verband met zijn investeringen in dat land. Dit komt bovenop het geld dat afkomstig is van de inzet van huurlingen voor Saoedi-Arabië in de oorlog in Jemen en bij de bescherming van zijn landgrenzen (waarvoor meer dan 30.000 soldaten ingezet zijn), en bovenop het geld van de Europese Unie in wat bekend staat als het “Khartoemproces”, dat bedoeld is om illegale immigratie een halt toe te roepen – een deal waarin de RSF de grootste rol speelt door geld aan te nemen van de EU, samen met mensensmokkelaars en krijgsheren in Libië.

Het leger

Sinds de formele onafhankelijkheid van het land heeft het Soedanese leger een lange staat van dienst als het gaat om het doden van Soedanezen, te beginnen met de oorlog in Zuid-Soedan en vervolgens de oorlog in Darfoer, waarbij mensen werden gebombardeerd door Antonov-vliegtuigen. Het leger is een vehikel geweest voor reactionaire politieke partijen en figuren. Het was een instrument om staatsgrepen te plegen tegen democratisch verkozen regeringen, die in Soedan kortstondig hebben bestaan. Het is ook een instrument om het gevaar van revolutionaire bewegingen (die sinds 1964 driemaal de heerschappij van de heersende klasse hebben bedreigd) in de kiem te smoren. Tijdens de lange heerschappij van de islamitische fundamentalisten en hun corruptie in alle staatsinstellingen, zijn enkele hooggeplaatste militaire officieren agenten geworden van de inlichtingendiensten van enkele regionale en mondiale imperialistische landen, waarvan de Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië en Rusland de belangrijkste zijn.

In de eerste maanden van 2019 verschenen Russische paramilitaire troepen, of wat bekend staat als “Wagner”, in de hoofdstad Khartoem, vergezeld van Soedanese veiligheidstroepen – nadat hun aanwezigheid beperkt was gebleven tot gebieden waar goud werd gewonnen. De voorbije jaren hebben deze troepen investeringen gedaan en een aantal bedrijven opgericht. Op de website van het Ministerie van Financiën van de VS zijn verschillende verslagen te vinden waarin het netwerk van investeringen van deze strijdkrachten in Soedan wordt toegelicht.

In de afgelopen maanden is in sommige berichten de aanwezigheid bevestigd van Russische strijdkrachten in de Rode Zee in het oosten van het land bij Flamingo Bay, de enige marinebasis in Soedan. De Russen zijn van plan een marinebasis op te zetten, hun eerste in Afrika. Dit gebeurt met de goedkeuring van de Soedanese regering, zowel de militaire als de civiele vleugels, waardoor het land nog verder wordt beroofd van zijn reeds kreupele ‘soevereiniteit’ – één van de redenen waarom de revolutie plaatsvond. Er is begonnen met de bouw van deze Russische basis, waar 300 soldaten zullen worden ondergebracht, overeenkomstig een akkoord dat Rusland en Soedan voor een periode van meer dan 25 jaar hebben gesloten.

Deze Russische basis wordt omschreven als een logistieke basis, maar heeft dezelfde strategie als de Tartus-basis in Syrië, die in het begin een logistieke basis was en al snel militaire versterkingen kreeg om een volledige militaire basis te worden. Dit gebeurt in het licht van de voortdurende wereldwijde concurrentie om de wateren van de Rode Zee. Belangrijk is dat het initiatief tot deze overeenkomst werd genomen door Al-Bashir in zijn nadagen, in een poging om sterke internationale steun te vinden. Dit toont het opportunisme van de huidige regering: de door het vorige regime in gang gezette maatregelen worden gewoon doorgezet!

Mishandelingen en schendingen van de mensenrechten

De strijdkrachten hebben zich schuldig gemaakt aan extreme wreedheid en geweld tegen het Soedanese volk, hetzij rechtstreeks (zoals het bombardement op Al-Antanouf, het gebruik van internationaal verboden gassen, enz.), hetzij onrechtstreeks, bijvoorbeeld door huurlingen te rekruteren en steun te verlenen aan paramilitaire troepen, zoals het geval was met de RSF. Het is belangrijk te wijzen op de nauwe band tussen het leger en de RSF. Zo wordt generaal Al-Burhan, die thans voorzitter is van de Soevereine Raad, beschouwd als de officier die verantwoordelijk is voor de oprichting van de Janjaweed.

Onder het toeziend oog en de medeplichtigheid van de staatstroepen zijn de RSF na de revolutie in het hele land verwoestingen blijven aanrichten, onder meer door regelmatige uitbarstingen van dodelijk geweld tegen de Darfoeri-bevolking, maar ook tegen activisten en oppositiekrachten die als een bedreiging voor hun greep op de macht werden beschouwd. Zo is in een aantal rapporten melding gemaakt van de willekeurige en onwettige arrestaties door de RSF van Soedanese burgers en activisten.

In december vorig jaar werd een jonge revolutionaire activist, Bahaa El Din Nuri, vermoord. Hij stierf in een detentiecentrum van de RSF nadat hij in de buurt van zijn huis was ontvoerd. Vijf dagen later belde het openbaar ministerie zijn familie om hen te vertellen dat hun zoon in het mortuarium lag. Ze vervalsten het rapport van de forensisch arts om zijn dood te doen voorkomen als een natuurlijke dood ten gevolge van ziekte, maar na druk van straatprotest, gaf het openbaar ministerie het autopsierapport vrij en werd bevestigd dat de dood door foltering was veroorzaakt.

De Soedanese Beroepsvereniging (SPA) eiste destijds dat degenen die betrokken waren bij de ontvoering en marteling van Nuri werden overgeleverd voor vervolging, en dat alle detentiecentra van de RSF zouden worden gesloten. Tot op heden is er echter niets gebeurd en zijn de daders nog steeds vrij om te opereren. Dit is slechts het topje van de ijsberg van de wijdverspreide misbruiken door deze strijdkrachten. Er wordt niet tegen hen opgetreden en ze zijn het gewend geraakt om straffeloos te kunnen handelen.

Dit is slechts een klein deel van wat deze barbaarse troepen in Soedan hebben aangericht sinds hun oprichting in 2003. Alleen al tussen 2003 en 2005 werden meer dan 300.000 burgers blootgesteld aan hongersnood, droogte en ziekten als gevolg van de conflicten die de RSF en andere strijdkrachten van het regime in Darfoer hebben uitgevochten. In Darfoer zijn vele wreedheden begaan, waaronder massale verkrachtingen, moorden en het platbranden van dorpen, en talloze schendingen die door de toenmalige Soedanese regering in de doofpot werden gestopt, en zonder dat er, tot op de dag van vandaag, eerlijke processen zijn geweest die recht konden doen aan de talloze slachtoffers.

De hoop van de revolutie was een einde te maken aan deze misdaden en gerechtigheid voor de slachtoffers te bekomen met eerlijke processen. Zelfs na twee jaar worden deze processen nog steeds tegengehouden. Het duidelijkste voorbeeld is de overlevering van Al-Bashir aan het strafhof, iets waartegen Al-Burhan, Hemedti en alle leden van de “Coup Council” zich verzetten, omdat zij weten dat zij zelf een integraal onderdeel zijn van de misdaden die in Darfoer en elders hebben plaatsgevonden, en dat onderzoek gemakkelijk hun directe betrokkenheid kan aantonen.

Deze officieren zijn sinds de revolutie een struikelblok gebleven voor de democratische aspiraties en vrijheden. Het laatste voorbeeld hiervan was de ratificatie van de “Wet op de bestrijding van informatiemisdrijven”, die aanvankelijk werd voorgesteld als een wet ter bescherming van de privacy, maar in werkelijkheid de veiligheidstroepen de bevoegdheden geeft om mensen te bespioneren. Deze wet is reeds tegen politieke activisten gebruikt, op beschuldiging van belediging van de reputatie van het leger. Het doel is om activisten het zwijgen op te leggen als die willen ingaan op de rol van de Militaire Raad in de repressie tegen het protest aan het generaal commando in Khartoem op 3 juni 2019, waarbij honderden revolutionaire betogers omkwamen en duizenden anderen zagen wat er gebeurde.

Tweede verjaardag van geweld aan generaal commando

Op 11 mei riepen de families van de martelaren op tot een Ramadan-ontbijt bij het generaal commando van het Soedanese leger, dezelfde plaats waar hun zonen en dochters twee jaar geleden werden afgeslacht, als een herdenking. Na het verbreken van het vasten gaven de families van de martelaren een verklaring waarin zij de RSF, vertegenwoordigd door Hemedti en zijn broer, de eerste plaatsvervanger van de RSF, ervan beschuldigden degenen te zijn die het protest twee jaar geleden hebben neergeslagen en daarbij revolutionairen om het leven brachten. De families gaven de RSF een ultimatum van 3 juni: als het voordien niet toegaf dat het misdaden beging, zou de mobilisatie opgevoerd worden.

De Militaire Raad bevestigde echter dat de legerleiding nog steeds denkt dat ze met alles wegkomt. Er werd met scherp geschoten op betogers waarbij minstens twee doden vielen. Dit bevestigde dat het nieuwe regime een groot obstakel is voor de revolutie: zowel de ‘Raad van de Staatsgreep’ als de burgerlijke leiders die ermee samenwerkten of het bestaan ervan toelieten door compromissen te sluiten over de doelstelling van de revolutie en door te aanvaarden dat de macht wordt gedeeld met reactionaire overblijfselen van de dictatuur van Al-Bashir.

Het doden van activisten en betogers gaat door, zelfs op de tweede verjaardag van het bloedbad van 3 juni 2019. Ondertussen worden de officiële onderzoeken naar het geweld van twee jaar geleden uitgesteld. In een interview met het tijdschrift Newline zei Nabil Adeeb, de advocaat die als hoofd van de onderzoekscommissie is aangesteld: “Het resultaat zou kunnen leiden tot een staatsgreep of tot massale onrust in de straten.” De dreiging van destabilisatie komt echter niet van het resultaat van het werk van deze commissie die werd gevormd om de feiten te schetsen van de dood van vreedzame betogers. Het komt voort uit de gevestigde en machtige positie die de krachten die dit bloedbad hebben aangericht tot op vandaag innemen binnen het staatsapparaat, alsmede in het economische leven van het land.

Deze situatie vloeit voort uit het feit dat de revolutie die in december 2018 begon, weliswaar de immense kracht van de Soedanese massa’s toonde, maar niet tot het noodzakelijke einddoel is doorgevoerd, namelijk de volledige omverwerping van het oude regime en van het kapitalistische systeem waarop het heeft gedraaid.

Zoals ISA al vaak heeft uitgelegd, is er geen duurzame en stabiele coëxistentie mogelijk tussen de onvervulde eisen van de revolutie en de contrarevolutionaire plannen van de parasitaire en corrupte junta die aan de macht is. Miljoenen arbeiders, jongeren, vrouwen en onderdrukten verlangen naar een Soedan dat vrij is van geweld en armoede, terwijl de generaals en krijgsheren die het land regeren en plunderen slechts wachten op hun moment om krachtiger terug te slaan om hun macht en winsten te verdedigen. Daarom is er geen tijd te verliezen om een sterk revolutionair en democratisch socialistisch alternatief in Soedan op te bouwen, om klaar te zijn voor de strijd die uit deze tegenstrijdigheid voortkomt.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie