Volgens factcheck van De Standaard stijgt ons inkomen met 5-6%. Klopt dat wel?  

Gisteren publiceerde De Standaard een ‘factcheck’ naar aanleiding van de staking woensdag. De uitspraak van VBO-topman Pieter Timmermans dat het inkomen van werkenden in 2019 en 2020 met 5 à 6% stijgt, werd door de krant als “waar” beoordeeld. Het probleem met de ‘factcheck’ is hetzelfde als met de loonwet: niet alles wordt in rekenschap gebracht, wat een verwrongen eindresultaat oplevert. Je kan de berekeningswijze zodanig aanpassen dat het beoogde resultaat sowieso wordt bekomen.

Door Geert Cool

Het VBO stelt dat het nettoloon met 5 tot 6% zal stijgen en houdt daarbij rekening met een loonnorm van 0,8%, de index, baremieke verhogingen en de taxshift. Bij deze berekening stellen zich onder meer volgende problemen:

  • De index levert uiteraard geen loonsverhoging op: het is slechts een aanpassing van de lonen aan de stijgende prijzen. Bovendien is de index gemanipuleerd: producten werden er uit gehaald, waardoor de index lager ligt dan de totale inflatie (prijsstijgingen).
  • Baremieke verhogingen of premies en promotie voor de ene werkende worden gecompenseerd door gepensioneerden die vervangen worden door nieuwe personeelsleden die helemaal onderaan de loonladder beginnen. Dit zegt niets over een algemene koopkrachtstijging.
  • Nieuwe jobs zijn in grotere mate deeltijds, lager betaald en meer onzeker. Langs de andere kant verdwijnen beter betaalde jobs, onder meer door werkenden die op pensioen gaan maar ook door jobverliezen. Als deze factor zou meegenomen worden in een algemene berekening van de lonen, dan moet een negatieve correctie worden toegevoegd die door het VBO of de factcheck van De Standaard niet eens overwogen wordt.
  • De totale loonmassa in ons land stijgt minder snel dan de stijgende productiviteit, het groter aantal werkenden en de prijsstijgingen. Anders gezegd: we krijgen een kleiner deel van de geproduceerde koek. Om slechts twee cijfers te geven: in het derde kwartaal van 2018 was de totale loonkost per gewerkt uur op jaarbasis gestegen met 1,1% (Cijfers Statbel). De inflatie op jaarbasis bedroeg in september 2018 2,35% (Cijfers Statbel). Kortom: de totale loonkost stijgt trager dan de prijsstijgingen.

Eind november wees De Standaard zelf op een rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie: “Ondanks de krappe arbeidsmarkt stijgen de lonen niet in ons land. Vorig jaar daalden de reële lonen met 0,3 procent. Dat blijkt uit een nieuw rapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).” (DS 26 november 2018). Hier zitten we met nog een andere definitie: “reële lonen.” Dat is het loon aangepast aan alle elementen van inflatie (prijsstijgingen). Beweert de krant nu dat de Internationale Arbeidsorganisatie het verkeerd voor had?

In de conclusie van De Standaard staat dat de nettolonen wel met 5 tot 6% zullen stijgen, maar de koopkracht met slechts de helft daarvan omwille van de stijgende levensduurte. De suggestie in de titel van De Standaard dat die 5-6% over koopkracht gaat, wordt door de krant dus tegengesproken. Daarbij wordt verwezen naar cijfers van het Planbureau die aangeven dat de gemiddelde koopkracht per persoon in 2019 en 2020 samen met 2,5% toeneemt.

Probleem daarmee is echter dat in de berekening van het “reëel beschikbaar inkomen van de particulieren” onder meer rekening wordt gehouden met de toename van de werkgelegenheid. Anders gezegd: de gemiddelde koopkracht stijgt omdat meer mensen werken, niet omdat we meer verdienen! In de vooruitzichten van het Planbureau voor 2019 wordt voor de stijgende koopkracht gewezen op een “hogere indexering van de lonen in combinatie met een afkoeling van de inflatie.” (Document Planbureau) Dat wil zeggen: de lonen worden geïndexeerd omdat de prijzen in de voorbije periode stegen, terwijl in 2019 een tragere prijsstijging wordt voorspeld. Dat is nogal technisch, maar het komt alleszins niet neer op een netto vooruitgang: er is slechts sprake van aanpassing van de lonen aan prijsstijgingen. Het Planbureau erkent over 2018: “De indexering van de lonen en de sociale uitkeringen bleef achter op de inflatie.” Over de redenen van de brutoloonstijgingen stelt het Planbureau: “De groei van de nominale productiviteit en de daling van de werkloosheidsgraad zijn de belangrijkste bronnen van de brutoloonstijgingen.” (Rapport Planbureau). Wat het Planbureau nergens zegt, maar wat uiteindelijk wel beweerd wordt door De Standaard, is dat elke werkende zijn koopkracht met 2,5% zal zien toenemen.

In de factcheck van De Standaard wordt nogal snel meegestapt in de redenering van de werkgeversfederatie VBO. Er worden berekeningsmethoden door elkaar gehaspeld om tot een eindresultaat te komen dat niet overeenstemt met wat de Internationale Arbeidsorganisatie vaststelt en wat heel veel werkenden op het einde van hun inkomen vaststellen: namelijk dat er nog een stukje maand overblijft. Onze conclusie over de factcheck van De Standaard is dat deze “eerder onwaar” is.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie