Nicaragua: met de bevolking tegen de regering-Ortega en het imperialisme

Sinds april is er een bloedbad bezig in Nicaragua met reeds 400 doden en duizenden gewonden, vermisten en arrestaties.

Artikel door Andre Ferrari, LSR (onze Braziliaanse zusterorganisatie)

De aanleiding hiervan was een legitieme massabeweging tegen de poging van de regering van Daniel Ortega om in samenspraak met het IMF een hervorming van de sociale zekerheid door te voeren. De hervorming zou de waarde van de pensioenen naar beneden halen en de bijdragen van werkenden voor de pensioenen optrekken.

De beweging werd brutaal onderdrukt door de regering, die daarvoor gebruik maakte van zowel het staatsapparaat als paramilitaire organisaties. De methoden deden denken aan de dictatuur van Somoza.

Het geweld van de regering leidde tot een radicalisering van het verzet dat uitgroeide tot een echte opstand tegen de regering. Bij de actievoerders waren er studenten, boeren, inheemse activisten, werkenden en armen uit de steden. De beweging werd gekenmerkt door spontaneïteit en zelforganisatie, zonder centrale leiding.

Na enkele dagen moest de regering terugkrabbelen rond de pensioenhervorming, maar dit kwam te laat. De sociale explosie was een uitdrukking van jarenlang opeengestapeld ongenoegen, sociale spanningen en verzet tegen het neoliberale pro-kapitalistische beleid van de regering-Ortega.

Degeneratie van het FSLN (Sandinistisch Front van Nationale Bevrijding)

Het FSLN onder leiding van Ortega is opnieuw aan de macht sinds 2007. De partij is gedegenereerd en verworden tot een nieuw instrument in dienst van het kapitaal, de belangen van Ortega zelf, die van zijn vicepresident Rosario Murillo en de ‘nieuwe rijken’ van de pseudo-sandinistische oligarchen.

Er blijft zo goed als niets over van de organisatie die de revolutie leidde waarmee dictator Somoza in 1979 ten val werd gebracht. Die revolutie was een inspiratie voor miljoenen werkenden en boeren doorheen Latijns-Amerika. Het tragische lot van de Sandinistische revolutie is bijzonder leerrijk voor linkerzijde in Latijns-Amerika en de rest van de wereld.

Eens Somoza ten val was gebracht, stopte de regering onder leiding van Ortega en het FSLN halfweg bij de volbrenging van de revolutionaire taken die zich stelden. In tegenstelling tot wat in Cuba gebeurde, vermeed het FSLN om alle grote bedrijven te onteigenen en om een geplande economie te vestigen. De illusies in een ‘gemengde economie’ openden de weg voor interne sabotage door het VS-imperialisme, onder meer door het opzetten van de reactionaire paramilitaire ‘contras’.

Het imperialistisch offensief en de fouten van Ortega en de Sandinisten, die een steeds ‘pragmatischer’ economisch beleid voerden dat steeds verder van de ideeën van de revolutie stond, leidden tot een nederlaag van het FSLN en de terugkeer van rechts na de verkiezingen van 1990.

Sindsdien zijn Ortega en het FSLN steeds meer naar rechts opgeschoven. Er werden allianties gesloten met delen van de oude oligarchie en de rechterzijde, zoals de corrupte ex-president Arnoldo Aleman. Ortega probeerde ook banden te smeden met het reactionaire establishment van de katholieke kerk. Hij verzoende zich met een oude vijand van de sandinisten, kardinaal Miguel Obando y Bravo, en steunde wetgeving om abortus volledig te verbieden in het land.

Nederlaag in 1990

Na de nederlaag in 1990 verloor Ortega ook de verkiezingen van 1996 en 2001. Toen de sandinisten de verkiezingen van 2006 wonnen, was de bocht naar rechts al volledig geconsolideerd en waren er al sterke allianties met de oude Nicaraguaanse oligarchie.

Het economisch model dat Ortega hierna verdedigde, was dat van het neoliberalisme met privatiseringen en het openen van de agrobusiness, de mijnsector en de visserij voor buitenlands kapitaal. Dit versterkte het afhankelijke karakter van het Nicaraguaanse kapitalisme, terwijl tegelijk de winsten en de rijkdom van de lokale oligarchie en de nieuwe rijke elite verbonden aan de sandinisten veilig stelde.

Een voorbeeld hiervan is het project van een kanaal tussen de Atlantische en Stille Oceaan. Het project werd uitbesteed aan een Chinees consortium. Als het effectief uitgevoerd wordt, zal dit een enorme ecologische ramp betekenen en zal het de bevolking in de getroffen regio’s hard raken. Het kan leiden tot vervuiling van het meer van Nicaragua en 25.000 mensen zouden moeten verhuizen. Er is sinds 2014 protest tegen dit project. Boeren en de inheemse bevolking verdedigden het milieu en gingen over tot actie. De bouw van het kanaal begon in 2015 maar werd geschorst door het faillissement van het Chinese bedrijf dat er verantwoordelijk voor was.

Zoals in andere Latijns-Amerikaanse landen was de groei in Nicaragua vooral gebaseerd op export van grondstoffen. Deze groei heeft de sociale ongelijkheid en de armoede niet gestopt, de tegenstellingen werden integendeel groter en er kwam ook politieke instabiliteit. Nicaragua blijft het tweede armste land van Latijns-Amerika met de helft van de bevolking die in armoede leeft, op het platteland loopt dat op tot 68%.

Een legitieme strijd

Het volksprotest tegen de aanval op de pensioenen door Ortega, zijn neoliberaal beleid en de autoritaire aanpak van zijn repressieve regering is dan ook volledig gerechtvaardigd. Het verdient de steun van de consequente linkerzijde in Latijns-Amerika en de rest van de wereld.

De regering-Ortega probeert nog linkse of anti-imperialistische retoriek te gebruiken waarbij de herinnering aan de historische revolutie van 1979 wordt bovengehaald. Maar ondertussen wordt wel het spel van de rechterzijde en het imperialisme gespeeld. Tal van voormalige authentieke sandinisten hebben afstand genomen van Ortega.

Er zijn delen van links die de verdraaiingen van Ortega verdedigen. De verantwoordelijke voor de internationale betrekkingen van de Braziliaanse PT, Monica Valente, vergeleek het conflict in Nicaragua met de betogingen in juni 2013 in Brazilië. Ze stelde dat er sprake was van acties door ‘kleine groepjes studenten, vooral uit private onderwijsinstellingen die door de VS gefinancierd worden.’

Deze verklaring maakt duidelijk dat de PT-leiding niets begrepen heeft van de protestacties in 2013 in Brazilië en nog minder van de gebeurtenissen vandaag in Nicaragua. In juni 2013 was er geen rechtse beweging, maar een uitbarsting van volkswoede met een enorm potentieel van verandering. Het potentieel werd toen niet benut door het verraad van de traditionele linkerzijde en de zwakte van de nieuwe linkerzijde die nog in opbouw is.

In het geval van Nicaragua kan er geen sprake zijn van steun aan Ortega die een bloedbad aanricht. Hij moet bestreden worden en er is nood aan een links alternatief vanuit de arbeidersbeweging.

Gezien de situatie zullen delen van de rechterzijde en van het imperialisme, die voorheen veel voordeel haalden uit de regering-Ortega en de mogelijkheid van die regering om sociale strijd in te dijken, nu oordelen dat deze regering niet langer het best geplaatst is om hun belangen te verdedigen. Er zal geprobeerd worden om Ortega aan de kant te schuiven. Dat is een logische ontwikkeling, die echter niet betekent dat links Ortega moet verdedigen.

Onafhankelijke klassenstrijd

De taak van links is om de onafhankelijke organisatie en strijd van de werkenden en armen voor hun belangen en rechten aan te moedigen. De beweging moet elke alliantie met de bazen, rechts, het imperialisme of de kerk verwerpen. De werkende klasse, studenten, boeren, inheemse volkeren en vrouwen kunnen enkel op hun eigen onafhankelijke en georganiseerde kracht rekenen. De strijd moet democratisch georganiseerd worden van onderuit met strijdcomités van verkozen vertegenwoordigers waarbij de comités nationaal gecoördineerd worden.

Enkel op deze basis kan er een echt alternatief op Ortega, de traditionele rechterzijde en het imperialisme opgebouwd worden. Zoniet zullen er met of zonder Ortega nederlagen geleden worden.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie