Nouvelles Conquêtes – nog een gemiste kans voor de PS

De Parti Socialiste stevent de komende jaren ongetwijfeld af op een electorale afstraffing. Haar traditionele arbeidersachterban ruimt steeds meer plaats voor middengroepen. Toch blijft ze een belangrijke politieke factor en een kracht in de arbeidersbeweging, alleen al door haar geschiedenis en de band die ze heeft met het vakbondsapparaat van het FGTB. Net daarom heeft LSP op haar “Socialisme 2017”- weekend een werkgroep gewijd aan Di Rupo’s nieuw boek, Nouvelles Conquêtes (Nieuwe Veroveringen).

Artikel door Eric Byl

Op de spreker na had niet één van de ruim 40 aanwezigen, allemaal activisten in de arbeiders- en/of de studentenbeweging, het boek gelezen. Het was nochtans uitvoerig aan bod gekomen in de media en werd er voorgesteld als een draai naar links. Dat alleen al zegt veel over hoe geloofwaardig de PS nog ingeschat wordt. Wie toch nog gehoopt had dat de PS het over een andere boeg zou gooien, in het spoor van de nieuwe Britse Labour-voorzitter Jeremy Corbyn die niet eens vermeld wordt, komt bedrogen uit. Hoewel het geschreven werd in de nasleep van de schandalen rond Publifin en Samusocial, waaruit bleek dat een aanzienlijk aantal PS-bonzen al even inhalig zijn als veel CEO’s, leest men daarover geen woord. Meer nog, op wat cosmetische opmerkingen na, verdedigt Di Rupo er het integrale regeringsbeleid van de PS, ook de privatisering van de RTT (nu Proximus) die hij beweert daardoor gered te hebben. Dat de partij te ver is gegaan in haar zoeken naar compromissen en daardoor mee verantwoordelijk gehouden wordt voor de neoliberale afbraakpolitiek, leest men er niet. Di Rupo volhardt integendeel: “zonder compromis, zal rechts altijd winnen.”

Traditie van ‘ideeënwerven’

Nouvelles Conquêtes ambieerde nochtans het sluitstuk te worden van een grootse interne bevraging en herbronning op zogenaamde “ideeënwerven.” Dit soort oefeningen is een lange traditie in de arbeidersbeweging. De fusie in 1875 van de Algemene Duitse Arbeidersvereniging met de Sociaal Democratische Arbeiderspartij tot wat de Sociaal Democratische Partij van Duitsland zou worden, ging gepaard met het Programma van Gotha. Hoewel Marx en Engels ook toen al zeer kritisch waren over het hervormingsgezinde karakter ervan, was dat programma de uitdrukking van een opgaande fase van klassenstrijd. Al voor WOI telde de SPD meer dan 1 miljoen leden, 15.000 vrijgestelden, 90 dagbladen en 4,25 miljoen kiezers die 110 Bondsdagzetels opleverden. Het Programma van Gotha stond model voor o.a. de Belgische Werkliedenpartij (°1885). België werd in die periode het land van de “politieke stakingen” (voor stemrecht in 1886, 1892 en 1893). Die geradicaliseerde stemming vond haar uitdrukking in de beginselverklaring van de BWP, het Charter van Quaregnon (1894). Hoewel dat een mengelmoes werd van anarchistische, reformistische en marxistische invloeden, wordt erin gesteld dat de bronnen van rijkdom – de natuur en arbeidskracht – tot het patrimonium van de mensheid behoren. Dat patrimonium moet, aldus het Charter, sociaal nuttig besteed worden ten behoeve van het welzijn en de vrijheid van eenieder, hetgeen onverenigbaar is met het kapitalisme dat de maatschappij verdeelt in twee tegengestelde klassen.

Hoe diep die tegenstelling wel is, wordt geïllustreerd door het verbeten verzet van de heersende klasse tegen iedere verbetering van de omstandigheden van de arbeidersbeweging. Een programma wordt pas een kracht als het gedragen wordt door een beweging die bovendien overwinningen nodig heeft om voldoende kracht te genereren. Het vereiste de Russische Revolutie van oktober ’17 en dan de Duitse van november ’18 vooraleer de Belgische burgerij uit schrik om van de macht verdreven te worden, bereid werd bevonden tot aanzienlijke toegevingen: algemeen stemrecht voor mannen (1919), indexkoppeling van de lonen (1920), vrijheid van vereniging (1921), 8-urendag in een 48-urenweek (1921) en stakingen schrappen uit het strafrecht (1921). Geen woord daarover In Nouvelles Conquêtes, waar van klassenstrijd totaal geen sprake is. De enige plaats waar nog over arbeiders gesproken wordt, is de lange autobiografische inleiding waarin Di Rupo zijn afkomst uit een arm arbeidersgezin uitspeelt. Voor het overige lezen we over strijd enkel via citaten uit artikels en doctoraatsstudies van gerenommeerde universiteiten. Het lijkt wel alsof Di Rupo op de ideeënwerven van de PS geen enkele arbeider gezien of gesproken heeft. Dat arbeiders hun leven lieten, gebroodroofd en vervolgd werden, vermeldt hij niet, alle verworvenheden eist hij op als het werk van ‘de socialisten’.

Die ‘socialisten’ moesten nochtans meer dan eens bij de les gehouden worden door de arbeiders. Pas nadat de mijnwerkers in 1932 massaal in opstand kwamen, de Borinage door de rijkswacht was afgezet en jachtvliegtuigen door het luchtruim scheurden, besloot de BWP campagne te voeren voor het plan-De Man (1933) met de nationalisatie van grondstoffen en energie en een publiek kredietsysteem. Het plan was nog veraf van een socialistisch programma, maar het creëerde wel enthousiasme dat ongetwijfeld heeft bijgedragen aan de algemene staking van 1936. Er gingen toen 15 miljoen arbeidsdagen verloren en het leverde betaald verlof (6 dagen), een loonsverhoging (8%), een minimumloon en de 40-urenweek in een aantal industrietakken op. Na WOII nam het ABVV een beginselverklaring aan die ijvert voor een klasseloze maatschappij, de socialisatie van het bankwezen en de industrietrusts, en de buitenlandse handel onder publieke controle en leiding wil plaatsen. Op haar buitengewone congressen van ’54 en ’56 pleitte het ABVV voor structurele hervormingen, de nationalisatie van de mijnen, gas en elektriciteit, het onder publieke controle stellen van alle kredietinstellingen en een expansiepolitiek. Nog op het ideologisch congres van de BSP in 1974 werd het Charter van Quaregnon herbevestigd en gepleit voor een klasseloze maatschappij, een productie gericht op behoeften, een democratische planeconomie, de verplichte volledige tewerkstelling en voldoende inkomen, de soevereiniteit van het volk over de bezitters van de economische macht en een socialistische federatie van Europa.

De smeekbede van Di Rupo

Daarbij vergeleken stelt Nouvelles Conquêtes niets voor. Het is geen eisenplatform, maar een smeekbede. Het is niet gericht op het afdwingen van krachtsverhoudingen met de arbeidersbeweging, maar op het overtuigen van patroons om samen te bouwen aan een “sterk en dynamisch” Wallonië. De PVDA, toch de grote uitdager van de PS in het zuiden van het land, is het vermelden niet waard, net zomin als de oproep van Thierry Bodson, algemeen secretaris van het Waals ABVV, voor een progressieve meerderheid na de regionale verkiezingen in Wallonië. Di Rupo wil zo wellicht alle opties open houden en een mogelijk bondgenootschap met enkele “progressieve” patroons die een coalitie met de PVDA verafschuwen, niet beschadigen. Maar ook Di Rupo begrijpt dat hij iets in aanbod moet zetten: een veralgemeende sociale bonus waarbij eenieder die onder de armoedegrens zit recht zou hebben op een bijpassing, de individualisering van de uitkeringen, het inkorten van de wachttijd voor schoolverlaters en het herstel van de pensioenleeftijd op 65. Zijn voorstel van vierdagenweek zou niet verplicht worden, maar door overleg met patroons die daartoe bereid zijn, waarbij de kosten verhaald worden op de sociale zekerheid. De enige maatregel die ook de rijken zou doen bijdragen, is het voorstel om de belastingschalen toe te passen op  het globale inkomen. Voorts wil Di Rupo de afbetaling van de overheidsschuld meer afhankelijk maken van economische groei. Al het overige moet voor Di Rupo van Europa komen door een protocol op sociale vooruitgang, een Europees minimumloon van 60% van het mediaaninkomen, een fiscale convergentie en een Tobintaks. Waarom de sociaaldemocratie dat niet deed toen ze een ruime meerderheid had in Europa, daarop gaat hij niet in.

Is Di Rupo’s boek dan helemaal irrelevant? We vermoeden dat het binnen het Franstalige ABVV-apparaat op grote schaal circuleert. Een brochure van de CEPAG over de vierdagen 32-urenweek verheugt zich op het herleven van de discussie over arbeidsduurverkorting en citeert, om dat te onderlijnen, de voorstellen van PS, PTB, Ecolo en Défi, maar ook de patroon van Sonaca, de directeur van de luchthaven van Charleroi, de middenstandsorganisatie UCM en de liberale economist Colmant. Zonder het in zoveel woorden te zeggen, worden er illusies over Di Rupo’s methode om individuele patroons te overtuigen gepromoot. Di Rupo stelt nauwelijks directe eisen, al helemaal geen die het systeem in vraag stellen maar nochtans beantwoorden aan de concrete behoeften en biedt geen alternatief maatschappijmodel. Hij drukt enkel de overtuiging uit dat de historische ontwikkeling geleidelijk de patroons zal overtuigen van de noodzaak om via compromissen een sociale politiek te aanvaarden. Dat heel de geschiedenis juist aantoont dat de heersende klassen nooit op vrijwillige basis hun voorrechten hebben opgegeven, maar slechts ten gevolge van klassenstrijd en het opbouwen van krachtsverhoudingen… vindt hij achterhaald. De arbeidersbeweging, links en de echte socialisten moeten de zwakheden van Nouvelles Conquêtes aan de kaak stellen, maar tegelijk ook de weinige echte voorstellen aangrijpen om er heuse strijdpunten van te maken en een reële krachtsverhouding uit te bouwen waarmee we die ook kunnen afdwingen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie