Bij de ergste mijnramp dit jaar in China is de dodentol gestegen tot meer dan 100 in de steenkoolmijn van Daping. Dit betekent dat er vorige week bij een reeks rampen in China’s “dodende mijnen” meer dan 200 mijnwerkers omkwamen. De Chinese mijnen vormen zowat de meest gevaarlijke industrie op wereldvlak.
Artikel vanop chinaworker.org
Op woensdag 20 oktober was er een ontploffing in de mijn van Daping in de provincie Henan. Na een dagenlang durende reddingsoperatie, werd officieel bevestigd dat er 82 mijnwerkers waren omgekomen. De overlevingskansen van de 66 vermiste mijnwerkers die vastzaten in de mijn werden uiterst miniem ingeschat, volgens het officiële persorgaan Xinhua.
Minder dan een uur voor de explosie in Daping was er ook een gasontploffing waarbij minstens 6 mijnwerkers omkwamen in een mijn in Chongqing. Op dezelfde dag was er in de mijn van Desheng (vlakbij Wu’an in de provincie Hebei) een ondergrondse overstroming waarbij 29 mijnwerkers vastzaten. Er zouden daarbij geen overlevenden zijn. Twee dagen later was er in de provincie Guizhou een ontploffing waarbij 15 mijnwerkers omkwamen.
7.000 slachtoffers in 2003
Deze nieuwe slachtoffers doen de dodentol in de koolindustrie dit jaar stijgen tot meer dan 4.250. Vorig jaar vielen er 7.000 slachtoffers. De Chinese media stond vol met foto’s van de wanhopige reddingsoperaties waarbij er in Daping meer dan 1.000 reddingswerkers betrokken waren terwijl de vrouwen en kinderen van de mijnwerkers toekeken. Als onderdeel van de nieuwe “openheid” die mogelijk is onder de vierde generatie van Chinese leiders, werd er zelfs in de officiële media kritiek gegeven op de steenkoolbazen. Sun Huashan, vice-voorzitter van de Staatsadministratie voor veiligheid op het werk, zei aan Xinhua: “Er zijn nog veel tekortkomingen op vlak van de veiligheid in de steenkoolmijnen doorheen het land.” Sun gaf toe dat de toegenomen vraag naar steenkool als gevolg van de snelle economische groei ertoe leidt dat de mijnen “overbelast worden, waardoor er sneller ongevallen gebeuren.”
De rampen in de Chinese mijnen kunnen echter niet louter toegeschreven worden aan “ongevallen”. Er vallen doden als gevolg van het berekende beleid van de bazen of de staatsmanagers om te besparen op veiligheid om zo de kosten laag te houden. Li Dun van de universiteit van Qinghua stelde: “Heel wat bedrijven willen enkel de winsten maximaliseren en de kosten beperken waarbij ze terughoudend zijn om te investeren in maatregelen om de veiligheid op het werk te garanderen.”
De belangrijkste oorzaak voor de ongevallen is de aanwezigheid van ontvlambare gassen en slechte ventilatie. Mijnen die officieel gesloten werden om veiligheidsredenen, gaan dikwijls – met medewerking van lokale overheden – op een illegale wijze terug open om in te spelen op de groeiende vraag naar steenkool. In 2002 waren er volgens officiële statistieken zo’n 23.000 ‘illegale’ koolmijnen in gebruik. Heel wat mijnwerkers verloren recent hun werk als gevolg van de besparingen in de staatssector. Zoals Li stelde: “Hoe gevaarlijk het werk ook is, en hoe laag de lonen ook zijn, de mijnwerkers durven geen neen zeggen omdat de mijnbazen een lange lijst van werkzoekenden hebben.”
“De mensen eerst”?
De nieuwe leiding onder president Hu Jintao, die recent zijn positie kon consolideren tegenover zijn opvolger Jiang Zemin, probeert om het regime een zachter profiel aan te meten met de slogan “De mensen eerst”. De Chinese leiding staat voor het verderzetten van de “hervormingen” – van het kapitalisme – maar wil de economische groei begeleiden met sociale en ecologische correcties.
Er wordt gevreesd voor een beweging tegen de onmenselijke omstandigheden waarin de arbeiders verkeren en die de keerzijde vormen van de snelle economische groei in het land. De economische ontwikkeling is er vooral op gericht om grote winsten te bezorgen aan de nieuwe klasse van kapitalistische ondernemers en kapitalistische bureaucraten die de controle hebben over de staatsbedrijven. In zo’n omstandigheden is de slogan “De mensen eerst” betekenisloos.
Het is natuurlijk mogelijk dat er maatregelen zullen genomen worden tegen een aantal van de ergste misbruiken. Dit gebeurde vorige week in de mijn van Wu’an waarbij negen managers werden opgepakt omdat ze de volledige omvang van de ramp probeerden te verdoezelen. Dat soort maatregelen en een iets grotere persvrijheid zijn de enige middelen waarover het regime beschikt om de misbruiken door de mijnbazen te beperken. Intussen is het veeleer de markt dan de staatsplanning die bepalend is voor de economische verhoudingen.
“Diepgaande hervormingen”
Na de rampen van vorige week wordt gedebatteerd over de noodzaak van “diepgaandere hervormingen”. De steenkoolmijn van Daping, waar 4.100 arbeiders werken, maakt deel uit van de Zhengzhou Koolindustriegroep dat in staatshanden is. De mijnwerkers klaagden in het verleden reeds over de erbarmelijke veiligheidsmaatregelen in Daping, de ontploffing van vorige woensdag was reeds het vierde dodelijke ongeval in de mijn.
Li Dun, wiens standpunten prominent naar voor komen in de staatsmedia, stelt dat de erbarmelijke veiligheidsmaatregelen het gevolg zijn van een slecht beheer van de staatsindustrie. Zijn conclusie, die wellicht gedeeld wordt door heel wat regeringsleden, is dat er nood is aan een sneller privatiseringsbeleid en een sterkere nieuwe definitie van eigendomsrechten. Dat gaat in tegen zowat alle internationale ervaringen. In Groot-Brittannië en andere West-Europese landen leidde de nationalisatie van de koolmijnen net tot een verbetering van de veiligheidsvoorschriften.
In andere “overgangseconomieën” (waarmee bedoeld wordt: voormalige stalinistische landen) leidden de privatiseringen in de meeste gevallen niet tot een verandering van het management: dezelfde corrupte bazen bleven op hun plaats zitten. Het was daarbij de arbeidersklasse die de prijs moest betalen: minder jobs, lagere lonen, slechtere pensioenvoorwaarden en nog minder vakbondsrechten.
Er is nood aan arbeiderscontrole en arbeidersbeheer van de koolindustrie, een einde van het privatiseringsbeleid, verkozen verantwoordelijken voor gezondheid en veiligheid op het werk met de bevoegdheid om het werk stil te leggen om veiligheidsredenen, een forse toename van de begroting voor investeringen in veiligheid op het werk (o.a. op vlak van ventilatie in de mijnen, regelmatige inspecties,…). De eerste stap om dit af te dwingen zou kunnen bestaan uit het organiseren van onafhankelijke vakbonden onder democratische controle van de arbeiders.