NLMK-Clabecq. Deel 2 interview Silvio Marra
Gisteren brachten we het eerste deel van een interview met Silvio Marra, voormalig vakbondsafgevaardigde bij staalbedrijf Forges de Clabecq. We spraken met Silvio tijdens de algemene staking van 13 februari bij een bezoek aan het piket van de arbeiders van NLMK-Clabecq die strijd voeren tegen de afbouw van hun bedrijf.
Interview door Guy Van Sinoy
“Wie nooit een voet in de staalindustrie heeft gezet, kan zich niet voorstellen welke gevaren elke arbeider dagelijks trotseert om het einde van de werkdag te halen zonder ongevallen. Gietijzer en gesmolten staal, stalen platen en blokken – die roodgloeiend zijn – passeren aan grote snelheid. Er zijn erg ontvlambare chemicaliën, gigantische machines die constant bewegen (kranen, wagons, locomotieven, bulldozers), hoogspanning, giftige stoffen, … Bovendien is er een oorverdovend kabaal. Toen in 1998 het proces tegen de arbeiders van Clabecq gevoerd werd, zei Giovanni Capelli, een van de beschuldigden, aan de voorzitter van de rechtbank: ‘Op mijn eerste werkdag dacht ik dat ik in het inferno van Dante was terechtgekomen’.
“Wereldwijd zijn duizenden staalarbeiders verbrand, verpletterd, geëlektrocuteerd, kreupel geworden of zelfs overleden als gevolg van gevaarlijke werkomstandigheden en methoden die meer bepaald worden door de kapitalistische winsthonger dan door bekommernissen om het leven en de gezondheid van de arbeiders. We zwijgen dan nog over de duizenden kankers veroorzaakt door asbest en andere giftige producten die in de atmosfeer vrijkomen en ook omwonenden treffen. Van bij het begin ging ik ervan uit dat het syndicaal werk rond veiligheid en gezondheid op de werkplaats onvermijdelijk zou botsen met de kapitalistische logica. Nochtans was er in 1979, toen ik voor het eerst verkozen werd in het comité voor veiligheid en gezondheid, geen collectief antikapitalistisch bewustzijn in de Forges.
Strijd tegen racisme
“Toen ik als mecanicien aangenomen werd, heerste er een sterk racistisch klimaat op het bedrijf. Dat was zeker het geval bij bepaalde ingenieurs en meestergasten. Die laatsten werden uitgekozen op basis van hun fysieke kracht en ze aarzelden niet om deze ook te gebruiken tegen de arbeiders. Giovanni Capelli was de eerste Italiaanse arbeider die als delegee werd verkozen. Hij had geen marxistische visie op de samenleving, maar was wel tegen racisme. Hij was erg sportief en deed aan gevechtsport. Op een dag zag hij op de markt een racistische meestergast en hij gaf hem een welgemikte schop tegen de kont. Capelli was erg populair onder de arbeiders en haalde telkens veel voorkeurstemmen bij de sociale verkiezingen. Er raakten meer delegees met een migratie-achtergrond verkozen, wat het racisme afremde.
“Ik ging in die tijd praten met een jonge elektricien die in de horeca werkte. Ik wilde hem overtuigen om bij Forges te komen werken. Het was een erg begaafde elektricien, maar ook iemand die rebels was en als tiener een tijdlang actief was bij de Jeune Garde Socialiste (JGS). Zijn naam was Roberto D’Orazio en hij was ongeduldig om alles te veranderen. Meer dan eens hebben Capelli en Jean-Claude Albert, de voorzitter van de syndicale delegatie, hem uit het vakbondsbureau gezet.
Crisis in de staalsector en ontstaan strijdsyndicalisme
“In de jaren 1980 raakte de Europese staalsector in crisis waardoor honderdduizenden jobs verloren gingen. Bij Forges de Clabecq legden de bazen een interne herstructurering op met sluiting van de gieterij, draadtrekkerij en cokesovens. Tussen 1973 en 1987 daalde het aantal arbeiders van 6.250 tot 2.575.
“Het is in die jaren dat een kern van communistische militanten (ook al behoorden ze niet tot dezelfde organisatie!) binnen het ABVV enkele tientallen strijdbare arbeiders begon te verzamelen. Het ging om arbeiders die de syndicale strijd niet wilden beperken tot een ‘goed sociaal plan’ om de afdankingen te begeleiden.
“In de staalsector werken we meestal in volcontinue shiften (7 dagen de vroege, 7 dagen de late, 7 dagen de nacht en dan een week verlof) waarbij we gewoon zijn aan onregelmatige uren. De kern van strijdbare arbeiders kwam op zondag om 6 uur ’s ochtends bijeen in een zaaltje buiten het bedrijf. Tegen 8u30 was de vergadering gedaan en had iedereen tijd om pistolets of croissants te kopen en thuis te ontbijten met de familie.
“We namen deel aan heel veel acties, ook buiten het bedrijf. Ik denk bijvoorbeeld aan de grote betoging van staalarbeiders in 1982, de stakingen tegen de regering Martens-Gol, de solidariteit met de Engelse mijnwerkers. Elke actie was een gelegenheid om te discussiëren en het politiek bewustzijn van de arbeiders op te trekken: de rol van Europa en van de holdings bij herstructureringen, Thatcher-Reagan en het gevaar van oorlog, de rol van de media, de rijkswacht en het gerecht in sociale strijd, … De strijdbare syndicale opstelling kristalliseerde zich rond het platform ‘Agir’ (Handelen) bij de sociale verkiezingen van 1987. De voornaamste punten waren: een hoger basisloon, werkzekerheid, geen enkele afdanking, beperking van onderaanneming.
“Het ABVV won de sociale verkiezingen met dit programma en we voerden direct strijd om het toegepast te krijgen. Roberto D’Orazio werd verkozen als delegee. Jean-Claude Albert bleef voorzitter van de delegatie: we kwamen met een nieuw strijdsyndicalisme, maar wilden in de delegatie ook de ervaren afgevaardigden behouden.”
Op ons zomerkamp zal Silvio Marra spreken op zondagvoormiddag. Hier vind je meer info – het is ook mogelijk om één dag aan dit kamp deel te nemen.