‘De grote pensioenroof.’ Hoe de kapitalisten ons uitgesteld loon stelen

Het boek ‘De Grote Pensioenroof’ van Kim De Witte (PVDA) toont omstandig aan dat onze pensioenen betaalbaar zijn. Het boek wapent ons met heel wat cijfers. In die zin kan het een instrument zijn om collega’s op de werkvloer bewust te maken van de impact van de aanvallen op de pensioenen, en hen te mobiliseren naar de betoging van 16 mei en volgende acties.

Recensie door een militant van ACOD-Spoor, gepubliceerd in maandblad ‘De Linkse Socialist’

Jonas Geirnaert wijst er in zijn voorwoord terecht op dat de welvaart nooit eerder zo groot was. Dat maakt het argument van de onbetaalbaarheid van de pensioenen absurd. Het probleem is de onrechtvaardige verdeling van de welvaart. Hij maakt komaf met de valse doctrine van de onvermijdelijkheid van langer werken. Hij concludeert terecht dat we moeten vertrekken vanuit de behoeften in plaats van vanuit de winsten.

In de proloog stelt Kim De Witte dat er een breuklijn is die loopt tussen neoliberalisme versus humanisme. Vreemd genoeg heeft hij het niet over de breuklijn tussen arbeid en kapitaal. Dat verklaart wellicht ook waarom er niet over de arbeidersklasse of over socialisme wordt gesproken. Er wordt wel gepleit voor het organiseren van de arbeid in functie van de behoeften en het benutten van de productiviteitsstijging voor arbeidersduurvermindering. Maar dit wordt niet gekaderd in een klassenstrijd van de werkende klasse tegen het kapitaal.

Wel brengt het boek interessante argumenten en cijfers. Terecht klaagt Kim De Witte aan dat er geen ernstig debat over de pensioenen is. Geen enkele partij sprak zich voor de verkiezingen uit voor een verhoging van de pensioenleeftijd tot 67 jaar. Ondertussen is duidelijk dat alle beleidspartijen voor langer werken en het afbreken van de pensioenen zijn. De verhoging van de pensioenleeftijd gaat samen met een aanval op vervroegd pensioen. Dat kan voortaan enkel vanaf 63 jaar na 42 jaar loopbaan. Driekwart van de vrouwen en een kwart van de mannen komt daar niet voor in aanmerking. Dat komt onder meer door deeltijds werk: voor wie minder dan 104 dagen per jaar werkt, telt maar een half jaar mee in de berekening van de lengte van de loopbaan.

Duitsland en Oostenrijk

In Duitsland is het wettelijke pensioen sinds de roodgroene regeringen van Schröder (1998-2005) in vrije val. Voordien bedroeg dit 70% van het gemiddelde inkomen. De verwachting is dat dit in 2020 nog maar 46% zal zijn. Mensen worden geduwd in de richting van de gesubsidieerde tweede pijler (pensioenfondsen in sectoren) en derde pijler (persoonlijke vormen van pensioensparen). Kim De Witte schetst hoe nauw de politiek en de verzekeringssector verweven zijn. Maschmeyer, de baas van AWD, financierde bijvoorbeeld de verkiezingscampagne van Schröder.

De pensioenfondsen zijn een miljardenmarkt geworden. Er zijn ondertussen 16 miljoen RiesterRente-contracten (derde pijler). De overheid subsidieerde dit tussen 2002 en 2016 met 34,8 miljard euro, tegen 2020 zal het oplopen tot 50 miljard euro. De publieke sociale zekerheid wordt leeggeroofd, maar het pensioensparen vult dit verlies niet aan. De pensioenfondsen kennen bovendien een probleem van winstgevendheid voor de spaarders: de gegarandeerde opbrengst is van 4% naar 1,75% gedaald. De rendementen zijn erg laag, onder meer door hoge kosten voor de verzekeraars die oplopen tot de helft van de bijdragen. Je kan je geld bijna beter in een sok steken…

Voor de gewone gepensioneerden is de situatie vaak rampzalig: het bestaansminimum bedraagt 787 euro per maand. Bijna een kwart werkt in lageloonsectoren, wat ook leidt tot armoedige pensioenen. De sterke tendens van individualiseren en privatiseren van de Duitse pensioenen maakt de problemen enkel groter.

Het Duitse voorbeeld steekt schril af tegenover het Oostenrijkse. Daar is er wel nog een sterk wettelijk pensioen. Het resultaat zie je in de gemiddelde pensioenen: 1.820 euro voor een Oostenrijkse man, tegenover 1.050 voor een Duitser. Voor vrouwen is dat 1.220 en 590 euro.

Kim De Witte geeft in zijn boek aan hoe de afbraak van het wettelijk pensioen in Oostenrijk gestopt werd. In 2003 wilde de regering-Schüssel van christendemocraten en extreemrechts het vervroegd pensioen afschaffen, het wettelijk pensioen met 38% verminderen en mensen naar private verzekeringen duwen. Het leidde tot massaal verzet. Een actiedag met 300.000 deelnemers (algemene vergaderingen in de bedrijven, straatblokkades, lokale betogingen, …) werd gevolgd door een nationale betoging en een algemene staking met 1 miljoen deelnemers, de grootste sinds Wereldoorlog Twee. Een massabeweging kon de aanval grotendeels stoppen. Extreemrechts werd in de verkiezingen afgestraft voor dit asociale beleid: de FPÖ van Jörg Haider splitste in twee en zelf haalde hij in 2006 nog maar 4,1%.

Offensieve eisen

Naar het einde van het boek brengt Kim De Witte enkele offensieve eisen: pensioenleeftijd op 65 jaar, vervroegd pensioen vanaf 60 na 35 jaar loopbaan, brugpensioen vanaf 58 voor wie een zwaar beroep heeft of al 40 jaar werkte, een pensioen dat 75% van het gemiddeld loon bedraagt, minimumpensioen van 1.500 euro (na 40 jaar loopbaan) en maximum 3.000 euro, … De Witte pleit voor arbeidsduurvermindering en het volledig meetellen van de (voormalige) gelijkgestelde periodes.

Voor de financiering hiervan wijst Kim De Witte naar de miljonairstaks die zijn partij verdedigt. Hij stelt ook voor om de verlaging van werkgeversbijdragen voor 16 miljard euro per jaar te stoppen en deels terug te draaien. Op dit punt is De Witte erg voorzichtig, nochtans zou het logisch zijn om het subsidiëren van tewerkstelling volledig via openbare diensten en genationaliseerde sleutelsectoren van de economie te doen.

De grote vraag is natuurlijk hoe we deze eisen kunnen afdwingen. Kim De Witte houdt het op een verwijzing naar het verzet in Oostenrijk in 2003 en dat van de Poolse vakbonden tegen de verhoging van de pensioenleeftijd. Strijd is nodig, dat is evident. Maar er wordt niets gezegd over de nood aan een actieplan vergelijkbaar met dat in 2014. Op deze cruciale kwestie had Kim De Witte gedetailleerder mogen ingaan. Het boek eindigt met een mooi citaat van Elsschot: “Tegen de mieren is geen tijger bestand.” De mieren hebben inderdaad de kracht van het aantal, maar ze moeten zich organiseren.

Wat heb ik als vakbondsmilitant aan dit boek? Het is een hele kluif. Het toont dat de pensioenen betaalbaar zijn en ontkracht de wetmatigheid dat we langer moeten werken. Het boek toont dat het kapitaal de wettelijke pensioenen afbreekt om met private winsten op de ‘pensioenmarkt’ te gaan lopen. Het boek brengt enkele zeldzame voorbeelden van geslaagd verzet en kan ongetwijfeld bijdragen aan de mobilisaties. De aanvallen op het pensioen van statutair overheidspersoneel komen jammer genoeg maar heel summier aan bod. Zo worden de preferentiële tantièmes en de invloed ervan op pensioenleeftijd en -bedrag niet vermeld. De belangrijkste beperking van het boek is dat er niet wordt ingegaan op de nood aan een breuk met het kapitalisme. Onder dit systeem zullen leefbare pensioenen nooit betaalbaar zijn: dat botst immers met de winsten van de kapitalisten. Zelfs voorzichtige stappen in de richting van meer verworvenheden, zoals in Oostenrijk waar de afbraak van de pensioenen nog wat sterker werd afgeremd, zijn onaanvaardbaar binnen de winstlogica.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie