Tunesië: uitbarsting van protest tegen begroting

De uitbarsting van protest tegen de nieuwe begroting voor 2018, met een batterij aan maatregelen die de werkenden en de middenklasse treffen, doorprikt opnieuw de liberale fabeltjes over de “succesvolle democratische overgang” in Tunesië. Het land blijft een open strijdtoneel voor de krachten van de revolutie en de contrarevolutie.

Dossier door Serge Jordan (CWI) en leden van Al-Badil al-Ishtiraki (Socialistisch Alternatief, Tunesië)

De afgelopen dagen waren er protestacties in verschillende delen van het land. Er waren ook rellen en gewelddadige straatgevechten, zeker in meer afgelegen regio’s op het platteland en in de arbeiderswijken van Tunis en andere steden. Er werd aanvankelijk gereageerd op een campagne die via sociale media werd gelanceerd (#Fech_Nestannew  #???_??????, “Waar wachten we op?”). Daarmee werd de reeds lang sluimerende woede tegen de slechter wordende levensvoorwaarden naar buiten gebracht.

De begroting 2018 werd op 9 december gestemd en omvat een aantal bittere pillen voor de armen. In het bijzonder is er de BTW-verhoging waardoor prijzen voor basisproducten zoals medicijnen, brandstof en voedsel duurder worden. Er zijn nieuwe bijdragen voor de sociale zekerheid. En er komen nieuwe douanetarieven voor ingevoerde producten. Financiële studies geven aan dat een gemiddeld Tunesisch gezin als gevolg van deze maatregelen 300 dinar meer per maand zal uitgeven.

Dat is een enorme aanval op de werkenden. Het gaat gepaard met een strak toezicht en applaus door het Internationaal Monetair Fonds. Het IMF dringt aan op een versneld beleid van zogenaamde ‘structurele hervormingen’ die gericht zijn op de terugbetaling van publieke schulden aan de financiële speculanten. In tegenstelling tot de breed verspreide mythe heeft deze schuld niets te maken met de “hoge lonen” in de publieke sector. Het is een vergiftigd geschenk van de maffia die aan de macht was voor de revolutie. De Tunesische bevolking zag nooit een cent van dat geld.

De staat reageerde brutaal op de beweging en arresteerde honderden mensen. Er waren zelfs preventieve arrestaties van activisten die oproepen hadden gedaan of slogans voor protest hadden verspreid. Maandagavond kwam een 43-jarige man om het leven in de stad Tebourba, 30 kilometer ten westen van Tunis. Dat gebeurde nadat hij overreden werd door een politievoertuig. Het ontgaat de bevolking niet dat de regering stelselmatig harde besparingsmaatregelen oplegt, maar dat de ministeries van defensie en van binnenlandse zaken op basis van de nieuwe begroting heel wat extra middelen krijgen. Dat gebeurt in een context van toenemende criminalisering van protest. De noodtoestand is steeds hernieuwd sinds november 2015. Dit wordt gebruikt om democratische rechten de kop in te drukken. Sinds vorig is er sprake van de militarisering van bepaalde productiesites. De regering besloot daartoe als reactie op sociale bewegingen in het zuiden van het land. Trump en andere westerse imperialistische leiders die zich positief uitspraken over de recente protestacties in Iran, bleven hier op hypocriete wijze over zwijgen. In Tunesië gebeurt dit immers in hun invloedssfeer.

Klassenverschillen

De enorme kloof tussen arm en rijk was een van de centrale oorzaken voor de revolutionaire opstand tegen Ben Ali zeven jaar geleden. Sindsdien is die kloof enkel maar groter geworden. Tunesië wordt zelfs door de neoliberale EU aangewezen als een “belastingparadijs” voor de superrijken, terwijl de prijzen voor basisvoedsel nooit zo hoog waren. De prijsstijgingen worden nog erger door de speculatie en de georganiseerde afbouw van subsidiestelsels door opeenvolgende regeringen. Het handelstekort is de afgelopen zeven jaar verdrievoudigd. Dit verlaagt de waarde van de Tunesische munt, wat de kost van de afbetaling van schulden hoger maakt en de levensstandaard van de gewone bevolking onder druk zet. Het is niet verwonderlijk dat volgens een recente peiling 73,3% denkt dat de economie “de verkeerde richting uitgaat.”

De situatie in de armere binnenlandse regio’s is bijzonder ontvlambaar. Er kwam daar geen enkele betekenisvolle verandering op vlak van publieke investeringen. Veel jongeren hebben het gevoel dat ze hun bloed gegeven hebben in 2010-2011 en daar enkel voor bedankt worden met meer ellende en werkloosheid. Elke vonk kan een lopend vuurtje op gang zetten. Dit bleek uit het voorbeeld van Sejnane, een plaats waar er eind 2017 op minder dan een maand tijd twee algemene stakingen waren uit protest tegen de werkloosheid, armoede en de verslechtering van de openbare diensten. Die beweging werd op gang gebracht door de zelfverbranding van een moeder van vijf voor de kantoren van de lokale autoriteiten, een tragische gebeurtenis die deed denken aan de vonk waarmee de zogenaamde ‘Arabische Lente’ in december 2010 ontwikkelde.

Zelfs volgens de cijfers van de Wereldbank is de middenklasse met de helft gekrompen sinds 2011. Dit toont op zich het dilemma waarmee het kapitalisme in Tunesië geconfronteerd wordt: de heersende klasse is sinds de revolutie 2011 verplicht om zich voor te doen als een parlementaire democratie, maar er is geen stabiele economische basis. De afgelopen zes jaar was er een gemiddelde economische groei van minder dan 1%. De kapitalisten kunnen het zich dan ook niet veroorloven om substantiële toegevingen aan de werkenden en armen te doen, wat nochtans nodig is om hun politieke systeem een duurzame sociale steun te geven.

Deze situatie blijkt ook uit het feit dat er op minder dan zeven jaar maar liefst negen regeringen waren. Ze waren allemaal instabiel en sommigen vielen omwille van explosies van woede door de bevolking. Dit zal niet anders zijn met het huidige regime. De regering van zogenaamde ‘nationale eenheid’ onder leiding van Youssef Chahed bestaat uit vier partijen, met een centrale rol voor Nidaa Tounes (in essentie een gerecycleerde versie van de vroegere partij van Ben Ali) en Ennahda (de rechtse islamistische partij die het land bestuurde tot in 2013). Beide partijen kennen interne crisissen en zijn gesplitst.

Nidaa Tounes is ook de partij van de president, Caid Essebsi, wiens zoon Hafedh partijvoorzitter is. Die laatste is de meest gehate figuur van Tunesië, gevolgd door de leider van Ennahda, Rached Ghannouchi. Peilingen geven aan dat tot 70% van de bevolking niet zal deelnemen aan de komende gemeenteraadsverkiezingen. Dit zegt veel over de onpopulariteit van het heersende establishment, wat nog versterkt werd door een herschikking van de regering waarmee vroegere directe medewerkers van Ben Ali terug opgevist werden.

Vorig jaar probeerde de regering het groeiende ongenoegen te counteren met een breed aangekondigde ‘campagne tegen corruptie.’ De corruptie is vandaag breder verspreid dan destijds onder Ben Ali. Vroeger werd het strak gecontroleerd en gecentraliseerd door de kringen rond de ex-dictator. Vandaag is corruptie overal aanwezig. De corruptie door de heersende elite was een belangrijke factor in de revolutie en de politici zijn zich daar bewust van. Deze anti-corruptiecampagne bestond uit enkele gemediatiseerde arrestaties van corrupte figuren die betrokken waren bij smokkelroutes. Maar de mensen denken niet dat de regering de kwestie ernstig zal aanpakken, zeker niet omdat de heersende partijen zelf aan de basis liggen van de compleet misnoemde ‘verzoeningswet’ waarmee corrupte figuren uit het regime van Ben Ali buiten vervolging werden gesteld. Deze wet werd in september vorig jaar goedgekeurd in het parlement.

Verraderlijke rol van de vakbondsleiders

De centrale leiders van de vakbondsfederatie Union Générale Tunisienne des Travailleurs (UGTT) hebben zich jammer genoeg erg medewerkend opgesteld tegenover de regering en de besparingsplannen. De recente beweging verplichtte de vakbondsleiding wel om minstens in woorden wat afstand te nemen. Doorheen 2017 waren alle gevestigde media vol lof voor vakbondsvoorzitter Noureddine Taboubi, die bij zijn verkiezing als voorzitter meteen duidelijk maakte dat hij voor een meer expliciete vorm van klassensamenwerking staat. De vakbondsleiders stelden zich op als ‘sociale adviseurs’ van de neoliberale regering en deden niets om de strijd ertegen voor te bereiden. Nu hebben de centrale vakbondsleiders het moeilijk om zich voor te stellen als deel van de strijd van de onderdrukten. De betogers wachtten niet op een signaal van de vakbondsleiders om de straat op te trekken. Gelukkig, anders hadden ze nog lang kunnen wachten.

De vakbondsleiders spreken zich uit tegen de gevallen van geweld en plundering. Dergelijke handelingen moeten zeker bestreden worden, maar de vakbondsleiders spelen in de kaart van de staat om deze een excuus te geven om de eisen van de beweging te discrediteren en repressief op te treden, ook tegen vreedzame actievoerders. Provocateurs en plunderaars moeten door de beweging geïsoleerd worden. De verantwoordelijkheid voor deze ontwikkelingen ligt ook bij dezelfde vakbondsleiders. Veel armen en vervreemde jongeren komen in het doodlopende straatje van wanhoopsacties omdat de vakbondsleiders hun werk niet doen en geen ernstige strijd voeren tegen de onaanvaardbare sociale omstandigheden waaronder de jongeren leven.

Als deze leiders niet bereid zijn om ernstige acties te ondernemen om de huidige beweging uit te breiden en te versterken, dan moeten ze vervangen worden door wie dit wel doet. Er is nood aan een sterke stakingsbeweging tegen de begroting waarbij dit voorbereid wordt door elke afdeling van de UGTT in heel het land. Het georganiseerd inzetten van de kracht van de arbeidersklasse heeft zeven jaar geleden het lot van Ben Ali bezegeld, het is dezelfde kracht waarmee nu een einde kan gemaakt worden aan diegenen die het economische beleid van het oude regime verderzetten.

De leiders van de linkse alliantie ‘Volksfront’ stellen terecht dat er nood is aan het opvoeren van de mobilisaties. Hun eis van ‘vervroegde verkiezingen’ daarentegen volstaat niet. We zijn in principe natuurlijk niet tegen verkiezingen die een einde maken aan het mandaat van deze regering. Maar op het hoogtepunt van de strijd oproepen tot verkiezingen, wijst op pogingen van de leiders van het ‘Volksfront’ om de strijd van onderuit in veiliger kanalen van de geïnstitutionaliseerde politiek te leiden. In 2013 hebben deze leiders op deze manier twee schitterende revolutionaire kansen verkwanseld.

Wij denken dat er nood is aan een sterk verenigd front van strijd waarin de activisten van ‘Fech Netannew’ samenkomen met arbeiders, syndicalisten, werklozenorganisaties en lokale groepen, politieke en sociale activisten, … om samen op georganiseerde en opbouwende wijze de strijd tegen de begroting te voeren, en daarmee ook tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor de begroting: de regering-Chahed.

De ervaring van de afgelopen zeven jaar toonde aan dat de beweging een eigen onafhankelijke politieke uitdrukking moet uitbouwen op basis van de eisen van de revolutie. Zoniet zal de kapitalistische heersende klasse er steeds in slagen om regeringen op de been te brengen die haar belangen dienen tegen die van de meerderheid van de bevolking in. Om te vermijden dat dit steeds opnieuw gebeurt, moeten we massale actiecomités opzetten in de bedrijven en de wijken om de beweging van onderuit op te bouwen, de politieke strijd te coördineren om de regering ten val te brengen en om de mogelijkheid van een revolutionaire regering voor te bereiden, een regering gevormd door democratisch verkozen vertegenwoordigers van de werkenden, kleine landbouwers en jongeren. Met een democratisch socialistisch beleid op basis van het publiek bezit van de banken, fabrieken, de grond van de huidige grootgrondbezitters en de diensten, kan een radicaal andere toekomst uitgebouwd worden.

We eisen:

  • Weg met de begroting – wij moeten niet betalen voor hun schulden
  • Intrekking van de prijsverhogingen: voor het behoud en uitbreiding van de subsidies, voor lonen en uitkeringen die aan de levensduurte beantwoorden
  • Onmiddellijke vrijlating van alle opgepakte activisten, stop de noodtoestand nu
  • Voor een reeks regionale algemene stakingen in voorbereiding van een nationale 24-urenstaking om de regering-Chahed ten val te brengen
  • Voor een uitgebreid plan van publieke investeringen in infrastructuur en de ontwikkeling van het binnenland, voor degelijke jobs aan goede lonen als antwoord op werkloosheid
  • Nationaliseer de banken, grote bedrijven en de grond van de huidige grootgrondbezitters. Nationalisatie onder democratische controle van de bevolking.
  • Voor een regering van de bevolking op basis van vertegenwoordigers van de werkenden, arme landbouwers en jongeren die democratisch verkozen zijn op de werkplaatsen, in de dorpen en in de wijken.

 

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie