Ongelijkheid stoppen? Opkomen voor socialisme!

In december kwam de denktank World Wealth and Income Database (WID) met een rapport over de ongelijkheid in de wereld. Daaruit blijkt dat die ongelijkheid enkel maar verder toeneemt. Tussen 1980 en 2016 waren de 1% rijksten goed voor 27% van de inkomensstijgingen. Anders gezegd: de afgelopen 35 jaar hebben de superrijken het grootste deel van de economische groei naar zich toegetrokken waardoor ze steeds rijker worden.

dossier door Baptiste (Henegouwen)

Het gaat snel voor de superrijken. Jeff Bezos van Amazon volgt Bill Gates op als rijkste man ter wereld. In 2017 ging zijn vermogen van 72,8 naar 108,2 miljard dollar. Vorig jaar verdiende hij 65.000 dollar per minuut! De acht rijksten bezaten vorig jaar, volgens de cijfers van Oxfam, evenveel als de armste helft van de wereldbevolking. In 2017 zagen die superrijken hun vermogen aandikken van 509,9 miljard tot 637,9 miljard dollar (zie kader). Ze gingen er met 25% op vooruit.

Ook de topmanagers in ons land kenden een gelijkaardige groei van hun inkomen. Zij gingen er met 26% op vooruit. Gewone werkenden kunnen daar enkel van dromen. In 2016 (voor 2017 zijn er nog geen cijfers) bedroeg een gemiddeld loon van een werknemer in ons land volgens de OESO 43.097 euro. Een jaar eerder (in euro van de waarde in 2016) was dat 43.541 euro. Wij gingen er een procent op achteruit.

Ongelijkheid zit ingebakken in het kapitalisme

De cijfers over de vermogens van de superrijken kunnen verrassend lijken: tien jaar geleden was er een wereldwijde crisis en sindsdien was er in het beste geval een stagnatie van de economie. Voor de werkenden, jongeren en uitkeringstrekkers wordt dat steevast als argument ingeroepen om te verklaren waarom onze inkomens de stijgende levenskost amper of niet volgen. We moeten de broeksriem aanhalen omdat het crisis is, zeggen ze ons. Maar blijkbaar geldt dat niet voor de superrijken. De groeiende kloof tussen arm en rijk geeft aan wat het doel van het besparingsbeleid is: de winsten van de superrijken in stand houden en vergroten.

Er gaan steeds meer stemmen op om die ongelijkheid aan te pakken. Zo wordt er gepleit voor minder neoliberale besparingen en meer overheidsinvesteringen. Het probleem van de ongelijkheid is gekend, maar het is niet eenvoudig om echte oplossingen naar voor te schuiven. Dat komt omdat ongelijkheid ingebakken zit in het functioneren van de kapitalistische economie. Om te weten waar ongelijkheid vandaan komt, moeten we weten hoe rijkdom gecreëerd en verdeeld wordt.

Waar komt ongelijkheid vandaan?

Als een voorwerp of een goed wordt bewerkt, is dit omdat het aan een behoefte beantwoordt en een nut heeft. Het is echter niet die gebruikswaarde die de waarde van een goed bepaalt. Een goed heeft niet noodzakelijk meer waarde omdat de kwaliteit goed is of omdat het nuttig is voor de hele gemeenschap. Onder het kapitalisme wordt de waarde van een goed bepaald door de hoeveelheid arbeid, door de arbeidstijd die nodig is om het goed te produceren. Als het meer tijd kost om iets te maken, ligt de waarde ook hoger. Dat spreekt voor zich. De sociaal noodzakelijke arbeidstijd is het vertrekpunt. Daarbij wordt rekening gehouden met de tijd die gemiddeld nodig is om iets te produceren, rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van de productiekrachten.

Deze waardebepaling biedt de kapitalist een gemeenschappelijke basis om compleet verschillende goederen met elkaar te kunnen vergelijken en uitwisseling mogelijk te maken. Het doel van de kapitalist is immers niet om aan sociale noden te voldoen. Neen, de kapitalist wil een markt hebben waar hij zoveel mogelijk goederen kan verkopen. De gebruikswaarde van een goed is van ondergeschikt belang, wat telt is de ruilwaarde in een proces waarbij alles handelswaar wordt.

Enkel de menselijke arbeid en de natuurlijke grondstoffen creëren rijkdom. Werkenden krijgen daar uiteraard een loon voor. Hoe wordt dat bepaald? Onder het kapitalisme wordt ook de arbeidskracht herleid tot handelswaar: er wordt loon betaald zodat de werkende voldoende energie heeft en elke dag zijn werk kan doen. De waarde van het loon wordt niet bepaald door de gecreëerde rijkdom, maar door het vermogen om te werken.

Op het einde van elke normale werkdag krijgt de arbeider niet de volledige waarde van de geproduceerde goederen als loon. De rest wordt de meerwaarde genoemd. Het komt neer op onbetaalde arbeid waarvan de werkgever zich de waarde toe-eigent. Daarmee wordt het bedrijf verder uitgebreid, maar wordt ook het eigen vermogen van de kapitalist uitgebouwd.

Deze vaststellingen over waarde werden voor het eerst naar voor gebracht door Marx en Engels. Het vormt de basis voor een marxistische analyse van de economie.

Een ziek systeem

Dit economisch fundament vormt de basis voor het bestaan van twee belangrijke sociale klassen: de werkenden die van hun arbeid leven en de kapitalisten die van de eigendom van hun productiemiddelen en de uitbuiting van de werkenden leven. De belangen van deze klassen zijn tegenstrijdig. De verhouding tussen de lonen en de meerwaarde is het resultaat van de krachtsverhoudingen tussen kapitalisten en werkenden. Terwijl de overgrote meerderheid van de bevolking probeert een waardig leven uit te bouwen, organiseert een kleine minderheid zich om de uitbuiting op te drijven om concurrenten de loef af te steken en de eigen winsten verder op te drijven. Dit systeem leidt tot meer ongelijkheid; enkel klassenstrijd kan dit afremmen.

We moeten ook opmerken dat het kapitalisme niet alleen tot ongelijkheid leidt, maar ook tot tegenstrijdigheden en crisissen die voortkomen uit de overproductie. De werkenden verdienen niet voldoende om alles wat ze produceren terug te kopen, waardoor er onvermijdelijk overproductie is die leidt tot faillissementen en meer algemeen tot economische crisis als een volledige sector getroffen wordt of als het financiële systeem aangetast is. Dergelijke crisissen hebben uiteraard vooral voor de werkenden verregaande gevolgen: jobverlies, dalende levensstandaard, …

Strijden voor socialisme!

Ongelijkheid is niet het resultaat van een verkeerde politieke keuze en zelfs niet van een groeiende financialisering van de economie. Een versterking van de ongelijkheid is eigen aan het kapitalisme. Dit systeem leidt dan ook onvermijdelijk tot armoede, instabiliteit en chaos. Een sterke sociale zekerheid en fiscale maatregelen kunnen de ongelijkheid wat afvlakken, maar dit zal nooit volstaan zolang de economische macht in handen van de heersende klassen is. Die zullen steeds manieren vinden om beperkende maatregelen te omzeilen en ze vinden steeds wel een gunstig moment om sociale verworvenheden af te breken.

Er is nood aan een alternatief op dit systeem. De groeiende populariteit van figuren als Sanders, Mélenchon en Corbyn toont aan dat er in de zoektocht naar alternatieven naar linkse antwoorden op het neoliberalisme wordt gekeken. Er ontstaat een groter gehoor voor socialistische ideeën.

Het marxisme biedt niet alleen een analysemethode aan waarmee we de kapitalistische samenleving kunnen begrijpen. Het reikt ook de basis voor een revolutionaire maatschappijverandering aan. Door de organisatie van de werkenden onder het kapitalisme ontstaat een sociale kracht die de loop van de geschiedenis kan doen veranderen. Zo kunnen we tot een democratisch geplande economie komen als onderdeel van een socialistische samenleving waarin de productie gericht is op de sociale, ecologische, … noden van de meerderheid van de bevolking in plaats van op de winsten van een kleine minderheid. Dit is de enige manier waarop een einde kan gemaakt worden aan de enorme ongelijkheid.


2017 was een uitstekend jaar voor de superrijken

In januari 2017 maakte Oxfam bekend dat de 8 rijksten evenveel bezitten als de armste helft van de wereldbevolking. Forbes kwam met cijfers over de evolutie van het vermogen van die 8 rijksten in de loop van 2017:

  • Bill Gates (Microsoft) : 86 -> 92,1 miljard $
  • Warren Buffett (Berkshire Hathaway) : 75,6 -> 91,9 miljard $
  • Jeff Bezos (Amazon) : 72,8 -> 108,2 miljard $
  • Amancio Ortega (Zara) : 71,3 -> 76,1 miljard $
  • Mark Zuckerberg (Facebook) : 56 -> 71,6 miljard $
  • Carlos Slim (telecoms) : 54,5 -> 68,3 miljard $
  • Larry Ellison (software) : 52,2 -> 61,1 miljard $
  • Bernard Arnault (LVMH) : 41,5 -> 68,6 miljard $

Totaal top 8: 509,9 -> 637,9 miljard $

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie