IPA 2011-2012: geen akkoord als er niets in staat!

Artikel door Eric Byl uit de decembereditie van De Linkse Socialist

Half november zijn de onderhandelingen over een nieuw interprofessioneel akkoord voor 2011-2012 op gang getrokken. Wie dacht dat het na de banken nu eindelijk eens aan de werknemers was om in de watten gelegd te worden, is eraan voor de moeite. De patroons zien naar gewoonte geen ruimte voor opslag. De regering heeft naar verluidt geen centen om een akkoord te smeren. Tegelijk regent het patronale provocaties in bedrijven die hun laarzen lappen aan de sociale wetgeving. In die omstandigheden een akkoord aanvaarden waar niets in staat, kan zelfs voor onze gematigde vakbondsleiders wel eens een brug te ver zijn.

De patroons hebben nochtans geen reden tot klagen. Vorig jaar stegen de basislonen van topmanagers in België 1,9%, terwijl die van hun collega’s bij de drie belangrijkste handelspartners bevroren werden. Als we ook rekening houden met de bonussen, nam hun verloning zelfs toe met 6%, ruim meer dan de handelspartners. De managers van de publieke sector doen hiervoor niet onder. De drie spoorbazen bedienden zich van een gemiddelde loonstijging van 6,4%, postbaas Johnny Thys kreeg zelfs ruim 10%. Hij verdient nu meer dan een miljoen euro. Een hulppostbode aan 8,43 euro per uur zou voor diens jaarloon ruim 70 jaar voltijds moeten werken. Ook hier geldt dat de allerrijksten de grootste winsthonger hebben. De topmanagers van de grootste bedrijven, genoteerd op de Bel 20, behaalden vorig jaar liefst een opslag van 23,5% en verdienen nu gemiddeld jaarlijks 2,27 miljoen euro. De reden hiervoor moeten we niet ver zoeken. De Bel 20 bedrijven boeren als weleer. Tijdens de eerste helft van 2010 boekten ze een globale winst van 10,3 miljard euro, het dubbele van dezelfde periode een jaar eerder.

Dat is echter niet waarover het technisch verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) “over de maximale beschikbare marges voor de loonkostenontwikkeling” het heeft. Dat verslag valt vooral over het feit dat in de vorige periode 2009-2010, de loonkost in ons land 0,5% sneller gestegen is dan bij de drie belangrijkste handelspartners. Sinds 2000 zou dat zelfs al 3,9% zijn, de zogenaamde loonhandicap. Een anomalie waarvan onze patroons eisen dat ze “zonder verwijl” gecorrigeerd wordt. Aangezien de loonkost in onze buurlanden in 2011-2012 met 5% zou stijgen, zou dat voor België een maximale marge van 4,5% betekenen. Na aftrek van de verwachte indexering, goed voor 3,9%, blijft slechts 0,6% over, te spreiden over twee jaar. Bovendien hebben de patroons opgemerkt dat de CRB zich de vorige keer voor 1,1% vergist had. Kortom: we mogen al blij zijn als we geen loon moeten terug geven. Het ACV vraagt deze gegevens met de nodige voorzichtigheid te interpreteren. De nationale rekeningen “houden immers geen rekening met de 3.788 miljoen euro aan loonkostensubsidies in 2010 via fiscale weg (2.220 miljoen ), via de activering van uitkeringen (339 miljoen) en via de dienstencheques (1.229 miljoen). Houden we daarmee wel rekening, dan wordt de loonhandicap van 3,9% herleid tot 1,0 % in 2010.”

Als we ook de vermindering van de werkgeversbijdragen (in 2009 4.868 miljoen euro) in rekening brengen, wordt de loonhandicap al gauw een loonbonus. Ook economieprofessor De Grauwe van de KUL krijgt het stilaan op de heupen van zoveel patronale inhaligheid. “Europese statistieken tonen aan dat alle landen van de eurozone hun onderlinge concurrentiepositie sinds 2000 zagen verzwakken”, zegt hij. “Aan de andere kant van de weegschaal bevindt zich enkel Duitsland, dat al jaren een sterke matigingspolitiek voert. Van de elf oorspronkelijke eurolanden doen er 7 nog slechter dan België.”

De Grauwe vindt trouwens niet dat België het Duitse voorbeeld moet volgen. “Als iedereen dat doet, eindigen we allemaal met lagere lonen en minder consumptie”, zegt hij. Integendeel, “uiteindelijk zal er in Duitsland ook een tegenbeweging komen”. De patroons weten ook wel dat hun eisen totaal onaanvaardbaar zijn. Vandaar dat ze de welvaartsvastheid van de uitkeringen, een “verworvenheid” van de ministeriële top van Oostende van enkele jaren terug, telkens weer ter discussie stellen, alsook de verlenging van de brugpensioenen. Zo hopen ze de vakbonden te dwingen tot een akkoord, zelfs als daar niets in staat. Het ziet er echter niet naar uit dat ze daar deze keer opnieuw mee wegkomen. Het ABVV heeft van het optrekken van de minimum brutolonen eindelijk eens werk gemaakt, en beide bonden eisen vrije onderhandelingen over de verhoging van de brutolonen. Het is weinig waarschijnlijk dat het patronaat daarmee zal instemmen.

De patronale agressie wordt door sommige patroons bovendien beschouwd als een vrijgeleide om het even wat op de helling te zetten. De brutale aanval van Brinks op het bediendenstatuut van haar personeel en haar veroordeling voor de rechtbank, illustreert nog maar eens dat de patronale organisaties met hun houding de ruimte creëren voor 19de eeuwse methodes, die ze officieel uiteraard niet goedkeuren. Dat belooft voor de discussie over een eenheidsstatuut. Aan de basis zit men niet te wachten op een nietszeggend akkoord waarbij diezelfde toegevingen aan de arbeiders telkens weer dienst doen als pasmunt. De brugpensioenen kunnen ook geregeld worden via een zogenaamd miniakkoord en de welvaartsvastheid van de uitkeringen, is een specifieke enveloppe waar de patroons met hun fikken moeten afblijven. Als er op 15 december geen akkoord is over de loonnorm, dan kan de regering er een opleggen. Wedden dat ze minder vrijgevig zal zijn voor de arbeiders dan een jaar geleden, toen de banken op de stoep stonden?

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie