
Al voor de Covid-19 pandemie hadden ketens en kledingwinkels het moeilijk om genoeg winst te genereren voor hun aandeelhouders. De lockdown en verdere beperkingen daarna maakten dit nog erger. Sommige ketens vroegen bescherming tegen hun schuldeisers of gingen failliet. Het gaat onder meer om E5-Mode, Brantano en Camaïeu. Personeelsleden die vaak jarenlang voor deze bedrijven werkten, verkeren nu in enorme onzekerheid. De aandeelhouders proberen ondertussen nog snel hun zakken te vullen.
door Thomas (Gent)
In de sector van kledingwinkels wordt al jarenlang hard geconcurreerd. De winstmarges zijn beperkt en de aandeelhouders zoeken allerhande manieren om de winsten toch te maximaliseren. Dit gebeurt onder meer door te besparen op de productiekost: veel kleding wordt gemaakt in sweatshops waar een maandloon van slechts 50 euro niet uitzonderlijk is. Het personeel hier wordt ook verder uitgeperst. Vaak wordt met deeltijdse contracten gewerkt, waarbij de uren extreem flexibel ingevuld worden zodat velen zes dagen per week enkele uurtjes per dag werken. Vast personeel wordt meer en meer vervangen door interimmers en jobstudenten.
Er wordt gezegd dat dit nodig is omdat klanten goedkope kleding willen. De beste leugens zijn die met een grond van waarheid: uiteraard verkiezen mensen die moeite hebben om rond te komen goedkopere kleding. Maar daar gaat het niet om voor de aandeelhouders: zij willen vooral hun winsten opdrijven. Er wordt met winkelketens gespeeld alsof het Monopoly is. Het ene moederbedrijf of groep investeerders koopt een nieuw merk, herstructureert dit, verplicht het personeel om in te leveren en nog flexibeler te werken, waarna het merk al gauw opnieuw verkocht wordt. Een langetermijnvisie is op die manier onmogelijk.
Toen bleek dat het niet goed ging bij Camaïeu, vroeg het Franse moederbedrijf Camint (Camaïeu International) om al het kapitaal zo snel mogelijk naar Frankrijk door te storten, waarna het redden van de Belgische tak wel erg moeilijk werd. Mogelijk kadert dit in een lucratieve overname, de vorige CEO en aandeelhouder Soënen is kandidaat-overnemer. Bij de verkoop van Brantano en andere ondernemingen van de investeerdersgroep FNG is het duidelijk dat het neergetelde bedrag primeert en niet het aantal jobs dat gered kan worden.
De concurrentie heeft behalve de aandeelhouders niemand voordeel opgebracht. Nieuwe overnames en herstructureringen zullen niet in het voordeel van het personeel of de klanten zijn. Nog meer flexibiliteit is onhoudbaar: nu al worden de paar uren die elke dag gewerkt worden volgepropt met taken waardoor de werkdruk onhoudbaar wordt.
Zijn werkbare contracten en degelijke lonen onbetaalbaar? Dat de boeken dan maar eens geopend worden zodat het personeel dit kan controleren. Het werk in de sector plannen, kan het personeel het best zelf. Zo kan er een einde gemaakt worden aan de onmogelijke werkdruk en worden voltijdse contracten mogelijk voor wie dat wil.
We zullen dit niet zomaar bekomen. We zullen ons moeten organiseren in de ketens waar afdankingen of sluitingen gepland worden en in de rest van de sector. Het Ierse personeel van winkelketen Debenhams stelt een voorbeeld door al vier maand actie te voeren aan met sluiting bedreigde winkels. Zo wordt een krachtsverhouding opgebouwd waar de regering niet om heen kan.
Met offensieve eisen kunnen we collega’s uit de hele sector mee krijgen: een minimumloon van 2300 euro bruto per maand, voltijdse contracten voor wie dit wil, contracten van onbepaalde duur, uurroosters met respect voor het privéleven en die minstens drie maand op voorhand bekend zijn, voldoende collega’s in de winkel … Dit botst met de belangen van de aandeelhouders, we zullen het zelf moeten afdwingen!