De hindoenationalistische premier van India, Modi, gaat nog een stap verder in zijn nationalistisch bewind. Eerder besloot hij om de beperkte speciale rechten van Jammu-Kashmir af te schaffen. Nu wil de regering met de Citizens Amendment Act (CAA) en het National Register of Citizens (NRC) maatregelen nemen om moslims het Indisch staatsburgerschap te ontzeggen.
Door Geert Cool
Het National Register of Citizens (NRC) is een uitbreiding van een maatregel die reeds bestaat in de noordoostelijke staat Assam. Burgers moeten bewijzen dat zijzelf of hun voorouders Indisch zijn, zoniet dreigt vervolging. In Assam werden de voorbije periode detentiecentra gebouwd om ‘illegale’ inwoners op te sluiten en er werden al honderden mensen opgepakt. De maatregel bedreigt honderdduizenden mensen in Assam alleen: een eerste lijst van mensen die niet erkend werden telde 1,9 miljoen namen! Daaronder heel wat moslims, maar ook hindoes. Een uitbreiding van deze maatregel naar heel het land, zou evenmin alleen moslims treffen. Daarom werd een wetswijziging voorgesteld en in het parlement gestemd om te bepalen wie als Indische burger kan erkend worden. De Citizens Amendment Act (CAA) stelt dat vluchtelingen uit buurlanden kunnen erkend worden als ze voor 2015 naar India kwamen, tenzij het om moslims gaat: die worden uitgesloten. Ook onder meer Sri Lankese Tamils, voornamelijk hindoes, worden uitgesloten. De twee maatregelen samen moeten van de 200 miljoen moslims in India tweederangsburgers maken.
Met deze maatregelen voeren Modi en zijn partij BJP het hindoe-nationalistische beleid op. De regerende BJP heeft dit nodig om zijn populariteit te behouden. De economische groei van de afgelopen jaren kwam enkel een kleine toplaag ten goede. Bijna 60% van de 1,3 miljard Indiërs leeft met minder dan 3,10 dollar per dag, de mediane armoedegrens van de Wereldbank. Meer dan 250 miljoen mensen moet met minder dan 2 dollar per dag overleven. De hoop dat forse economische groei de sociale omstandigheden van de meerderheid van de bevolking zou verbeteren, is niet uitgekomen. Bovendien is er nu een vertraging van de groei. In het derde kwartaal groeide het BBP met 4,5%, het laagste niveau sinds 2013.
Tegen deze achtergrond had Modi een nationalistische campagne nodig om de verkiezingen van mei te winnen. Daarbij werd hij geholpen door de zwakte van de belangrijkste oppositiepartij, Congress. Die staat voor een zelfde economische beleid van liberaliseringen en stimuleren van de vrije markt en heeft geen antwoord op de nationalistische campagnes.
Het beleid van de Indische regering botst echter op protest. Honderdduizenden protesteerden tegen de CAA en het NRC, jongeren en vrouwen stonden vooraan in het protest. Op oudejaarsavond waren er betogingen in onder meer Delhi, Hyderabad, Mumbai en Kolkata. Begin januari waren er al massale betogingen met 100.000 en meer deelnemers in Kochi (Kerala) en Hyderabad (Andhra Pradesh), naast betogingen met tienduizenden in onder meer Bangalore en een betoging van onder meer de LGBTQI-gemeenschap in Delhi. Het antwoord van de autoriteiten bestaat uit repressie: betogingen krijgen geen toelating (of uiteindelijk slechts voor een beperkt aantal deelnemers: zo mochten er in Hyderabad eigenlijk maar duizend mensen betogen), duizenden mensen werden opgepakt (in de noordelijke staat Uttar Pradesh alleen al werden 1100 mensen opgepakt en 5.558 anderen werden onder ‘preventief arrest’ geplaatst) en er vielen al minstens 27 doden.
Niet alleen de autoriteiten gaan over tot geweld. Aan de JNU-universiteit in Delhi, een historisch bastion van de linkerzijde, was er op 5 januari een aanval door gemaskerde militanten die studenten en docenten na een protestactie aanvielen en fysiek toetakelden. De aanvallers riepen onder meer ‘dood aan de landsverraders.’ Eerder waren er al confrontaties tussen linkse studenten en aanhangers van de rechtse studentenclub Akhil Bharatiya Vidyarthi Parishad (ABVP, verbonden met de hindoenationalistische RSS).
Congress en andere oppositiepartijen benadrukken dat de maatregelen ‘ongrondwettelijk’ zijn. Met een legalistische kritiek zullen de maatregelen echter niet gestopt worden. Verschillende Indische staten kondigden aan dat ze de CAA en het NRC niet zullen toepassen. Dat is onder meer het geval met Kerala in het zuiden, geregeerd door de Communist Party of India (M). Dit was vooral om te vermijden dat het protest in de staat te groot zou worden, en niet zozeer om een verenigde beweging in heel India uit te bouwen. De regeringsmaatregelen die als doel hebben om de werkenden en de armen te verdelen kunnen de regionale spanningen binnen India versterken.
Dat vermijden vereist massaal eengemaakt verzet over verschillende bevolkingsgroepen heen. Deze eenheid zal het sterkst staan op basis respect voor elkaars specifieke religieuze en etnische achtergronden, maar ook als het gericht is op specifieke doelstellingen zoals een verbetering van de levensstandaard voor iedereen.
De stakingsdag op 8 januari kan een belangrijke aanzet hiertoe zijn. De oproep van verschillende vakbondsfederaties is terecht gericht tegen het asociale beleid van de regering met onder meer privatiseringen en afbraak van de arbeidswetgeving, maar ook de maatregelen die verdeeldheid zaaien. De oproep wordt gesteund door studentengroepen die protesteren tegen de hogere inschrijvingsgelden en de commercialisering van het hoger onderwijs. Er worden tot 250 miljoen deelnemers aan de staking verwacht.
Massastrijd is de enige manier om de hindoe-nationalistische en asociale politiek van Modi en de BJP te verslaan. Daarbij is een programma van maatschappijverandering essentieel, met slechts ‘het minste kwaad’ heeft de overgrote meerderheid van de bevolking immers geen perspectief op verbetering. Het kapitalisme kan de massa’s in India niets bieden. Om een einde te maken aan uitzichtloosheid, armoede, honger en verdeeldheid, moet het volledige systeem bestreden worden. Dat kan het best in het kader van een programma van socialistische maatschappijverandering: een samenleving waarin democratisch wordt beslist hoe de beschikbare middelen worden ingezet in het belang van de werkenden, arme boeren en hun gezinnen.